De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 856]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 857]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Titelprent der eerste uitgave
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 858]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inwydinge Van 't Stadthuis t'Amsterdam.Toegeigent Den E.E. Heeren Burgemeesteren en Regeerderen der zelve Stede. t'AMSTERDAM, by Thomas Fontein, Voor de Weduwe van ABRAHAM de WEES, op den Middeldam, in het Nieuwe Testament. Ao CIƆ IƆ LV. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 859]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inwydinge Van Het Stadthuis t'Amsterdam.Ga naar voetnoot*Gelijck nu d'ackerman de zeissen slaet in d'airen,Ga naar voetnootvs. 1
En heenstreeft, door een zee van gout en goude baren,Ga naar voetnoot2
Zoo weckt ons Amsterdam, door overvloet van stof,
Om in den vruchtbren oeghst van zijnen rycken lofGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Te weiden met de penne, en vrolijck in te wyenGa naar voetnoot5
De hoogtijdt van 't Stadthuis en burgerheerschappyen,Ga naar voetnoot6
Met een de jaermerckt, die, met haeren open schoot,Ga naar voetnoot7
Alle omgelege steên en bontgenooten noodtGa naar voetnoot8
Op 't heerelijck bancket van allerhande gading,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Die 't nimmer zat gezicht genoegen en verzadingGa naar voetnoot10
Belooft, door zoo veel schat, gerief, verscheidenheên,Ga naar voetnoot11
Als kunst en hantwerck hier nu stapelen op een.
Dat zoo veel duizenden, als sterck ter poorte indringen,Ga naar voetnoot13
Zich spoeden naer den Dam, om 't wyfeest in te zingen,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
In 't midden van ons vloên, den Amstel en het Y,Ga naar voetnoot15
Met al de burgerjeught van d'oude en nieuwe Zy,Ga naar voetnoot16
Op 't heldere geklanck der zilvere trompetten,
Het dondren van kortouwe, en maetklanck van musketten,Ga naar voetnoot18
Het vliegen van de vaene, en luid triomfgeschal;
20[regelnummer]
Terwijl elck element van blyschap juichen zal,Ga naar voetnoot20
De hemel huppelen, en alle starretranssenGa naar voetnoot21
In 't ronde, als hant aen hant, rontom ons Raethuis danssen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 860]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Bruit, daer 't al om danst, en die, zoo fier en ryck,Ga naar voetnoot23
Op haeren schoonsten dagh en 't kussen, zit te pryck.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
De Leeuw des hemels schynt de hooftstadt van de landen,Ga naar voetnoot25
Wiens schilt gehanthaeft wort van leeuwen, onder 't brandenGa naar voetnoot26
Te zeegnen, met een lucht, uit zyne keel gestort,
Te maetigen zyn vier, om frisch en onverdort,
De graftlaen en het loof der boomen te bewaeren.Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
De straelen van zyn maene en glinsterende hairenGa naar voetnoot30
En oogen steecken niet zoo vinnigh op ons hooft;
Als had hy dezen dagh en zyn triomf belooft
Een koele lentezon: want dit gestarnt, by vlaegen,
Den geest verstickende, door 't gloên der heetste dagen
35[regelnummer]
En weecken, koestert nu den zanglust, en de Min,
En Oegstmaent gaet met lust, gelijck de Maymaent, in.Ga naar voetnoot36
Ghy Heeren, die de Stadt, gelyck vier hooftpylaeren,Ga naar voetnoot37
Met raet en wysheit stut, in 't rypste van uw jaeren,
Grootachtbre Vryheer GRAEF, en Ridder MAERSEVEEN,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Oprechte telgh van POL, en SPIEGEL, die 't GemeenGa naar voetnoot40
Ten burgerspiegel streckt, gewaerdight ons gezangenGa naar voetnoot41
Te hooren, daer 't muzyck uw' intre zal ontfangenGa naar voetnoot42
Met blyschap op den stoel, en 't eerlyck wapenkruis;
Uw burgermeesterschap het ingewyt Stehuis
45[regelnummer]
Vercieren, meer dan kunst, besteet aen witte marmers;Ga naar voetnoot44-45Ga naar voetnoot45
En d'oude burgery haer hoofden en beschermers
Begroeten, uit den drang, van overal vergaêrt.Ga naar voetnoot47
De burgervaders zyn met recht alle eere waert.
De zwackheit van den mensch behoeft gestut te worden
50[regelnummer]
Door loon, en straf, dit eischt gezagh, en wettige orden:Ga naar voetnoot50
Gezagh en orden melt terstont het onderscheitGa naar voetnoot51
Van volck en burgerye en 't ampt der Overheit:Ga naar voetnoot52
Het ampt vereischt een plaets, en huis, hier toe gekoren,
Ten dienst der stede; aldus wort hier 't Stehuis geboren,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Uit een nootwendigheit, tot heil van 's burgers Staet.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 861]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stadthuizen dienen dan alom ten toeverlaet
En vryborgh van het volck, dat, vry van alle zorgen,Ga naar voetnoot57
Gerust zyn' handel dryft, en heenslaept op die borgen,Ga naar voetnoot58
Het oogh der Vaderen, dat voor de kindren waeckt,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
En toeziet, eer de storm de poorte en wal genaeckt.Ga naar voetnoot60
Dus lydt het volck geen' last van schipbreucke, in 't verheffenGa naar voetnoot61
Der oorloghsbuien, die de burgerstaeten treffen,
En storten in den gront, ten zy 't de hemel schutt',
Die Heeren hanthaeft, en door zulcke pylers stut
65[regelnummer]
Veel duizent huizen, als in een Stehuis gesloten,Ga naar voetnoot65
Het hart van al de stadt en trouwe stadtgenooten,
Die 't hart bedancken, voor zyn' levendigen gloet;Ga naar voetnoot67
Terwijl het al de leên der burgerye voedt,
In 't leven onderhoudt, veel honderden van jaeren.
70[regelnummer]
Zoo staet Venedigh pal, in 't midden van de baren,Ga naar voetnoot70
Als een metaele rots, na twalef eeuwen tijdts,
Bestreden van de pest, en dierte, en zoo veel stryts,Ga naar voetnoot72
Gestreden met den Turck, en 't huis der Ottomannen
En Vorsten, tegens 't Recht der vryheit ingespannen.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Zoo blinckt de stadt, myn wiegh, gebouwt van Agrippijn,Ga naar voetnoot75
Gelijck een halve maene, op d'oevers van den Rijn,
Na zestienhondert jaer, en toont haer lauwerieren,
Gestrickt in 't vreverbont met d'oude Batavieren.Ga naar voetnoot78
Aldus stont Rome vast, schier zes paer eeuwen lang,
80[regelnummer]
Eer 't Noorden met zyn byl, by haeren ondergang,Ga naar voetnoot80
In 't ommewroeten groeide, en 't sloopen der gebouwen,Ga naar voetnoot81
Gewortelt al te diep, te hardt om uit te houwen.Ga naar voetnoot82
Al hanthaeft d'oppermaght, in oorloge, en gewelt,
De steden, eeuw op eeuw, haer paelen zijn gestelt,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Haer oude stuit in 't endt, gelijck des menschen leven.Ga naar voetnoot85
Wat menschen bouwen, wort geene eeuwigheit gegeven.Ga naar voetnoot86
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 862]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 863]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plattegrond van het stadhuis te AmsterdamVERKLARING DER CIJFERS:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 864]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie iet geduurzaems zoeckt, die heff' zyn hart om hoogh.Ga naar voetnoot87
Men kan niet zekers hier beschieten met ons oogh.Ga naar voetnoot88
Hoe 't Raethuis by het hart met reden wort geleecken,
90[regelnummer]
Waernaer de vyanden der burgervryheit steecken
Met heimelyck geweer, en laegen, en verraet,Ga naar voetnoot91
Of inbreuck van de poorte, uit openbaeren haet;Ga naar voetnoot92
Dat bleeck, toen Beuckels rot haer moedernaeckte waerheit,Ga naar voetnoot93
Het licht der logentaele, als een herbore klaerheit,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Wou planten op den Dam, ten trots van 't wapenkruis;Ga naar voetnoot95
Gelyck de Schilderkunst, op 't afgebrant Stadthuis,Ga naar voetnoot96
Getuighde menigh jaer: dat bleeck, toen d'eerste GallenGa naar voetnoot97
Na'et winnen van de Stadt, noch zochten t'overvallenGa naar voetnoot98
Het Roomsche Kapitool, beletter van hun kans;
100[regelnummer]
Daer Manlius zoo braef, gewaerschuwt van de gans,Ga naar voetnoot100
En haer verbaest geschal, het burgerrecht verweerde,Ga naar voetnoot101
Door 't overschot des volcks, en Brennus heirkracht keerde,
Die, zeven maenden langk, verrijckt door roof en buit,
Most slaecken zijnen roof, op 't Kapitool gestuit.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Gelyck Heer Gysbrechts stadt van visschers is begonnen,Ga naar voetnoot105
Door haer gelegentheit, en na heeft aengewonnen,Ga naar voetnoot106
Zoo wert haer Raethuis oock tot driewerf weêr verzet.
Het eerste stont daer 't Y zich uitstreckt in zijn bedt,Ga naar voetnoot108
Met biezen riet en helm geboort, van wederzijde;
110[regelnummer]
Daer d'Aemstelheer, van outs, de zeekapelle wydde,Ga naar voetnoot110
Ter eere van Godts Helt, Sint Olof, die zijn' troonGa naar voetnoot111
In 't Noorden had gebouwt, en wien de martelkroon
Met recht wert toegekeurt: want toen hy onder d'IerenGa naar voetnoot113
Tot kennis quam van Godt en Christus kruisbanieren,
115[regelnummer]
En in Nieuw Megen sprack d'orakels van Godts mont,Ga naar voetnoot115
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 865]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Liet hy zich Kerstenen, en wasschen op de vont,Ga naar voetnoot116
Van 't heiloos Heidensch slym. dus zuiver, en herboren,Ga naar voetnoot117
Zocht hy Godts dienst en Kruis te planten by zijn Nooren,
En, die een Koning was, verkondighde het licht,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Waer voor de zon en maen en steile Noortstar zwicht.Ga naar voetnoot120
De maght der afgoôn raest, en, als een stroom gedreven,Ga naar voetnoot121
Bejegent hem in 't velt, daer hy getroost zijn levenGa naar voetnoot122
En kroon ten beste schenckt aen Christus kruisaltaer,Ga naar voetnoot123
Geheilight door het bloet van zulck een' martelaer.
