Nagelaten gedichten
(1943)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend
[pagina 40]
| |
Eenvoudige arbeid...aant.Eenvoudige arbeid, als een brood dat geurt en blankt...
- Gij die, waar ge om het vroomst geluk geen god en dankt,
verlatenheid betaalt met een te late boete:
het schoone koren aart onnoozel aan uw voeten;
er is een paard dat neigt, maar trekt; er is een os
die trekt; van duizend nijvre vooglen ruischt het bosch;
en als gij, straks, vol wrok om opgekropt negeeren,
maar nóg te trotsch voor de eedle biecht, naar huis zult keeren:
zie, daar staat uwe vrouw in zorge en derenis
om uw vreemd leed, dat door geen min te weren is,
gij, bittre, die u zelven bant uit de' eigen vrede...
- Weêr is een dag van vrome weelde wrang verleden.
Het schoone koren aarde onnoozel; ieder deed
in onbewuste vreugd zijn doening, waar ge schreedt.
Maar gij, die lijdt en rouwt om al te zeker weten;
gij, die in luidste vreugd geen lijden kunt vergeten
en in het lijden éerst een schampre vreugd belijdt:
gij walgt voor de' eêlen troost van schaemlen arrebeid,
te trosch nóg in het leed der machtelooze boete...
- En de ándren oogsten 't graan dat aart vóor uwe voeten.
|
|