[OP JOAN MAURITS], blz. 692.
Het door C. van Dalen Jr. gegraveerde portret van Johan Maurits met Vondels gedicht daaronder komt ook voor als titelprent in de tweede uitgave van Pierre Post, Les Ouvrages d'Architecture, Leide 1715; maar niet in de eerste uitgave van 1659.
OP DE HISTORISCHILDERYEN, blz. 723.
De stof voor deze schilderijen was aangegeven door Burgemeester Cornelis de Graeff, zie deel 6, blz. 89.
JEPTHA, blz. 769.
In de drukken die Koopmans in de uitgave-Terwey bezorgde, speelt de Hofmeester in het vierde bedrijf een belangrijker rol. Aan hem worden toegewezen vs. 1439-1460, vs. 1527 en vs. 1532-1536. (In verband daarmee staat in vs. 1528 niet Hofpriester, maar Hofmeester).
Doch alleen in Unger: Bibl. nr. 598, in 1697, dus na Vondels dood verschenen, worden vs. 1532-1536 aan de Hofmeester in de mond gelegd. De andere rolveranderingen komen in geen enkele uitgave voor.
OP G. FLINKS SCHILDERY VAN VENUS EN KUPIDO, DOOR KORNELIS VAN DALEN DEN JONGEN GESNEDEN, blz. 942.
Bij dit gedicht behoort de afbeelding, door Unger abusievelijk geplaatst bij het gedicht Op Venus en Cupido, door G. Flinck geschildert (Unger 1657-1660, blz. 355).
OP DE STANTVASTIGHEIT VAN KONING FREDERICK EN ZYN GETROUWE BURGERY TE KOPPENHAGEN. (Zie Unger: Bibl., blz. 209.) is hier niet opgenomen. Men vergelijke dit gedicht in Hollantsche Parnas, blz. 136, met het gedicht op blz. 100 van dezelfde uitgave, dat gewijd is aan Karel van Mander, door Jan Vos. Het eerstgenoemde zal ook geadresseerd zijn aan dezelfde en is ondertekend J.V.; dat is wel Jan Vos. Ook komt het in de Bladwijzer van de Hollantsche Parnas niet voor in de afzonderlike lijst der gedichten van Vondel, en Vondel ondertekent in deze bundel nooit anders dan J. V. Vondel. Brandt heeft zich in 1682 vergist, toen hij dit gedicht opnam (Poëzy 1682 II, blz. 584).