125[regelnummer]
Het tweede Raethuis stont, daer nu de kant gesleetenGa naar voetnoot125
Wort van het waterrack, dat, naer den Dam geheeten,Ga naar voetnoot126
Allengs ten Zuiden, van het Y, te rugge springt,
Tot daer de middensluis en duicker 't water dwingt,Ga naar voetnoot128
Of weder uitgiet, als de stercke wint van 't Zuien
130[regelnummer]
Den Aemstel viert den toom, en afjaeght met zijn buien;Ga naar voetnoot130
Gelijck de stroomen staen ten dienst van weêr en wint,Ga naar voetnoot131
Naer dat der winden Vorst hem uitlaet, en ontbint.Ga naar voetnoot132
Men zagh de derdemael het Raethuis weêr verrezen,
Als of Natuur den gront had met haer hant gewezen,
135[regelnummer]
Daer Kalverstraet en Dijck noch uitzien naer den Dam,Ga naar voetnoot135
En reicken aen de merckt, daer 't Sticht ter merreckt quam,
De Goier, Aemstelaer, de Veene- en -Waterlander.Ga naar voetnoot137
Zy staplen vrucht en vee en zuivel op elckander,
Gevogelte, en gewas, en wat de nootdruft eischt,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Ter liefde van 't gewin, daer 't al om draeft, en reist,
En vlet, en vaert, en woelt; terwijl de burgeryen,Ga naar voetnoot141
Van d'eene aen d'andre weeck, by deze merckt gedyen,Ga naar voetnoot142
En kelder en schappra, met opgepropten schoot,Ga naar voetnoot143
Bezorgen, als de mier haer hol, voor hongers noot.Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
De Koning van de Stadt, wiens kruin 't gewelt zou tergen:Ga naar voetnoot145
Verkoos Tarpeius bergh alleen, uit zeven bergen,Ga naar voetnoot146
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 866]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Omtrent den Tiberstroom, en zijne waterkolck,
Om daer den adelaer en stoel van 't strijtbre volck,
Als op den vryburgh van 't Gemeene best, te planten,
150[regelnummer]
Dat tegens al de maght der weerelt zich zou kanten.
Dus rees het Kapitool, op dezen steenen bult,Ga naar voetnoot151
Van Romulus met riet gedeckt, en na vergult,Ga naar voetnoot152
Gelijck een gouden bergh, om, in het onderdaelen
En opstaen van de zon, de zon ten trots te praelen;Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Een eer, waer voor de bergh den vader Numa danckt,
Zoo lang 't Romainsch gebiet, dat nimmer zackt, noch schranckt,Ga naar voetnoot156
Maer op zijn wyze duurt, de weerelt zal verduuren;Ga naar voetnoot157
Terwijl de Noortsche byl en heirschap Remus muurenGa naar voetnoot158
En menigh trots gevaert, gelijck een steenrotsduin,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Noch noit begraven kon, in 't omgewroete puin.
De Raeden van de Stadt vier van hun leden zetten,Ga naar voetnoot161
Graef, Wavren, Maerseveen, en Geelvinck, om te lettenGa naar voetnoot162
Op 't voorgebeelde ontworp van 't Raethuis, wijs en rijpGa naar voetnoot163
Beraetslaeght, en bepaelt in zyn vereischt begryp,Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Bespiegelt door en door, in 't oogh der TrezoorierenGa naar voetnoot165
En Burgermeesteren, tot dat uit meer papierenGa naar voetnoot166
De waertste tekeninge, en d'eelste niet ontbrack,Ga naar voetnoot167
Waeraen de breede Raet in 't endt zijn zegel stack.Ga naar voetnoot168
De Raet van Amsterdam verkoos, met rijpe reden,
170[regelnummer]
De plaets van 't out Stadthuis, nu moede, en afgereden,Ga naar voetnoot170
Van hoogen ouderdom, en arbeit, zorge, en last;
Als 't midden van de stadt, het hart in 't lichaem, past,Ga naar voetnoot172
Gestut van wederzy met heur vermaerde stroomen,
Om af en aen in zee, of aen den Ryn te komen,
175[regelnummer]
En Schelt, en Wael, en Maes, buurinnen van den Ryn,
Verheerlijckt door de steên, waer van zy voesters zijn.Ga naar voetnoot176
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 867]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier keert ons trots gevaert zyn aenschijn naer het Oosten,
Den opgang van de zon, die d'aerde komt vertroosten,
Verquicken met haer' glans, waer naer elx oogh verlangt.
180[regelnummer]
De slincke vleugel deckt de Noortzijde, en ontfangt
Den offer uit der zee; de rechte deckt den zegenGa naar voetnoot180-81
Van Beurze en vliet, van wien dees zeestadt heeft gekregenGa naar voetnoot182
Haer' naem, de weerelt door gevlogen, en bekent,
Zoo wijt zy 's weerelts oegst op alle merckten zent,
185[regelnummer]
En inhaelt uit der zee, met overlade kielen
Gestuurt van Watergoôn, en snelle waterzielen,Ga naar voetnoot186
Die, schuw van weide en ploegh, in zee te weide gaen,Ga naar voetnoot187
En danssen op den rugh van vader Oceaen.
Maer 't weifelende lot, dat noit zijn rust kon houwen,
190[regelnummer]
Quam 't rustigh raetsbesluit des Aemstels, onder 't bouwen,Ga naar voetnoot190
Bespringen, slagh op slagh, niet anders of de Nijt,
Die schendige Harpy, uit wrevel, schimp, en spijt,Ga naar voetnoot192
Het nootwerck scheuren wou, en met verwoede klaeuwenGa naar voetnoot193
Der Burgermeestren gunst verbystren, en verflaeuwen,Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
En dwingen af te staen van dezen arrebeit,Ga naar voetnoot195
Zoo noodigh, en zoo nut, gevordert en beleit
Door opzicht en het oogh der meestren, die bedreven
Steenhouweren hun maet en wet en regel geven;
Dies 't uurwerck van dien bouw gestadigh schynt te gaen,
200[regelnummer]
Van hant tot hant, gelijck de wyzer, op zijn raên,Ga naar voetnoot200
De ronde doet, en past op klockeslagh en uuren,Ga naar voetnoot201
Zoo net, gelijck de zon om hoogh haer' loop kan stuuren.Ga naar voetnoot202
Gestadigheit verwint. al draeit de wyzer kortGa naar voetnoot203
Den dagh om, niemant merckt dat hy bewogen wort.Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
De Nydigheit zocht eerst de poorten stil t'ontgrendelen,Ga naar voetnoot205
En daeghde, uit eenen mist, voor stadt op, met haer vendelen,Ga naar voetnoot206
Door Amsterdam betaelt, en van den haenekraey,Ga naar voetnoot207
Ontdeckt, eer 't nachtgedroght belande aen wal, en kaey,Ga naar voetnoot208
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 868]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat van verbaestheit zwichte, in ste van aen te vallen;Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Toen al de burgery 't geschut voerde op de wallen,
En blanck in 't harnas blonck, gelijck een ysre rots,
Die geenen aenstoot vreest, den Oceaen ten trots.Ga naar voetnoot205-212Ga naar voetnoot212
Noch rustze niet, maer streeft naer d'onbevrozene oorden,Ga naar voetnoot213
En hitst met volle kracht den blaesbalgh, uit den Noorden,Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Op dijck en dammen aen, dat Hollant schud, en yst.
De zee verlaet haer bed. de springvloet wast, en ryst,
En overschryt haer peil. de waeckende Aemsterlanders
Aen 't zweeten, in dien noot, met schuppe en zoôn, niet anders
Als warenze getroost den springvloet van NeptuinGa naar voetnoot219
220[regelnummer]
Het hooft te biên, gelyck een strantbeer van arduin.Ga naar voetnoot220
Neptuin, hier tegens aen, wil toonen dat geen zodenGa naar voetnoot221
Vermogen zyne vorck en opgepreste GodenGa naar voetnoot222
Te stuiten, op den toght; ontziet noch dijck, noch pael,
Noch eicke planck, en komt u, boven Outewael,Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Geborsten in de weide, en, bruizende op zijn riemen,Ga naar voetnoot225
Vaert voort, en zackt, en ryst, en valt in 't meer van Diemen,
Zet hofsteên, vee, en vrucht in 't water, dat wel eer,Ga naar voetnoot227
Zijns ondancks, ruimen moest den boezem van zyn meer,
Daer d'Amsterdammers, die hier lucht en adem schiepen,Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Al morrende om 't stehuis, nu huis en hof verliepen.Ga naar voetnoot230
Het open Aemsterlant, de polder rontom heen,
Al 't vlacke velt lagh blanck, tot in het Sticht en 't VeenGa naar voetnoot232
Geleeck een bare zee. men kon het meer van LeidenGa naar voetnoot233
En Haarlem, stroom noch sloot noch wegen onderscheiden.
235[regelnummer]
De hoybergh bergde 't vee. de droeve huisman stack,Ga naar voetnoot235
Met vrouwe en kindren, 't hooft gedootverft uit het dack,Ga naar voetnoot236
In 't uitgemaelen meer. onwetenden aen 't schelden,
En 't kostelijck stehuis de lantscha most ontgelden.Ga naar voetnoot213-38Ga naar voetnoot238
Na zulck een zeestorm woelt het zeezieck Brittenlant.Ga naar voetnoot239
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 869]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
240[regelnummer]
De Faem gewaeght hoe dit de waterketen spant,Ga naar voetnoot240
Van Doever af aen 't hooft te Kalis, en zijn krammen.Ga naar voetnoot241
De hoop van Londen vischt een net vol Amsterdammen.Ga naar voetnoot242
Karthage en Rome zien elckandre grimmigh aen,Ga naar voetnoot243
Als leeuw en tigerdier. alle oorloghsvensters staen,
245[regelnummer]
Als Plutoos blicken, root van gloet en zwavelvlammen.Ga naar voetnoot245
Zy treên in 't waterperck, als strijtgezinde rammen,Ga naar voetnoot246
Of stieren, dol van wraeck, en nimmer stootens moe,
Hervatten strijt op strijt, en stooten vreeslijck toe;
Terwijl hun schuim en bloet ontloopt, en, in 't vertoornen,
250[regelnummer]
De herders toezien, hoe zy, met gewelt van hoornen,
Elckandre gaen te keere, en booren door de huidt
In 't vleesch, en ingewant, en menigh toestoot stuitGa naar voetnoot252
Op ribben, en gebeent. d'een pooght, met d'achtervoeten
En klaeuwen, stof en zant in 's vyants oogh te wroeten,
255[regelnummer]
Van achteruit te slaen, te stuiven voor den wint:Ga naar voetnoot255
En d'ander slingert fel den staert om, en verblint
't Gezicht des vyants vast, met heene en weêr te zwaejen.Ga naar voetnoot257
Zy loejen schrickelijck, en wenden zich, en draejen,
Tot dat de worstelstrijt en dagh zyn ende neemt,
260[regelnummer]
En ieder wenscht om rust, in zijnen eigen beemt.Ga naar voetnoot239-60
Geduurende dien storm en stryt der worstelaeren,
Vernam men hoe om hoogh Saturnus quam gevaeren,Ga naar voetnoot262
Op bey zijn vleugels, schier gesleeten van de vlught:
En zwevende rontom den Dam, in onze lucht,
265[regelnummer]
Met zijne scherpe zeîn, waerme hy d'eeuwen maeide,Ga naar voetnoot265
Het uurglas op zijn hooft, de grijzaert d'oogen draeideGa naar voetnoot266
Naer 't afgeleeft stadthuis, oft eer zijn overschot,Ga naar voetnoot267
Gereten, onderstut, verminckt, en half verrot,
En evenwel, ter noot, 't verblijf der Amptenaeren,Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
Om schrift, gerief, en schat, en diensten te bewaeren.Ga naar voetnoot270
Wat, ben ick, zeght hy, dan mijn kracht en zickel quijt,
Dat dit bouwvalligh dack mijn' ouderdom verslijt,Ga naar voetnoot272
En wacht het noch gerust, als leggende op zijn sterven,Ga naar voetnoot273
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 870]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat menschenhanden voort het slechten, en bederven?Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Ick wil een' korter gangk met dit geraemte gaen.
