Nagelaten gedichten
(1943)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend
[pagina 43]
| |
'k Hadde u gewijd...aant.'k Hadde u gewijd mijn meest geliefde logen;
'k hadde u mijn eêlste' en schoonsten schijn gewijd;
en, zéker meer dan gij van schroom bewogen,
o gij die duister en die zuiver zijt,
hadde mijn vrees, bij 't vragen uwer oogen,
hadde mijn wroegend kommeren gewogen
in 't smeeken van mijn teederheid.
De vrome wanen die mijn brein bewonen;
de spijt'ge vreugd van een verleden jaar;
en mijn arm hopen, welk'ge roze-krone
wier dalend-trage blaêren 'k zorglijk gaêr:
'k hadde u vertrouwd dees mijne liefde-zonen,
- vervreemde kindren die mijn plegen loonen
met wendend oog en weer-gebaar.
'k Hadde u getoond de duister-rijke schrijnen
van de oude weelden die 't gedenken heelt
en, onder 't kleed van drift en trots en pijnen,
gelijk een stervens-moeden vogel streelt.
En 'k hadde in u, waar mij zou tegen-schijnen
uw blik, en door uw borst verlangen deinen,
herkend 't vergeten eigen-beeld.
| |
[pagina 44]
| |
En 'k hadde u, late troost... Maar neen: vergéten
is 't eenig heul voor wie door de' avond schrijdt,
en die den mantel van zijn stugge weten
voor de onvermijdb're reis ter schoudren smijt.
- Wat bate nog, dat hij bemind zich wete?:
hem Egt zijn schaâuw voor de oogen uitgemeten,
ál ijler waar de nacht hem beidt.
Want hij die minde en de eigen min zag tanen;
hij die zelfs smart niets dan een vreugde weet;
hij die, de will'ge meester van zijn wanen,
zijn eigen trots-gestalte aan stukken smeet:
hem leid' geen nuk door nieuwe liefde-lanen,
waar dorre blaêren aan zijn voeten manen
dat iedre stap wat jeugd vertreedt...
Ga heen dan, kind, ga heen; en wat gebeure,
en loos geen zucht, en laat geen traan om mij...
o Kinder-min, o roos, vergaande geuren
die 'k in vergetelheid te drogen lei...
- En, leidde uw leve' u ooit langs de oude deure:
en sta, mijn kind, waar smeekend oog mocht treuren;
sluit de ooge', en ga mijn blik voorbij.
|
|