De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 666]
| |
Maeghdepalm
| |
[pagina 667]
| |
Maeghdepalm.Weinigen heeft Godt gegeven
Al wat hart en oogh bekoort,
In de lente van haer leven,Ga naar voetnoot3
Af te snijden: 't eeuwigh Woort
5[regelnummer]
JESUS rechte hant te trouwen;Ga naar voetnoot5
Hem te volgen onder 't kruis,
Zonder omzien, en berouwen,
Stil, gehoorzaem, arm en kuisch:
's Nachts te bidden, en te waecken
10[regelnummer]
Op den bergh: geen leckernyGa naar voetnoot10
Met de kiesche tong te smaecken:Ga naar voetnoot11
Altijt godtgetroost, en bly,
Opgetogen met gedachtenGa naar voetnoot13
In het hemelsch heilighdom,
15[regelnummer]
Vol betrouwen in te wachtenGa naar voetnoot15
Aller zielen bruidegom:
Zulck een lot, het hooghst' van allen,
Zulck een kostelijck kleenoot
Is nu ANNA toegevallen,
20[regelnummer]
Uit des hemels rijcken schoot.
Cherubijnen, Serafijnen
Daelen om het staetigh feest
Van dees jongkvrouw t'overschijnen,Ga naar voetnoot23
Daerze, rustigh, bly van geest,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Op het spoor van Sinte Klaere,Ga naar voetnoot25
Naer Franciskus strengen stijl,Ga naar voetnoot26
Aenkomt treden ten altaere,
Als met eenen minnepijl
Van om hoogh in 't hart geschoten.
30[regelnummer]
Zoo verlaet de schoone maeght
Op de harpsnaer onverdrotenGa naar voetnoot31
| |
[pagina 668]
| |
's Vaders huis. haer yver draeght
Lijf en ziel op aen den geenen
Dienze mint, en hy bemint
35[regelnummer]
Die van haere kintsche beenenGa naar voetnoot35
't Heillicht volght, zoo ras zy 't vint.
Al de weerelt jaeght naer schatten,
Vlamt op wellust, eer, en staet:Ga naar voetnoot38
ANNA laet de goutzucht vatten
40[regelnummer]
Naer het goet, dat haest vergaet:Ga naar voetnoot39-40
Zy, uit goddelijcken bloede
Weêrgeboren, als Godts zaet,Ga naar voetnoot42
Kust den mont der arremoede.Ga naar voetnoot43
Zuster ANNA, gy verlaet
45[regelnummer]
Alles om alleen te winnen
't Waertste goet, het eenigh Al.
Uwe schoonheit blinckt van binnen.
Gy verkiest een' armen stal
Met d'ootmoedige Marye,
50[regelnummer]
Kiest een kribbe, een stroien bedt.
Christus is uw hoovaerdye.Ga naar voetnoot51
Wat u hindert en belet
In de loopbaen, onder 't rennen
Naer den opgehangen prijs,
55[regelnummer]
Als met aengeschote pennen,Ga naar voetnoot55
Smijt gy van u, kloeck, en wijs.
Gy verwacht, als uw genooten,
Opgeschort, met brandend licht,Ga naar voetnoot58
Ingetogen, opgesloten,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Uwen bruidegom, en stichtGa naar voetnoot57-60
Door den spiegel van uw leven
Andren, die, noch zwack en teêr,
Zulck een kracht niet is gegeven:
Christus kruis is uw geweer,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
En uw wapen, om te stryen
Tegens weerelt, vleesch, en bloet.
Uw godtvruchtige getyenGa naar voetnoot67
Onderhouden 't graêgh gemoedt,Ga naar voetnoot68
| |
[pagina 669]
| |
Als met manna, dat van boven,
70[regelnummer]
Onder 't vasten, u versterckt,
Om den Oppersten te loven,
Die dit wonder in u werckt.
Snedigh weet gy t'onderscheidenGa naar voetnoot73
Godts geboden van Godts raet,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Die u, als een hant, komt leiden
Naer een hooger trap, den staet
Van 't volkomen, onbeslommert,Ga naar voetnoot77
Vry van huiszorge, aerdschen last,
Daer zich Marta me bekommert,
80[regelnummer]
Gy met haere zuster vast,Ga naar voetnoot80
Voor Godts voeten neêrgebogen,
't Allerbeste deel verkiest,Ga naar voetnoot78-82
Dat geen vloeck, noch helsch vermogenGa naar voetnoot83
U berooft, hoe fel het briescht.
85[regelnummer]
Wilt gy in de renbaen loopen
Naer 't volkomen, sprack Godts zoon,Ga naar voetnoot86
Pas uw have te verkoopen:Ga naar voetnoot87
Deelze aen armen: volghme: uw kroon
Zult gy in den hemel erven:Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Maer de jongelingk, vol smert,
Kon zich niet hierin versterven.Ga naar voetnoot85-91Ga naar voetnoot91
Christus raet viel hem te hardt,
Om zijn' eigen wil te passenGa naar voetnoot93
Op de leest van 's hemels raet:
95[regelnummer]
Gy, hem over 't hooft gewassen,
Volght de les, die hy versmaet.