Zoo spreeckt hy, en verzinckt in 't smitshol van Vulkaen,Ga naar voetnoot276
Beveelt hem 's middernachts dien ouden romp te sloopen.
Vulkaen, toen 't nachtglas net ten halve was verloopen,Ga naar voetnoot278
De wachters, van den slaep beschooten, stom en stil,Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
Vergaten hunne wacht, voltreckt Saturnus wil,
Ontsteeckt het zolderveen van boven, met zijn voncken.Ga naar voetnoot281
Het veen geraeckt in brant, dat eertijts lagh verdroncken:
Dus brant het vier den balck, den zolder, en het dack.
De gansche stadt waeckt op. de vlam ging op, en stackGa naar voetnoot284
285[regelnummer]
Het torenbuskruit aen. nu rusten geene bedden.Ga naar voetnoot285
De trousten schieten toe, en reppen zich, en redden
De brieven, boecken, gelt, trezoor, en banck en schat;Ga naar voetnoot287
En bergen in dien brant de ziel der gansche stadt;Ga naar voetnoot288
Terwijl de vlam in top blijft weiden, als een wonder,Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Uit gunst, die 't vier ons droegh, dat tijt gaf, om van onderGa naar voetnoot290
Te redden have, en goet, ten oirbaer van 't Gemeen.Ga naar voetnoot291
Dus liet Vulkaen hier niets dan muurwerck, puin, en steen,
Waerna de Bouwkunst breet haer vleugels ging ontvouwen,
De nieuwe fenixpluim en kroon van 's lants gebouwen,Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
Als ryzende uit den grave en d'assche en 't lijck van 't out,
En een geduurzaemheidt van eeuwen toebetrouwt.Ga naar voetnoot296
Maer 't is aenmerckens waert hoe Godt zich openbaerde,
In 't midden van die vlamme, en door zijn zorgh bewaerde
De hooge steigering, rontom 't begonnen werck,
300[regelnummer]
Toen vlam en roode gloet den lesscher viel te sterck,Ga naar voetnoot300
Met zijne tong, voorwint, alree de masten leckte,Ga naar voetnoot301
En blaeckte, en eene wolck van smoock het volck bedeckte,
Daer Stalpaert, op zyn wacht, gelyck Brantmeester, stont,Ga naar voetnoot303
En zagh het gaepend vier, zijn' vyant, in den mont.Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Hy sterckt het tegenweer, dan onder, dan van boven.Ga naar voetnoot305
De ledren eemer bluscht al kissende den ovenGa naar voetnoot306
Van 't grimmigh element, dat schricklijck kraeckt, en knerst,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 871]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En niet een kant noch steen van 't nieu gestichte berst.Ga naar voetnoot308
Waer zulck een heiloos ramp tot dit gevaert geslaegen,Ga naar voetnoot309
310[regelnummer]
Het was om 's bouwers glans uit al zyn werck te vaegen,Ga naar voetnoot310
Den moedt der Overheit te kneuzen van verdriet,Ga naar voetnoot311
Te schenden 't aengezicht, daer al het lant op ziet.
Een voorspoock scheen voorheene ons in te willen prentenGa naar voetnoot313
Den opgang van dien brant, toen heele regementenGa naar voetnoot314
315[regelnummer]
Van rotten zich verbaest begaven op de vlught,Ga naar voetnoot315
Drie dagen voor den noot, gelijck van eene zuchtGa naar voetnoot316
Tot haer behoudenis al heimelijck gedreven,Ga naar voetnoot317
En, boven ons begrijp, dit ondier ingegeven,Ga naar voetnoot318
Dat, vroeger wacker, eer zyne ongevallen vat
320[regelnummer]
Dan ons vernuft, dat traegh, tot kosten van de stadt,Ga naar voetnoot320
Voor 't naeckende onweêr duickt. hoe onvast staen dees gronden:Ga naar voetnoot321
't Geluck der steden is aen 't out stehuis gebonden:
Men vraege Schelt en Eems; zy hebben 't ons geleert
Hoe met den raethuisbouw 't geluck der steden keert.Ga naar voetnoot323-24
325[regelnummer]
De bouwer van 't Stehuis wist noch van geen verhuizen,
Toen schon de bouwplaegh flux een' watervloet van muizenGa naar voetnoot326
Op Hollants kusten aen. dit heir, in 't lang en 't bree,
Geslingert staert aen staert, quam dryven over zee,
Van 't Noorden, op ons strant. hier baet geen tegensportelen.Ga naar voetnoot329
330[regelnummer]
Zy knaegen hoy, en gras, en klaver, met hun wortelen
En groente en steelen, af. de geest des beemts verdwijnt.Ga naar voetnoot331
De lantheer, by gebreck van voêr en klaver, quijnt.
Men troost hem dat de scha der muize 't lant zal baeten,Ga naar voetnoot333
En zy een' gouden tant in velt en weide laeten;Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Gelijck het naeste jaer de muizenscha vergoedt,
Met driemael zoo veel winste, en weide in overvloet:Ga naar voetnoot336
Maer 't ryzend Raethuis wort met smaet en hoon bejegent,
En houdt een zelve streeck, zoo hoogh als 't nu, gezegentGa naar voetnoot338
Van al de burgerye, een ieders oogh behaeght,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 872]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
340[regelnummer]
En d'eer van al de stadt in 't staetigh voorhooft draeght.
De Kerck van Sint Kathryn, gelijck menze innewijde,Ga naar voetnoot341
En bouwde tot Godts eer, bekleet de slincke zyde,Ga naar voetnoot342
Een ryck gebouw, waeraen de Heer van Purmerent,
Heer Eggaert, by 't geschrift voor bouwheer noch gekent,Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Den eersten grontsteen ley, dies wy zijn eedle ranckenGa naar voetnoot345
Gehouden zijn met lof, voor 's vaders deught, te dancken.Ga naar voetnoot346
Wie Amiëns bezoeckt, dat hy zyne oogen sla
Op 't grootste kerckgesticht, de rechte wedergaGa naar voetnoot348
Van Eggaerts arrebeit, en lette of ons pylaeren
350[regelnummer]
Gewelf en kooren min den bouwlust openbaeren
In Hollants Graeflijckheit, dan in het Konings Rijck,
Den Grave in majesteit en maght al t'ongelyck.Ga naar voetnoot352
Het heerlijck orgel noot geen dwaze zangverquisters,Ga naar voetnoot353
Maer Wyzen, op 't bancket van veertien paer registers.Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Vier orgeldeuren noôn alle oogen, door de gunstGa naar voetnoot355
Van Bronckhorsts tekengeest en schoone schilderkunst,
Hem van Natuure alleen miltdaedigh ingegeven.
Men ziet hier geene verf, maer louter ziel, en leven
Daer Saul zit te paerde, en David voert het hooftGa naar voetnoot359
360[regelnummer]
Van Goliath, den Reus, gelijck hy wort gelooft,
Om zulck een trotse daet, en ingehaelt van rejen,
Die, zingende in triomf, den helt ter poorte inlejen,
En wetten Sauls haet, en kroonzucht door dien zang,Ga naar voetnoot363
Bezuurt van Jesses zoon, zoo veele jaeren lang.Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Men ziet, daer Davids harp en snaer den Godtvergeten
En dollen Saul streelt, hoe eerloos en vermetenGa naar voetnoot366
De Haet dien jongeling den schicht toedryven wil,Ga naar voetnoot367
Terwijl hy dien ontduickt, en balling wort al stil,Ga naar voetnoot368
Tot dat een flux soldaet hem bootschapt, hier beneden,Ga naar voetnoot369
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 873]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
370[regelnummer]
Hoe Saul op den bergh, van wanhoop overstreden,Ga naar voetnoot370
Na zulck een nederlaegh, met zijn verwaete ziel,Ga naar voetnoot371
Op drie verslage zoons, in zijnen degen viel.
Op dat men het gevolgh aen deze keten schakel',Ga naar voetnoot373
Vraeght David Godt om raet, daer Abjathar 't orakel
375[regelnummer]
Zal spellen, uit den glans van 't heiligh borstgesteent,Ga naar voetnoot375
Dat hem naer Hebron wijst, die Sauls doot beweent.Ga naar voetnoot374-76Ga naar voetnoot376
Wanneer de dubble deur van 't orgel hangt geslooten,
Wort David, daer hy knielt, gezalft, en overgooten
Ten Koning, over 't huis van Juda, toen die stam
380[regelnummer]
Te Hebron, met gejuich, op deze staetsi quam,Ga naar voetnoot380
Waerop d'eenstemmigheit van uitgeleze keelen,Ga naar voetnoot381
De joffers en de jeught, met zingen, dans, en speelen,
En cyter, en tamboer, en rinckeltuigh, en luit,Ga naar voetnoot383
Verheffen haeren galm, die aen den hemel stuit.
385[regelnummer]
Graef Willem, tot den stoel des lants, van Godt geschapen,Ga naar voetnoot385
Beschenckt, in 't Noorder glas, met haer doorluchtigh wapen,Ga naar voetnoot386
Dees stadt, waerover hy, als wettigh Graef, regeert;
Waerna Maxmiliaen, Roomsch Koning, hoogh ge-eert,Ga naar voetnoot388
Haer' wapenkruisschilt kroont met diamante straelen,
390[regelnummer]
En parlen van zijn kroone, om eeuwighlijck te praelen,
Als met een danckbaer merck van zijne majesteit,Ga naar voetnoot391
Voor Ridder Boelens gout, en 's helts grootdaedigheit,Ga naar voetnoot392
Ten dienst van zijnen Heer, voor ieders oogh, gebleecken;
Een eer, die blijft, en duurt, als 't brosse glas zal breecken;
395[regelnummer]
Gelijckze oock op de kruin des Westertorens blinckt,Ga naar voetnoot395
En blincken zal, zoo lang de zon verrijst, en zinckt.
In deze hooftkerck gaet de Batavier ten graveGa naar voetnoot397
Naer Galen, die de Doot wou kiezen, eer dan slave
Te worden op de zee, geboeit aen 't Britsch gebiedt,Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Daer hy op 't Midlantsch meer den brant in 't buskruit schiet
Van 's vyants zeekasteel, en leert hem, op de baren,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 874]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In weêrlicht roock en smoock, in Plutoos hemel vaeren,Ga naar voetnoot402
En stuiven, recht voor wint, om in dien waterbrant,Ga naar voetnoot403
Als voorbo, naer den Teems, en 't vyantsch Brittenlant,Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
De tijdinge aen het hof van Withal zelf te draegen.Ga naar voetnoot405
Hetrurie en Livorne en 't zeestrant zal gewaegen,Ga naar voetnoot406
Veele eeuwen na zijn doot, hoe stout dees watervorst
Den vyant boort aen boort groothartigh klampen dorst,Ga naar voetnoot408
Gelijck een oorloghshelt, uit louter hart geschapen,Ga naar voetnoot409
410[regelnummer]
Waerom de grafzerck noch gekroont hangt met zijn wapen,Ga naar voetnoot410
En ridderlijck geweer, en met de vaen bedeckt,Ga naar voetnoot411
Terwijl dit lijck de deught der levenden verweckt.
