Nederduitsche spraakkunst.
Eerste deel. Over de spelling.
Eerste hoofdstuk. A. Over de letteren van het Nederduitsche
ABÉ in het algemeen.
§. 1.
Alle woorden laten zich in zekere eenvoudige bestanddeelen oplossen,
welke den naam van letteren dragen; en deze letteren zijn teekenen van
de enkele klanken der woorden, welke in eenige taal gebruikt worden.
§. 2. Gemeenlijk brengt men het getal van zoodanige teekenen in
onze taal, tot zes en twintig, schoon wij, tot het schrijven van echt
Nederduitsche woorden, niet meer dan twee en twintig behoeven, als: A, B, C (in
ch) D, E, F, G, (H) I, K, L, M, N, O, P, R, S, T, U, V, W, Z; kunnende
de overige vier, C (op zich zelve staande,) Q, X, en Y als vreemde letteren
beschouwd worden.