Stockoude Anna, die Godts tempelGa naar voetnoot97
Nacht en dagh bewaerde, en badt,Ga naar voetnoot98
Nimmer over Arons drempelGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
Om een lucht naer buiten tradt,Ga naar voetnoot100
Hoort uw jeught, zoo vroegh te koore,Ga naar voetnoot101
Galmen rollen door den boogh,Ga naar voetnoot102
| |
[pagina 670]
| |
Dat het in der Englen oore
Klinckt, daer zy u van om hoogh
105[regelnummer]
Groet in 't midden van de Nonnen,
Van de maeghden, vry van smet,
Die de weerelt overwonnen,
En het Lam, op zijnen tret,
Volgen, waer het haer wil leiden.
110[regelnummer]
Kon Sint Jan in wildernis,Ga naar voetnoot110
Vrolijck, eenzaem, afgescheiden,
Weigren 's konings gunst, en disch,
Hoofsche pracht, en zijde kleeren,
Met zijn kemels huit vernoeght,
115[regelnummer]
Op wat wilden honigh teeren,
Daer men zaeit, noch maeit, noch ploeght;Ga naar voetnoot116
Zou Godts dienstmaeght dan ontzeggenGa naar voetnoot117
't Niniveesche hairenkleet,Ga naar voetnoot118
Op een bulster neêr te leggen;Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Met Elias, Godts Profeet,Ga naar voetnoot120
En met Christus veertigh dagen
Spijs t'ontbeeren, voor zoo veelGa naar voetnoot121-122
Haere teêrheit kan verdraegen?
Zou de lust van lijf en keel
125[regelnummer]
Meer vermogen dan de lusten
Van de ziele? ay, wie wil niet
Op den bergh van Tabor rusten,
Daer men JESUS klaerheit ziet,Ga naar voetnoot126-128
En bespiegelt? dat aenschouwen
130[regelnummer]
Is wat anders dan een blickGa naar voetnoot130
Van vermaeck, daer 't naberouwen
Flux op volght met smert en schrick.
Zoo gelijckt men Rechabs zoonen
Die, op 't vaderlijck gebodt,
135[regelnummer]
Slechts een arme hut bewoonen;
Wijn ontbeeren, en by Godt
Zoo gezien zijn, en gezegent,
Dat hy Rechabs afkomst spaert,
Als zijn gramschap plaegen regent,
140[regelnummer]
't Lant verwoest met vier en zwaert.Ga naar voetnoot133-140
| |
[pagina 671]
| |
Dit zijn zuivre bybelspreucken.
Wie dit menschevonden schelt,Ga naar voetnoot142
Moet Godts zuiver bladt eerst kreucken.Ga naar voetnoot143
Dit 's het blancke Lelivelt,Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Ons getoont in 't Euangeli.
Salomon, in al zijn pracht,
Magh 't niet haelen by een LeliGa naar voetnoot147
Van dit maeghdelijck geslacht.Ga naar voetnoot146-48
Sinaes wet is onvolkomenGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
By de wet, die hooger draeftGa naar voetnoot150
In een ziel, die, opgenomen
Binnen Sion, rijck begaeft,Ga naar voetnoot152
Overvloeit in alle dingen.
Zy vermagh het al door een.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Eigenzinnigheit te dwingen,Ga naar voetnoot155
Evaes slang met voeten treên,Ga naar voetnoot156
Die het oogh door guichleryenGa naar voetnoot157
Aenlockt tot een snoot genot;Ga naar voetnoot158
Godt ter liefde, zich besnyen,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Zonder nootwet, en gebodt,Ga naar voetnoot160
Passen Christensche Amazonen,Ga naar voetnoot161
Schuw van 't mannelijck geslacht.
Dichters, stelt uw cytertoonen:
Spant uw snaeren uit haer kracht.Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Volght de maeghdelijcke standers,
d'Overwinsters van haer' lust,
Moediger dan Alexanders.
Alexanders sabel rust
Eer de weerelt is gewonnen,
170[regelnummer]
Eer de helt zich zelf verwint:
d'Oorlogh van mijn Kloosternonnen
Van zich zelve eerst streng begint.Ga naar voetnoot168-72
't Eilant van geen zeven voetenGa naar voetnoot173
| |
[pagina 672]
| |
Zich bemaghtigen, is meer
175[regelnummer]
Dan al 't aerdtrijck om te wroeten
Met den degen, en de speer.
'k Zie de loutre zielen keerenGa naar voetnoot177
Uit dien slagh, en, boven 't zwerck,
In de starren triomfeeren,
180[regelnummer]
Ingehaelt van al de Kerck,Ga naar voetnoot180
Alle Heiligen, en geesten.Ga naar voetnoot181
'k Hoorze zingen aen den rey,Ga naar voetnoot182
Op onendelijcke feesten,
't Nieuwe liet, op fluit, schalmey,Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Harp, en snaer, en schuiftrompetten,
En bekranst met maeghdepalm,
Aen geduurige bancketten,Ga naar voetnoot187
In sneeuwit gewaet, den galmGa naar voetnoot188
Van dien gouden tempel wecken;
190[regelnummer]
Daer heur zon noch maen verlicht,Ga naar voetnoot190
Geene schaduwen bedecken;
Maer Godts heilrijck aengezicht
Zalight zijn gekruiste bende.Ga naar voetnoot193
Godt is 't Kloosterslot en
ENDE.
J. v. Vondel.
|
|