De Waegh, aen deze zy voor 't Raethuis, weet den zegenGa naar voetnoot413
Van 's weerelts koopstadt net maer nimmer af te weegen,Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
Door toevloet van de vaert. zy voert met haer gewin,
De stede een' Potozy van daeghlijx zilver in,Ga naar voetnoot416
Door twee paer poorten, als om strijt, van vier gewesten,Ga naar voetnoot417
Om Hollants vryen Leeuw te weeliger te mesten,
In uitgemaelen meer, of duin, en poldergras.Ga naar voetnoot418-19
420[regelnummer]
Hier groeit het Hollantsch hart. hier zwelt de zuiveltasch,Ga naar voetnoot420
Van zilver, en root gout, en vriendelijcke schyven,
Die, by gevaer en noot, onze oorloghszenuw styven,Ga naar voetnoot422
En leeren dat men licht den Amsterdammer terght,
Maer zijn gedult den krijgh niet ongewroken verght,Ga naar voetnoot424
425[regelnummer]
Zoo lang de schiltwacht waeckt, en hier, langs steene trappen,
Gewapent nacht en dagh, de waeghtrap op zal stappen,Ga naar voetnoot425-26
En uitzien, vroegh en spa, en luistren of 't Stehuis
Geen laegen wort geleght, ten schimp van 't wapenkruis.Ga naar voetnoot428
De Vischmerckt woelt vooruit, en leeft van spartelvisschen,Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Schaft stroom- en- zeevisch, en bezorght de burgerdisschenGa naar voetnoot430
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 875]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met allerhande teelt van 't vochtige element,
Tot 's levens onderhoudt. het Gilt was hier gewentGa naar voetnoot432
Sint Peters feest, van outs, met kroonen te vereeren,Ga naar voetnoot433
Te zingen, hant aen hant, naerdien 't zich moet geneeren,Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Als 't Galileesch geslacht, by 's hemels zegening,Ga naar voetnoot435
En 't uitgeworpen net, dat 's waters vruchten ving.
De Beurs [daer d'Amstel stuit, en door vijf steene boogen,Ga naar voetnoot437
Met waterpylen schiet, als van een pees gevloogen,Ga naar voetnoot438
Wanneer het water valt, en adem haelt in 't Y,]Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Ontfangt den burgerzwarm van d'oude en nieuwe Zy,Ga naar voetnoot440
En al het uitheemsch bloet, dat 's middaghs hier te gaderGa naar voetnoot441
In eenen boezem vloeit, en uit zoo menige ader
Gevloten, leven geeft aen 't lichaem van 't Gemeen.
Hier wort Merkuur gedient, geviert, en aengebeên,
445[regelnummer]
Met zijnen slangestock, en vleuglen aen de hielen.Ga naar voetnoot445
Hier zweet het koopmans brein, gepropt van vrachten, kielen,Ga naar voetnoot446
Papieren, wisselkansse, en munte, en beurskrackeel,Ga naar voetnoot447
En winninge, en verlies. elck grijpt naer 't beste deel,
In schiphreuck, havery, verzekert kist, en packen,Ga naar voetnoot449
450[regelnummer]
En berght zijn have en 't lijf op masten, en op wracken.Ga naar voetnoot450
De weiflende Fortuin smyt blindling 's weerelts goet
Te grabbel in den drang. de rijckdom styft den moedtGa naar voetnoot452
Des koopmans, door het lot, zoo rijck hem toegevallen.
Dan steigeren om strijt de gevels, poort, en wallen,Ga naar voetnoot454
455[regelnummer]
En torens hemelhoogh. de Staet en burgerdraghtGa naar voetnoot455
Getuigen van 't geluck, door schattingen, en pracht.Ga naar voetnoot456
Gewinzucht propt de breede en lange galerijen,Ga naar voetnoot457
Die brommen in 't vierkant, gelijck een korf, vol byen,Ga naar voetnoot458
En uitgelezen geur, gewonnen op het velt.
460[regelnummer]
Dan roept de Beurs zich heesch: waerheen met al uw gelt,
O geltrijck Amsterdam? mijn nissen zien uw draeven,
En missen midlerwijl haer driemael twalef Graven,Ga naar voetnoot461-62
Uit klaren marmersteen te klincken, tot een eerGa naar voetnoot463
Van 't koopmans Kapitool. of magh my nimmermeer
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 876]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
465[regelnummer]
Gebeuren dit geluck, het welck mijn BeursgenootenGa naar voetnoot465
Verdienden, die het gout met heele schepen gooten,
In uwen open schoot door kommer, zorgh, en zweet,
Ten bouw van uwen Staet, en 't vrye lant besteet?
Vijf hooftgebouwen, hier in 't ronde te bereicken,Ga naar voetnoot469
470[regelnummer]
Uit 's mercktvelts navelpunte, is geen onkenbaer teikenGa naar voetnoot470
Van majesteit, en maght, die nu doorluchtigh blijckt,
Naerdien de Dam in naem Sint Markus plaets niet wijckt,Ga naar voetnoot472
Noch zelf het velt van Mars, zoo wyt befaemt by d'ouden,Ga naar voetnoot473
Die Rome, in zijne kracht en middaghglans, aenschouden,Ga naar voetnoot474
475[regelnummer]
Toen, Cezars erfgenaem, August, in vollen vre,
Het heiligh Kapitool in zijn triomfe opree.Ga naar voetnoot476
Hoe luchtigh kan men nu op 't mercktvelt adem scheppen,Ga naar voetnoot477
En ieder 's mercktdaghs zich, op zulck een ruimte, reppen,Ga naar voetnoot478
In alle stallingen, en inkoop, en verkoop;Ga naar voetnoot479
480[regelnummer]
Daer volck en burgerdrang en huisman, in den hoop,Ga naar voetnoot480
Vast veilen, loven, biên, en afslaen, en besteden,Ga naar voetnoot481
Verkochte waeren laên, op burrien, en sleden,Ga naar voetnoot482
Of torssen op den hals, of onder hunnen arm,
Of krujen op het radt. geen wackre byenzwarmGa naar voetnoot484
485[regelnummer]
Is drocker op het velt, en in de honighkorven,
Wanneer de boeckweit bloeit, die doot lagh, en gestorven,
In d'aerde, eer klont en zon en dau haer leven schenckt,
En naer dien eedlen geur de honighzuigers wenckt.Ga naar voetnoot484-88
Hier is de wandelstreeck van Amsterdamsche Heeren
490[regelnummer]
Wethouderen en Raet bekommert met regeeren,Ga naar voetnoot490
En deftigh staetgespreck. de koopman luistert hierGa naar voetnoot491
Naer luchten uit der zee, en zamelt uit papierGa naar voetnoot492
Den zin der letteren, van overal geschreven.Ga naar voetnoot493
Dan valt, dan ryst de merckt. hier is een schip gebleven,Ga naar voetnoot494
495[regelnummer]
En ginder een belant, dat met Turkyen sloegh,Ga naar voetnoot495
De roofgalajen brande, of binnen Tunis joegh,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 877]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En 't roofnest, out Algiers, noit zat van schepeplonderen.Ga naar voetnoot497
Dan hoort men hier van 't Y een' oorloghsman opdonderen,Ga naar voetnoot498
Of vlooten uit de Straete, of van de Spaensche kust:Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
Dan groeit het koopmans hart, nu zeker, en gerust,Ga naar voetnoot500
In zijn bekommeringe, en danckt Godts weêr en winden
En watren, die by storm zoo menigh schip verslinden.
De rijcke zee is nu niet rijcker als de man,
Die met dees blyde maer zijn zolders laden kan,
505[regelnummer]
Verquicken zijne hoef, en groene Gravelanden,Ga naar voetnoot505
En Beemsters, klaverrijck, vol vee, en vol waeranden.Ga naar voetnoot506
De Stadthuistoren stelt zijn kunstigh klockwerck, rijckGa naar voetnoot507
Van klanck. Hemoni speelt een hemelsch klockmuzijck,Ga naar voetnoot508
Zoo snel, gelijck een luit, of Swelings orgelpijpen,Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
En snellen cimbeltoon, met vingeren te grijpen.Ga naar voetnoot510
Hier blazen schuiftrompet en kromme en rechte fluit
Orlandoos grooten geest ter heerenvenstren uit,Ga naar voetnoot512
Ter eere van de Wet, en burgerwandelaeren,Ga naar voetnoot513
Verquickt door bly muzijck, in ongeruste maeren
515[regelnummer]
Van oorloge of tempeest, hier leest men de geboônGa naar voetnoot515
Der ondertrouden af, die op den zondaghstoonGa naar voetnoot516
Naer hunne trouwboey treên, met onverzaet verlangen;Ga naar voetnoot517
Terwijl de drang des volcks en toeloop vast de wangenGa naar voetnoot518
Der bloode bruiden verft, in 't op-en-nedergaenGa naar voetnoot519
520[regelnummer]
Van 't Raethuis, naer hun straet, bestroit met pallemblaên,
En goude loveren, door eene straet van menschen,Ga naar voetnoot521
Die 't nieugetroude paer den schoot vol zegen wenschen;
Of weegen onderling de bruit, en bruidegom,
Te rijck, te vreck, te lang, te kort, te wijs, te dom.
525[regelnummer]
Hier leest men 's lants plackaet, of oude en nieuwe keuren,Ga naar voetnoot525
Of vonnissen, wanneer de jongste dagh het treurenGa naar voetnoot526
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 878]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Des sterfdaghs inneluit, en 't spiegelnut schavotGa naar voetnoot527
Den scherreprechter daeght, die 't hooft van 't lichaem knot,Ga naar voetnoot528
De keel de lucht verbiedt, en streept met taeje roedenGa naar voetnoot529
530[regelnummer]
De ruggen, op 't geschrey, en brantmercktze, onder 't bloeden,
Met 's Heeren wapenkruis. hier treckt de stadts soldaetGa naar voetnoot531
Op trommelslagh ter wacht, naer 't wachthuis toe, en staet
's Wachtmeesters oogh ten dienst: hy zelf ontfangt de leuze,Ga naar voetnoot533
Het woort der nachtwacht, van des Burgermeesters keuze
535[regelnummer]
En orde, tot een merck en veiligheit der wacht,Ga naar voetnoot535
Om alle misverstant te schuwen in der nacht.
