De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

[p. 218]

Op d'afbeeldinge van den kunstrycken Heere Abraham van Diepebeeck.aant.aant.aant.^*

Dus tekende ABRAHAM zich zelven naer het leven.

Wy kennen hant en geest aen ommetreck en streeck.²

Zy vloeien even ryck, gelyck een DIEPEBEECK.

't Welschicken, van Natuur aen weinigen gegeven,⁴

Is 't vrye velt, waer in hy weit met zyn penseel.⁵

De vont van 's mans vernuft ontziet geen zonnestralen,⁶
Noch zelf Apelles oogh, in kercken en in zalen.⁷

Laet tuigen print en doeck, en koorglas en panneel.⁸

J. v. Vondel.

* Van 1656. Volgens de tekst in Vondel's handschrift (afgebeeld en toegelicht in de Aantekeningen). Abraham van Diepebeeck (1596-1675) was voornamelik glasschilder en werd als zodanig ingeschreven in het Sint Lucas-gilde te Antwerpen, waarvan hij sinds 1641 deken was. Hij schilderde als leerling van Rubens ook mythologiese onderwerpen. Het bijschrift is waarschijnlik gemaakt bij het geschilderde zelfportret.

2 ommetreck: tekening; streeck: penseelstreek.

4 't Welschicken: de kunst van compositie; van: door.

5 weit: zich vrij beweegt.

6 vont: vondst; zonnestralen: het heldere licht dat in zijn glasschildering gebreken zou kunnen tonen.

7 zelf: zelfs. Met Apelles is niet zozeer de schilder als de deskundige bedoeld.

8 print: gravure; koorglas: geschilderd kerkraam in het koor.