Nagelaten gedichten
(1943)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend
[pagina 41]
| |
Want neen: geen spijt'ge doem...aant.Want neen: geen spijt'ge doem om wat het heiligst is:
de woel'ge vlam der daad; de kilte van 't begeeren.
Slechts op gekénde spijs kan deugdelijk men teren;
men smaakt geen schoonheid dan in de eigen droefenis.
Hoor hoe van elk geluid wel tien geluide' ontwaken;
weet hoe ge van één woord een weelde wekken kunt.
Vergeet uwe armoê; neen: denk dat u werd gegund,
uwe armoede, als een kruik waarin ge uw dorst moogt smaken.
Want hoe gij wenschen moogt u-zelf te ontsnappen, om
in ondoorgrondbren waan een wereld te bevatten:
gij kent de werklijkheid onopgediepter schatten
aan 't schaemle schoon alleen van 't innigst heiligdom.
Wil dan berusten in uw kleinheid; wil gedenken
dat gij geen weten dan uw kleinheid zijt bestemd,
en dan misschien, wanneer ge uw needrigheid omklemt
met de échtste liefde, Dood en God u zullen wenken.
|
|