De vlyt en bezigheit der burgeramptenaeren,
Die ieder hunnen plicht bekleeden, en bewaeren,Ga naar voetnoot538
Vermeerdert hier den zwarm van 't Raethuis, af en aen.Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Hier waeckt de burgery. hier oefent zy haer vaen,Ga naar voetnoot540
De wapens, en 't geweer, zoo trots in harrenassenGa naar voetnoot541
Gegespt, en uitgerust, als ofze waer gewassen
In 't yzer, uit de wiege, en van haer moeders mam.Ga naar voetnoot543
Wie Amsterdammers dreight, die vint hier Amsterdam,
545[regelnummer]
Gereet om toe te treên, groothartigh uit te vallen,Ga naar voetnoot545
Het zwangere geschut te voeren op de wallen,Ga naar voetnoot546
Tot voorstant van haer Recht, en vryheit, zoo verraetGa naar voetnoot547
Haer poorten onderkruipt, of Mars de trommel slaet.Ga naar voetnoot548
Het Damrack voert den Dam de vrachten toe met schepen,
550[regelnummer]
Gemackelijcker dan veel duizent sleden sleepen,Ga naar voetnoot550
Veel wagens konnen laên. tien wegen, nimmer moeGa naar voetnoot551
Van woelen, loopen drock naer 't vrye mercktvelt toe,
En kruissen 't heene en weêr, met menschen, en met rossen,Ga naar voetnoot553
Van burghwal, straete, en graft. heeft Orfeus eertijts bossen
555[regelnummer]
Verplant met zijne lier, Amfion met zijn snaerGa naar voetnoot555
De steenen oit verzaemt, om Thebe wonderbaer
Te stichten tot een stadt; 't is t'Amsterdam gebleecken
In waerheit, onverbloemt, en zonder dichters streecken.Ga naar voetnoot558
Het Noortsche mastbosch neemt het Raethuis op den rugh.Ga naar voetnoot559
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 879]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
560[regelnummer]
De rots van Benthem danst. de Wezerstroom wort vlugh.Ga naar voetnoot560
De Wester marmerklip den maetzang volght van KampenGa naar voetnoot561
En Stalpaert, die bezweet noch arbeit vliên, noch rampen,Ga naar voetnoot562
Noch opspraeck, nu en dan gesprongen voor hun scheen,Ga naar voetnoot563
Te vrede datze zich verbouwen voor 't Gemeen.Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
De mieren, in den bouw, om nootdruft te vergaerenGa naar voetnoot565
Des zomers, eer de kou des winters, zonder airen
En vrucht, haer overvall' zijn bezich in het velt,
Vervoeren ordentlijck de rijpe tarwe en speltGa naar voetnoot568
Met yver in het hol. d'een sleept en torst het koren
570[regelnummer]
Al zweetende op den neck. een ander geeft de spooren
Aen traegen, en bestuurtze, en drijftze op 't smalle padt.
Het is 'er alsins drock. d'een geeft, en d'ander vat.Ga naar voetnoot572
Zy byten 't zaet in d'aerde, eer 't wortel koom' te schieten.Ga naar voetnoot573
Voorzichtige arbeit zwicht voor lasten, noch verdrieten.Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
De bouw van 't Raethuis schynt op dezen trant te gaen.
Dus komt een regement ruighwerckers op de baen,Ga naar voetnoot576
En schickt den baiert op van balcken steen en masten.Ga naar voetnoot577
Steenzaegers, kanters, en polijsters, fluxe gasten,Ga naar voetnoot578
Een ieder past zijn werck te spoeden, even drock.Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
Men draeft 'er af en aen, op 't luiden van de klock.
Men voert pylasters aen, en voedsel voor de muuren.Ga naar voetnoot581
De bicksteen wast en groeit, om al de stadt te schuuren,Ga naar voetnoot582
En d'afval van arduin, vertreden, en veracht,
Als puin en stof, betaelt den Trezoorier noch pacht.Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Men ziet den Bentemer en Bremer gront gesleten,Ga naar voetnoot585
En vratigh ingeslickt, om hier een rots te meeten,Ga naar voetnoot586
Tweehonderttachtigh breet, tweehondert voeten diep,Ga naar voetnoot587
Daer 't Raethuis het vernuft der eedle bouwkunst riep
Tot stichtheer, om gerief en aenzien te bewaeren,Ga naar voetnoot589
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 880]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
590[regelnummer]
En een geduurzaemheit, de drie, die hier vergaeren,Ga naar voetnoot590
Als krachten van de ziel der bouwkunste, in 't gesticht,Ga naar voetnoot591
Dat eeuwigh tuigen kan van 's bouwers trouwe en plicht,
Aen zijne arbeitzaemheit en overlegh te mercken,
Ten trots der gryze Faem van zeven Wonderwercken.Ga naar voetnoot594
595[regelnummer]
Wien namaels lusten zal te toetsen 't recht bescheit,Ga naar voetnoot595
Wanneer, en oock van wien de grontsteen wiert geleit,Ga naar voetnoot596
Dat hy ter vierschaer ga den stommen toetssteen spreecken,Ga naar voetnoot597
Daer Polsbroeck in Latijn, tot een gedenckbaer teken,Ga naar voetnoot598
Uitheemschen klaer berecht, en, door de goude tongGa naar voetnoot599
600[regelnummer]
Van 't bouwschrift, alle kunne, en staet, en out en jongGa naar voetnoot600
Vernoeght, als hy gedenckt hoe 't wit der oorelogenGa naar voetnoot601
Getroffen, en de pais in haeren krits voltogen,Ga naar voetnoot602
Den Aemstelraet bewoogh te vallen aen den bouwGa naar voetnoot603
Van 't Raethuis, toeverlaet van 's burgers deught en trouw.
605[regelnummer]
Graeff, Pankras, Valckonier, en Schaep men hier te zamen
Ziet glinstren in den toets, met hun doorluchte naemen,
Als Burgermeesters zoons en neven, in 't gemeen,Ga naar voetnoot607
Grontleggers van 't Stehuis, en zynen eersten steen,
In 't gulden vredejaer, en 't aenzien van hunn' VaderenGa naar voetnoot609
610[regelnummer]
En oomen, die hierop, omringt van 't volck, vergaderen,Ga naar voetnoot610
Het welck hun zegen wenscht, tot dat de leste steen
Den eersten volgen zal, daer zy den stoel bekleên.Ga naar voetnoot601-12Ga naar voetnoot612
Een, die te naeu gezet, wat hy bedilt wil pluizen,Ga naar voetnoot613
Verschoont zelf d'afbreuck van den terling burgerhuizen,Ga naar voetnoot614
615[regelnummer]
Nu ruimte en stadtgerief dees schade ruim vergoedt.
Geen dolle Nero heeft de stadt hierom in gloet
En lichten brant gezet, belust den nacht van TrojenGa naar voetnoot616-17
Te speelen, en de boght der Wijcken af te rojen,Ga naar voetnoot618
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 881]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op lant- en- stadtgeschrey. geen Celer, geen SeveerGa naar voetnoot619
620[regelnummer]
Versmolten schat en stadt, voor ooghlust van hunn' Heer,Ga naar voetnoot620
Aen overdaet van kunst, die veel te dertel steigert,Ga naar voetnoot621
Daer vrouw Natuur, te zwack, de Bouwkunst grontvest weigert:Ga naar voetnoot622
De noot, de nutbaerheit, in 't dringen even styf,Ga naar voetnoot623
Vereischten dack, en ruimte, en lucht, en veel geryfGa naar voetnoot624
625[regelnummer]
Van ampten, die beknopt by een zich t'zamen quijten,
Ten dienst van Amsterdam, die d'eeuwen zal verslijten,Ga naar voetnoot626
Indien de Zeevaert haer getrouw blijve, en de Twist
En Tweedraght niet den Raet van Hollants steden splist,
Door onderkruipingen, en baetzucht, van geen muuren,Ga naar voetnoot629
630[regelnummer]
Zoo sterck als diamant, en yzer, te verduuren.Ga naar voetnoot630
De bouwkunst, toenze in 't werck beooghde haeren wensch,
Koos tot haer voorbeelt uit het lichaem van den mensch,
Zoo meesterlijck volbouwt, van buiten en van binnen,
Dat niets hieraen ontbreeckt, en d'allersnelste zinnen,Ga naar voetnoot634
635[regelnummer]
Die dit doorsnuffelen, van 't meeste aen 't minste lidt,Ga naar voetnoot635
Bekennen moeten dat het allerminst miszit
Wat hieraen wort herstelt. herstellen is misstellen.Ga naar voetnoot636-37
Wie dit hervormt, misvormt. laet overmeeten, tellen,
En weegen, wien dit lust; het lichaem schroomt geen licht,
640[regelnummer]
Geen klaere middaghzon, noch maet, getal, en wight.
Zoo blijckt dit bouwsel dan van lit tot lit rechtvaerdighGa naar voetnoot641
In evenredenheit, en zulck een' bouwheer waerdigh,
Die ieder bouwer wijst, en, als Godts leerkint, trouw
Het oogh leert slaen op hem, en zynen schoonsten bouw.Ga naar voetnoot644
645[regelnummer]
De bouwers van 't Stadthuis den eisch der wet voldeden,
En volghden zulx de Kunst, dat geen van all' de ledenGa naar voetnoot646
In zynen stant bezwyckt. Vitruvius trede aen,Ga naar voetnoot647
En zelf Apollodoor, bouwmeester van Trajaen,Ga naar voetnoot648
Wiens naelt noch heden praelt te Rome, voor onze oogen;
650[regelnummer]
Zy vinden dit gebouw door al zyn leên voltogen,Ga naar voetnoot650
Van boven tot beneên. geene outheit dit verdooft.Ga naar voetnoot651
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 882]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het heeft zyn middenlijf, zijne armen, voeten, hooft,
En schouders, elck om 't netst. het heeft zyn ingewanden,Ga naar voetnoot653
Elck lidt, elck ingewant zyn ampt, gebruick, en standen.Ga naar voetnoot654
655[regelnummer]
Hier leeft en zweeft de ziel van ons Wethoudery,Ga naar voetnoot655
Gelyck een Godtheit, in, en ziet het zeilrijck Y
Met 's weerelts oeghsten en Oostindiën geladen.
De Zeven landen zelfs ons Heeren en hun Raeden,Ga naar voetnoot658
Orakels van den Staet, bezoecken, reis op reis,Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
In tijt van ooreloge en ongestoorden pais,
En leeren, beter dan by Griecken, en Romainen,
Hoe zich de Grooten hier tot 's nabuurs dienst verkleinen.Ga naar voetnoot662
Hier houdt het burgerhof de wateren in toom,Ga naar voetnoot663
Geplant op Aemstels gront, gelijck een hooge boom,
665[regelnummer]
Die zyne wortels schiet heel diep en taey in d'aerde,
En, wassende in de lucht, zijn pit voor lucht bewaerde,Ga naar voetnoot666
Voor regen, hitte, en vorst, met schorsse, en schelle, en bast.
Geene overwightigheit in 't groejen hem vermast.Ga naar voetnoot668
Hy geeft den hemel bosch, en loof, en groene bladen,
670[regelnummer]
Den gront zyn schaduwen, en hangt met ooft geladen.
De waterstroomen voên de wortels, en zijn groen
Wort van den dau verquickt. al 't jaer is zijn saizoen.Ga naar voetnoot672
Men hoort de vogels schel in zijne tacken zingen.Ga naar voetnoot673
Men ziet de melckbron versch, rontom geduurigh springen,Ga naar voetnoot674
675[regelnummer]
En vloeien, tweemaels 's daeghs; wanneer de zon, gehultGa naar voetnoot675
Met straelen, 's morgens ryst, en 's aerdtrijx lyst vergult,Ga naar voetnoot676
Of 's avonts ons ontzinckt, en schuil gaet achter duinen.
