Nagelaten gedichten
(1943)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend
[pagina 51]
| |
Verzen
| |
[pagina 53]
| |
Ik ben het eeuwig bed...aant.Ik ben het eeuwig bed, het eeuwig leêge
waar smart in zakt, die weêr in vreugde ontwaakt;
waar dronken drift, waar weelde en weemoed wegen;
waar woede als wil zijn moede sluiers slaakt.
Gij komt, gedachte, o zoon der zwaarste zorgen,
en zoekt in mij een hopelooze rust;
maar rijz' de dag: gij rijst te milden morgen,
en reeds heeft zoel uw mond de zon gekust.
Herberg van spijt en troost, waar hope diende
en treurnis als een trouwe lampe wenkt;
weldra vergeten van de vroomste vrienden,
en die geen vrees, genezen, nog gedenkt...
O spijtig hart en stadig'-onbeloonde
dat nimmer durend leed of liefde omsloot,
- gij waart het bed waar woelig leven woonde:
nooit wordt gij 't graf van duurzaam-zoelen dood.
|
|