De Noortsche blaesbalgh schud de bosschen, en hun kruinen,Ga naar voetnoot678
Of knackt den eicken stam; maer dees, al even vast
680[regelnummer]
Gehanthaeft van om hoogh, ontziet noch leedt, noch last.Ga naar voetnoot680
Men ziet, van buiten en van binnen, drie kolommen,
Gekoren uit de vyf aeloude, kunstigh brommen,Ga naar voetnoot682
In bey de stadiën, voor 't opgetogen oogh.Ga naar voetnoot683
De laeghste uit twee gemengt, en d'ongemengde om hoogh.Ga naar voetnoot684
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 883]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
685[regelnummer]
D'Ionische, en Korintsche, als in een huwlijck, onder,
Gesmolten ondereen, wort, tot een weereltsch wonder,
Gedraegen van den voet, en draeght Korinthen weêr
Uit Griecken t'Amsterdam om hoogh, tot Aemstels eer.Ga naar voetnoot688
Wie dees verknochtheit ziet en orden, zagh niet vastersGa naar voetnoot689
690[regelnummer]
Niet netters uitgewrocht. gestreepte muurpylasters,Ga naar voetnoot690
De hangende festoen, of die zich zelve spant,Ga naar voetnoot691
Het marmeren poortael, de vloer, gewelf, en pant,Ga naar voetnoot692
Het kroonwerck, zinrijck loof, rontom elcks innegangen,Ga naar voetnoot693
Naer eisch van ieders ampt, gevlochten en gehangen,Ga naar voetnoot694
695[regelnummer]
Geen ledige ydelheit, het beelt, dat draeght, of ciert,Ga naar voetnoot695
Geen woeste wildernis, maer alles gemaniert,Ga naar voetnoot696
De voet, de lange pijp, de kapiteel, de friezen,Ga naar voetnoot697
En lysten, elck om 't rijckst, by d'ouden niets verliezen.Ga naar voetnoot698
Doch eer wy noch gerijf en cieraet gadeslaen
700[regelnummer]
Inwendigh, laet ons voor de beide gevels staen,
En in elcks voorhooft eerst de beeldewercken eeren,Ga naar voetnoot701
Daer wy Quellijns vernuft en geest zien triomfeeren.Ga naar voetnoot702
Het ooster voorhooft draeght hier moedt op Amsterdam,Ga naar voetnoot703
Een dochter, voortgeteelt uit Aemstels gryzen stam,
705[regelnummer]
En endelijck gekroont, door 's Keizers gunst en handen,Ga naar voetnoot705
Met zulck een hooftcieraet, de zon der Duitsche landen.Ga naar voetnoot706
De leeuw stut haeren stoel, en waeckt aen elcke zy,
Daer d'Aemstelnymf haer kruick, de Stroomgodt van het YGa naar voetnoot708
Zijn water giet in zee, en rusten in hun biezen,
710[regelnummer]
Die, al den zomer groen, by wintervorst bevriezen.
De Watergoden slaen een ongelijck geluit,Ga naar voetnoot711
En blazen haeren lof op alle watren uit.
De Zeegodinnen, nu geweckt door zulcke galmen,
Vereeren haer met wier, en krans, en mosch, en palmen.
715[regelnummer]
De krokodil de zwaen de zeehont, reis op reis,
Zich domplen, daerze heerscht met haeren tack van pais.
Ick hoor de Tritons heesch trompetten, zie dolfynen,Ga naar voetnoot717
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 884]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En meereminnen, nat van vlechten, hier verschijnen
Ter wyfeest, Godt Neptuin gezeten, met zijn hulp
720[regelnummer]
En trouwe gemaelin, in zyne wagenschulp.
Hier woelt de waterjaght van Zeegoôn en Godinnen.Ga naar voetnoot721
Zoo kil een element kan noch de kool van 't minnenGa naar voetnoot722
Niet blusschen in den vloet, of Peleus, heet en warm,Ga naar voetnoot723
Neemt Thetis op den schoot, en drucktze in zynen arm.
725[regelnummer]
En dunckt dit iemant vreemt? zy toeten op den horen
Dat Venus uit het schuim en zeeschuim wert geboren.
Al 't zeedom leeft hier nu, in 't groejen van ons Stadt,Ga naar voetnoot727
Als of het haer geluck om strijt gezworen hadt.
Zy roepen, waer een vloot de baren door komt bruizen:
730[regelnummer]
Vaert heene: propt de stadt, de zolders, en de huizen,Ga naar voetnoot730
En kelders met uw vracht: wy schencken u 't geley.
De koey geeft Hollant melck, maer dit 's de vetste wey,
Waerby de koey gedyt. wie twijfelt aen dat zeggen,Ga naar voetnoot733
Zal Gysbrechts wallen noch aen Pampus uit zien leggen.Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
Geen koejenujer maeckt de steên en dorpen rijck:
De Zeevaert bouwtze, en brengt eerst zoden aen den dijck.Ga naar voetnoot736
Indien 't geoorloft waer ter zyde eens af te treden,Ga naar voetnoot737
Om ieder hooftgebouw der Koopstede aller steden
Te gaen bespiegelen; ick sleet den dagh en tijt,Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
Die den stehuisbouw nu alleen is toegewyt:
Ick overvlocht het hooft van Amsterdam met kranssen,
Of, als een Cybele, met heldre torentranssen,Ga naar voetnoot742
En spitsen, op wier kruis de goude weêrhaen draeit,
Aenwyzende uit wat streeck de koopvloot overwaeit.Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
Lucy, daer 't weeshuis groeit, zich dagelijx verwondert,Ga naar voetnoot745
Als zy haer weezen telt, en opvoedt zevenhondert,
Uit haeren milden schoot. Sint Klaere ziet RaspynGa naar voetnoot747
Betemmen met zijn rasp het wilt, dat in de lijnGa naar voetnoot748
Het Brasiliaensche bosch moet maelen en versleepen,
750[regelnummer]
En siddren voor den knoop en 't klatren van de zweepen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 885]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Der overstrenge Tucht. het Spinhuis raeght de spin,Ga naar voetnoot751
Die looze netten spant voor breidelooze Min.
Het Dolhuis sluit en stilt ontzinde Razernyen,
In stille schaduwen. Sint Peters GaleryenGa naar voetnoot754
755[regelnummer]
Geleiden ons naer 't bedt van krancken man en vrouw,
Door Kosters kunst verquickt. de Bajert herberght trou,Ga naar voetnoot756
Drie nachten achtereen, verlege wandelgasten,Ga naar voetnoot757
Die, naeckt en geldeloos, vermagert zien van vasten.
Het nabuurgasthuis troost den ouderdom in rouw,Ga naar voetnoot759
760[regelnummer]
Ontfangt den ouden stock, en d'afgeleefde vrouw.Ga naar voetnoot760
Het Amiraelshof dient den Zeeraet, scherp gesleepen
Op 't veiligen der zee, gekruist met oorloghsschepen.Ga naar voetnoot761-62
Ontfanger Spiegel hier 't geleigelt wort betrouwt,Ga naar voetnoot763
Ten steun der zenuw, die de zeekust ploeght, en bouwt.Ga naar voetnoot764
765[regelnummer]
Het ront Begynhof berght de Maeght in zijne muuren.
De Zuid- en- Noortkerck en de Westkerck haer gebuurenGa naar voetnoot766
Ten dienst staen. Sint Niklaes wint aenzien, door de kunstGa naar voetnoot767
Des torens, net gedraeit, en Swelings Faem en gunst,Ga naar voetnoot768
Wiens geest door d'orgelkeel zoo hemelsch quam gedrongen,
770[regelnummer]
Dat Englen op den galm van Jesses nooten zongen.Ga naar voetnoot770
De dubbele orgeldeur, een stichtigh tafereel,Ga naar voetnoot771
Verweckt noch Heemskercks geest ten grave uit, door 't penseel,
Dat David, die den Reus het hooft heeft afgeslaegen,
Op maeghdegalmen schijnt tot aen de lucht te draegen.
775[regelnummer]
De Koningklijcke harp, voor 't heiligh Kistverbont,Ga naar voetnoot775
Zijn voeten gaende maeckt, die raecken naulijx gront,Ga naar voetnoot776
Daer Michol, uit het hof, te blint vervoert, eilaci,Ga naar voetnoot777
Dien ommegang beschimpt, en godtsdans met zijn staetsi.Ga naar voetnoot778
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 886]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Godskist, zevenmael gedraegen om den wal,
780[regelnummer]
Dreight Jericho verbaest met eenen zwaeren val.Ga naar voetnoot780
Maer 't heerlijck kerckglas, daer ons Lievevrouws kapelle
Van outs gesticht was, geeft getuighnis van het snelleGa naar voetnoot782
Vernuft des schildergeests, die 't werck zoo schicken kon,Ga naar voetnoot783
Dat 's Engels Groet, Godts Kribbe, en oude Simeon,
785[regelnummer]
Daer Christus wort vertoont, de grootste meesters leerenGa naar voetnoot785
Hun verwen maetigen, hartstoghten ordineeren,Ga naar voetnoot786
En bouwen naer de kunst; te schildren een gewelfGa naar voetnoot787
Natuurlijck, en gelijck de kerck in 't leven zelf.Ga naar voetnoot781-88
Ick zwijgh van 't koorglas, daer de kloecksten naer verlangen;Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
Van Ridder Heemskercks graf, met zynen schilt behangen.Ga naar voetnoot790
't Gewelf, van Heiligheit in d'oude tijt befaemt,Ga naar voetnoot791
Op achtien pylers rust. Sint Agnes school betaemtGa naar voetnoot792
Door Baerle en Vossius de Koopstadt te stoffeeren
Met wijsheit, die de jeught t'Athene plagh te leeren.Ga naar voetnoot794
795[regelnummer]
De Schouburgh licht de stadt, gelijck een morgenstar,Ga naar voetnoot795
En schuift tooneelen op, daer Engel LuciferGa naar voetnoot796
Uit zijnen hemel ploft, en starrelichte stoelen,Ga naar voetnoot797
In 't onuitbluschbre vier der helsche zwavelpoelen;
Een treurspel om een hart van diamant, als glas,Ga naar voetnoot799
800[regelnummer]
Te brijzelen tot stof, te kneên, als maeghdewas;Ga naar voetnoot800
Naerdien 't veranderen van heil in ongelucken
Noit grooter ommezwaey in 's trotsen brein kon drucken.
De Schouwburgh plant en stampt de zeden in de jeught,Ga naar voetnoot803
Ontmomt de weerelt, leert welspreeckentheit, en deught,Ga naar voetnoot804
805[regelnummer]
En wijsheit, uitgebeelt door rol, en personaedje,Ga naar voetnoot805
Gelaerst, of licht geschoeit, gevoert op haer stellaedje.Ga naar voetnoot806
De tooneeldichter zuight, gelijck de bie, zijn stof
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 887]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En geur, uit heiligh en onheiligh, om met lofGa naar voetnoot808
t'Onthaelen al de Wet en wijze Burgerheeren,Ga naar voetnoot809
810[regelnummer]
Die met hun achtbaerheit 't gestoelte hier vereeren.
Sint Joris hof bezorght den onbezorghden kostGa naar voetnoot811
Zyn macke vooglen, van bekommering verlost.
De Heerenherbergh staet voor alle Grooten open,Ga naar voetnoot813
En zweet om 't vaste goet in 't veilen, en verkoopen.
815[regelnummer]
Het rijcke Ostindisch huis verslaeft zich, mat en moe,Ga naar voetnoot815
En rieckt ons met den geur van 't kruidigh Oosten toe.
't Westindiaensche wil noch eens den PortugiezenGa naar voetnoot817
Afeischen 't geenwe by de zeefortuin verliezen.Ga naar voetnoot818
Het Schrynwercks pant bestelt ons tafel, en kantoor,Ga naar voetnoot819
820[regelnummer]
En glimt van sackerdaen, en ebben, en yvoor.Ga naar voetnoot820
De Vleeschhal schaft ons vee, wiens keelen afgesteeckenGa naar voetnoot821
Niet blaeten, daer voorheen Sint Peter plagh te preecken
Van d'oude visschery. het dienstbaer Leenhuis plantGa naar voetnoot823
Zijn nutte leenbanck, daer het ingebroghte pant
825[regelnummer]
Den noot der armen stut. 't Geschuthuis smilt aen vlietenGa naar voetnoot825
Van koper, root van gloet, om donders af te gieten,
En blixems op haer' vorm. de korenschuur schaft graen,Ga naar voetnoot826-27
Betoomt de vrecke merckt, en spijst den onderdaen.Ga naar voetnoot828
Steenhouwery, Stetuin bezorghen stadts gebouwen,Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
Daer zaegh en beitel knerst, in 't zaegen, en in 't houwen.
d'Aelmossenier bezorght den nootdruft, in den noot,Ga naar voetnoot831
Door al het ronde jaer, en deelt uit zijnen schoot
Der burgren schaelgifte uit. Huiszittevaders winnen,Ga naar voetnoot833
By winterdagh, het hart der naeckte huisgezinnen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 888]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
835[regelnummer]
Door armoede uitgeput. de Schermschool treckt haer eerGa naar voetnoot835
Uit Aemstels schutterye, en oefentze in 't geweer.
Zy monstert den soldaet, op haere monsterrollen,Ga naar voetnoot837
En helpt hem aen soldy, en munt, betaelt ten vollen.
Van 't Pesthuis rep ick niet, dat, buiten ons stevest,Ga naar voetnoot839
840[regelnummer]
De lucht der stede vaeght van doodelycke pest;Ga naar voetnoot840
Noch oock van d'Ossemerckt. daer vette en magere ossenGa naar voetnoot841
De weide en Eiderste van hunnen last verlossen;Ga naar voetnoot842
De gladde klepper van ons Ridderjeught zoo vroomGa naar voetnoot843
Leert luistren, in den ring, naer roede, en spoore, en toom.Ga naar voetnoot844
845[regelnummer]
De scheepswerf bouwt een vloot, ten dienst der Amiraelen,Ga naar voetnoot845
En Bickers eilant schept eilanden, om te dwaelenGa naar voetnoot846
Op 't wijzen van 't kompas, en al de ruime zee
Te dwingen met geschut, van d'eene aen d'andre ree.Ga naar voetnoot848
Het bezigh Werckhuis kan de luie koorts verjaegen,Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
Die voor den arbeit gruwt, als 't hooft van alle plaegen.
Nu zwygh ick van de Wael, die zwart van schepen krielt,Ga naar voetnoot851
En 't mastbosch om de stadt, zoo levende, en gezielt.Ga naar voetnoot852
De stadt verrijst, gelyck een weerelt, uit het weilant,
Doorvloeit van aderen, bezaeit met menigh eilant,Ga naar voetnoot854
855[regelnummer]
Met steene bruggen, boogh by boogh, aen een gehecht.
Noch zwijgh ick van den stoel, gewijt aen 't Waterrecht.Ga naar voetnoot856
De zegen van den bouw der Zeevaert is gebleecken,Ga naar voetnoot857
Nu Amsterdam braveert, dus heerlijck uitgestreecken,Ga naar voetnoot858
En haere bolwercken en wallen heft om hoogh,
860[regelnummer]
Die, storm op storm getroost, uit een heel ander ooghGa naar voetnoot860
Op hunnen vyant zien; terwijl 't geluck, ons gunstigh,
De stadt door Haimens sterckt, zoo heerlijck als wiskunstigh.Ga naar voetnoot862
Maer deze uitspanning dient het wyfeest tot een kruis,Ga naar voetnoot863
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 889]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dies keer ick naer de pracht van 't steigerend Stehuis.Ga naar voetnoot864
865[regelnummer]
De gevel voert in top Voorzichtigheit, en Vrede.
Rechtvaerdigheit bekleet, ter slincke hant, haer stede,Ga naar voetnoot865-66
Regeert met haeren staf, en weeght een ieders Recht,
Gelijck en ongelijck, door 's weeghschaels tong beslecht.Ga naar voetnoot868
De westerzon verzinckt ontrent de westkim zachter,Ga naar voetnoot869
870[regelnummer]
Om zich te spiegelen in 's gevels prael van achter,
Daer deze hooftstadt draeght den hoedt van Godt Merkuur,Ga naar voetnoot871
Den graetboogh en kompas en kaertboeck kaert en stuurGa naar voetnoot872
Kanaster bael en kas ziet slingren voor haer voeten,Ga naar voetnoot873
Als schatten, die door winst al 's koopmans zorgh verzoeten.
875[regelnummer]
Vier weerelden, en elck uit een verscheide luchtGa naar voetnoot875
Genaecken de Godin, en offren haere vrucht,
Uit rechte eerbiedigheit. het goutrijck Amerijcke,Ga naar voetnoot877
't Wydtheerschende Asia, het leeuwenvoênde Afrijcke,
Het burgerlijck Europe ontvouwen door dien schatGa naar voetnoot879
880[regelnummer]
En gaven haere gunst, gedraegen deze Stadt,Ga naar voetnoot880
Die alle kusten kent, en omzeilt, en bewandelt,
Met geele en zwarten Moor, en alle uitheemschen handelt,Ga naar voetnoot882
Van daer het gouden hooft des morgens straelt, en praelt,
Of 's avonts in den schoot van Thetis nederdaelt,Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
Of 's middaeghs blaeckt, of 's nachts, by 't grimmen van de Beeren,Ga naar voetnoot885
Geen ys ontdojen kan, noch sneeuw en sneeujaght deeren.Ga naar voetnoot886
Dus schijnt de weerelt heel om Amsterdam gebouwt,
Gelyck menze, op haer' troon gezeten, hier aenschouwt.
Drie beelden staen in top. de Sterckheit, grof van leden,Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
Zich aen den pyler hout. de breidel is de Reden
Met reden toegeleght, en Athlas onderschraeghtGa naar voetnoot891
Op zyne schouders fors den hemel, dien hy draeght,
Waerin al d'aerdtkloot hangt, gedeelt aen aerde en baren,Ga naar voetnoot893
Om wien de zeeman durf naer alle kusten vaeren,Ga naar voetnoot894
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 890]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
895[regelnummer]
Op 't wyzen van 't kompas, en 't schieten van den boogh,Ga naar voetnoot895
Die 't wackerste vernuft van Tifis noit bedroogh.Ga naar voetnoot896
Toen Romulus begon zijn nieuwe stadt te bouwen,
Met kracht, op Palatyn, uit louter rots gehouwen,Ga naar voetnoot898
Omtrent den Tyberstroom, en met een smalle gracht
900[regelnummer]
Omtrocken voor gevaer; had iemant oit gedacht
Dat deze stadt al d'aerde en zee zou wetten stellen;
Zoo menigh aertsgewelt en Rijck ter nedervellen,Ga naar voetnoot902
Gelijck een Keizerin der weerelt, die het zwaert
Uit 's hemels troon ontfing, en niemants wrevel spaert?Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
Toen Kennemaers, van outs, om 's Graven moort te wreecken,Ga naar voetnoot905
In Gysbrechts houten muur den peckstock quamen steecken,Ga naar voetnoot906
Zoo menigh rieten dack begraven in zyne asch,
Wel tweewerf achtereen; had iemant op dit pasGa naar voetnoot908
Gelooft dat zulck een nest, nu andermael begraven,
910[regelnummer]
Verryzen zoude, om noch behantvest van 's lants Graven,Ga naar voetnoot910
Ten toon te staen, zoo trots, gelijck een lantspylaer,Ga naar voetnoot911
En uitstaen zoo veel noot en lant- en- zeegevaer?Ga naar voetnoot912
Toen Amsterdam herbouwt, omgort met steene muuren,
En toornen half gebrant, zoo bitter moest bezuurenGa naar voetnoot914
915[regelnummer]
Den honger van het los verreuckeloosde vier;Ga naar voetnoot915
Had iemant wel gedroomt dat deze in 't lest dus fier
Haer kroon verheffen zou, na'et entloos ooreloogen,
Met zulck een heerlijck dack en overwelfde boogen?Ga naar voetnoot918
Gelyck dit Raethuis nu geen Kapitoolen wijckt,Ga naar voetnoot919
920[regelnummer]
Dat, als een schim den mensch, het out Stehuis gelijckt,Ga naar voetnoot920
En, onder 't branden van het oude, quam te wassen
Uit ydel puin, en roock, en smoock, en stof, en assen;Ga naar voetnoot922
Gelijck de Fenix wort herboren uit de vlam,
En 't vaderlijcke lyck: dies roept nu Amsterdam:Ga naar voetnoot924
925[regelnummer]
Laet Nijt, gevalt haer dit, zich by mijn koolen warmen;Ga naar voetnoot925
Hier staet het spreeckwoort vast, dat branden niet verarmenGa naar voetnoot926
Het afgebrande huis: gelijck nu menighwerf
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 891]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De brant tot viermael toe verheerlijckte mijn erf,Ga naar voetnoot928
En stadt, en Stedehuis, waer by men klaer kan mercken
930[regelnummer]
Hoe 't lot behaegen neemt door strijdigheên te wercken,Ga naar voetnoot930
Te zeegnen, onder schijn van vloeck elende en ramp.Ga naar voetnoot931
Zoo blinckt de zon op 't schoonst, die aenbreeckt uit den damp.
Zoo lant de vloot, na storm, geluckighst in de haven.Ga naar voetnoot933
De scha van haverye en packen te begraven,Ga naar voetnoot934
935[regelnummer]
In 't onweêr, wort met vreught door overwinst geboet,Ga naar voetnoot935
En zet het rijck kantoor op eenen vaster voet.
't Gerief van binnen eischt dat wy de bouwkunst loven,
Op haeren ondergront. hier valt de dagh van boven,Ga naar voetnoot938
Door twee vierkanten, doch langworpigh, om het lichtGa naar voetnoot939
940[regelnummer]
Te scheppen uit de lucht, van binnen, voor 't gezicht,Ga naar voetnoot940
Ten dienste van de breede en diepe galerijen,
En alle duisternis inwendigh te vermijen.
Hier slaept het donderhol, de koker van 't metael,Ga naar voetnoot943
Het welck in arbeit gaet, bevrucht van yzer, stael,Ga naar voetnoot944
945[regelnummer]
Salpeter, blixem, vier, gereet gewelt te baeren,
Ten schrick van vyanden, en 's lants geweldenaeren.Ga naar voetnoot946
De Noortsche kercker duickt in droeve schemering,Ga naar voetnoot947
Noch dieper voor den hals, gedoemt ten stroppe, of kling.Ga naar voetnoot948
De gyzelkamers, die het Noorder licht ontfangen,Ga naar voetnoot949
950[regelnummer]
Zijn min met schaduwen en schemering behangen.
De folterkamer met vertrecken is voorzien,Ga naar voetnoot951
Op datze het gerecht naer zynen eisch bedien'.
Hier herberght de cippier, gelijck rontom gegooten,Ga naar voetnoot953
Terwijl hy kerckers spijst, en toeziet op hun sloten.
955[regelnummer]
De Pander woont in 't weste: en 't zuiden, diep en langk,Ga naar voetnoot955
Ontfangt geheel Peru, op zyne wisselbanck,Ga naar voetnoot956
En lichts genoegh van straet, bescheenen klaer en helder.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 892]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier slaept een zilvermijn, in Kresus zilverkelder.Ga naar voetnoot958
Men toetst hier zilver, gout, gemunt, en ongemunt.
960[regelnummer]
De Wisselheer vooraen den koopman toegang gunt;
d'Ontfanger, achter hem, ontfangt de ronde schyven,
Of keertze weder uit, om ieder te geryven.Ga naar voetnoot962
De wisselschryver houdt de boecken, dicht hier by,
Bekleet den Wisselheer, en hangt aen 's meesters zy.Ga naar voetnoot964
965[regelnummer]
De laege rechtbanck volght, en dan, van wederzijenGa naar voetnoot965
De Vierschaer, waeckt de Wacht, het oogh der burgeryen,Ga naar voetnoot966
Als Argus overal, op 't Raethuis, en den Dam.Ga naar voetnoot967
De Vierschaer, als de mont van 't heiligh scherprecht, namGa naar voetnoot968
In 't midden haeren stoel, om den ter doot verwezenGa naar voetnoot969
970[regelnummer]
Zijn vonnis, voor de straf, rechtvaerdigh voor te lezen:
En wie de Vierschaer ziet, en let op haeren stant,Ga naar voetnoot971
Gelooft dat Ctesifon met zijn vernuft de hantGa naar voetnoot972
Den kloecken bouwheer boodt, om deze t'ordineeren:Ga naar voetnoot973
Want wie de bouwkunst zoeckt, hier eeuwigh uit zal leeren.
975[regelnummer]
Nu roept de bovengront my boven naer de praelGa naar voetnoot975
Van 't heerelijck gewelf, de groote burgerzael.
Wat vloer betreet men hier! wat wil ons nu gemoeten!Ga naar voetnoot977
Hier wort de hemelkloot en aerdtkloot met de voeten
Getreden, en men ziet hier aerde, en Oceaen,
980[regelnummer]
Twee weerelden, gevloert: de starren, zon, en maen,Ga naar voetnoot980
De twalef tekens me, waerdoor de zon haer rondenGa naar voetnoot981
Voltreckt, van jaer tot jaer, gehoorzaemen de vondenGa naar voetnoot982
Van 's bouwers schrandren geest, en straelen, nimmer moe,
Den burger, van beneên, met haere glanssen toe.Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
Wat schept mijn hart al lucht en zon, van wederzyen!
Hoe weide ick in 't vierkant, door d'ope galerijen,Ga naar voetnoot986
Waer langs men, stap op stap, naer ieder Amptheer gaet,Ga naar voetnoot987
Die hier zijn ampt bekleet, en burgerlijcken Staet!Ga naar voetnoot988
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 893]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De groote zael des volcks is net in 't hart begreepen,Ga naar voetnoot989
990[regelnummer]
Om van het Oosten 't oogh te houden op den Schepen,Ga naar voetnoot990
Die zich in 't Westen zet, en daer elcks Recht bewaert.Ga naar voetnoot991
De pleitbezorger en 's Rechts voorspraeck zyn vergaêrtGa naar voetnoot992
Van vore, aen elcke zyde, om op hun pleit te letten,
De keuren, 't Roomsche Recht, en Keizerlijcke wetten.Ga naar voetnoot994
995[regelnummer]
De Rekenkamer houdt hier by haer schryfkantoor,Ga naar voetnoot995
Ontfangt het gelt, en sluit het slot van 't rijck trezoor.Ga naar voetnoot996
De troostelooze boêl zucht midden in het Noorden,Ga naar voetnoot997
Terwijl de schultheer zich niet paejen laet met woorden.Ga naar voetnoot998
Zyn oosterbuurzael zet de zeescha net betaelt,Ga naar voetnoot999
1000[regelnummer]
Beslecht verzekertwist, zoo lang Fortuin verdwaelt,
En haeren koopheer solt, op wilde en woeste baren,Ga naar voetnoot1001
Door storm, en rovery, en brant, en zeegevaeren.
Het noortoost pauweljoen de Weezemeesters deckt,Ga naar voetnoot1003
En 't zuidwest het trezoor voor al het lant verstreckt.Ga naar voetnoot1004
1005[regelnummer]
Geheimnisschryvers staen ten dienst van volck en Heeren,Ga naar voetnoot1005
Daer boecken en papier de kamer dicht stoffeeren,
In 't midden naer de straet, van waer de middagh straelt.Ga naar voetnoot1007
In 't zuidoost pauweljoen wort aen de stadt betaeltGa naar voetnoot1008
De rent, of burgerschap, of huishuur, lang verstreecken.Ga naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
Hier komen amptenaers en ambachtsmeesters spreeckenGa naar voetnoot1010
Om amptloon, en verschot, by Aemstels trezoorier,Ga naar voetnoot1011
En zijne rijcke kas betaelt den soldenier.Ga naar voetnoot1012
De groote raetzael, en de zesendertigh Raeden,Ga naar voetnoot1013
Aen 's vierschaers slincke zyde, als burgerpylers, laedenGa naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
De last van stadt en lant op hunnen stercken neck.
De Burgermeesters zael bekleet, met zyn vertreck,Ga naar voetnoot1016
De vierschaer van om hoogh. de borst der hooge puienGa naar voetnoot1017
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 894]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Steeckt midden uit, en melt 's Wethouders wil, op 't luienGa naar voetnoot1018
Der schelle torenklock, door 's Heerenschryvers mont,Ga naar voetnoot1019
1020[regelnummer]
En wat de Heer, tot heil des volcks, geraeden vondt.
Van hier wert, op 't gejuich der aengedronge stedeGa naar voetnoot1021
En alle de gemeent, den zeevaertnutten vrede,Ga naar voetnoot1022
Gesloten tusschen Brit en Batavier, gehoort,
En 't volck verkuntschapt hoe nu d'yzere oorloghspoortGa naar voetnoot1024
1025[regelnummer]
Ter zee gesloten was, en zoo veel kopre monden
Van 't gruwzaem zeegedroght, die schip op schip verslonden.Ga naar voetnoot1026
Men zagh de steigeringe en masten gansch in 't groen,Ga naar voetnoot1027
En 't onvolbouwt stehuis met loofwerck en festoen
Behangen in triomf, met hangende prieelen.Ga naar voetnoot1029
1030[regelnummer]
De Dam ontvouwt hierop de pracht der schouwtooneelen.Ga naar voetnoot1030
De waterzege steeckt haer vreughdevieren aen,Ga naar voetnoot1031
Die geven schooner glans, by d'uitgebluschte maen.Ga naar voetnoot1032
De Vredefaem schept lucht op allerhande tongen,Ga naar voetnoot1033
En zet de havens op, die teffens opensprongen,Ga naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
Als deuren uit haer slot. wat zeilvlugh is en reeGa naar voetnoot1035
Licht ancker voor den wint, en kiest de vrye zee.
De tweede staedje om hoogh [gewyt voor 't bloedigh outerGa naar voetnoot1037
Van vader Mars Bellone en 't streng geslacht, dat stouterGa naar voetnoot1038
In 't harnas, op de trom en 't vliegen van de vaen,
1040[regelnummer]
Gereet is naer den slagh, als naer zijn feest, te gaen,]
Bewaert in haer gewelf, noch trotser dan Venedigh,Ga naar voetnoot1041
De wapens, en 't geweer, dat, spits, en scherp, en snedigh,
En zwanger, op zijn tijt, van Plutoos kruit en loot,Ga naar voetnoot1043
De grootste schoonheit ziet in 't grimmen van de Doot;
1045[regelnummer]
Indien de noot vereischt te strijden op de vesten;
Of buiten, voor de poorte, ons dijcken vet te mesten,
Met heiloos bloet, en mergh; of, op den Aemstelstroom,Ga naar voetnoot1047
En 't Y, den vyant kort te houden by den toom;Ga naar voetnoot1048
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 895]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Of ergens op de grens voor 't Vaderlant te waecken;
1050[regelnummer]
Of op een vlacke hey, daer d'elementen kraecken,
In pulverroock, en smoock, en stof, en vlamme, en vier,
Te haelen uit den slagh, een' lofkrans van laurier,Ga naar voetnoot1052
En zegenrijcken roof, na 's vyants nederlaegen,Ga naar voetnoot1053
Gespreit langs 't open velt, verwonnen, en verslaegen.Ga naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
Wie lust heeft toe te treên in 't ridderlijck gespan,Ga naar voetnoot1055
Hier schaft men wapentuigh, om vijftigh duizent man
Te wapenen, van teen ten tanden toe, met helmen,
En rustingen, ten schrick van eervergete schelmen,
Tot voorstant van de ruste en vryheit der gemeent',Ga naar voetnoot1059
1060[regelnummer]
Haer hantvest, goet, en bloet, en al wat Godt verleent,
Tot 's levens onderhoudt, om maetigh te gebruicken,Ga naar voetnoot1061
Daerze in de schaduwen der Burgervadren duicken.Ga naar voetnoot1062
Nu 't ovrigh beeltcieraet van binnen aengemerckt,
De Vierschaer eerst om laegh, die, naer den eisch beperckt:Ga naar voetnoot1064
1065[regelnummer]
Den rechterstoel bekleet met driederhande stoffen
Van oordeelen, met kunst, als op het hooft, getroffen.Ga naar voetnoot1065-66
De wyze Salomon, in 't midden, scheit, niet blint,
Het duistere geschil om 't levendige kint,Ga naar voetnoot1068
En weet den boezem van Natuur dus uit te putten,Ga naar voetnoot1069
1070[regelnummer]
Dat hy zijn oordeel bouwt op onverwrickbre stutten;
Naerdien hy klaer, door 't bloote en schitterende zwaert,
Het waere moeders hart en 's valsche moeders aert
Zoo levendigh ontdeckt, dat geene haer gepeinzenGa naar voetnoot1073
Voor zyn doorzichtigh oogh kan decken, noch ontveinzen.Ga naar voetnoot1067-74Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Ter rechte zyde laet Seleucus zelf het lichtGa naar voetnoot1075
Uitblusschen in zijn ooge, om 't halleve gezicht
Van zijn' beklaeghden zoon te spaeren, te verschoonen,
En onbesproken zich oprecht in 't Recht te toonen,Ga naar voetnoot1078
De straffe Brutus houdt gestreng de slincke hant,Ga naar voetnoot1075-79
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 896]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1080[regelnummer]
Eischt halsrecht van zyn zoons, in heimelijck verstantGa naar voetnoot1079-80Ga naar voetnoot1080
Getreden met Tarquijn, om Rome te verraeden:
En schoon de volgende eeuw dit vonnis magh versmaeden,Ga naar voetnoot1082
Als al te scherp en wreet voor 't vaderlijck gemoedt;
Hy draeght, ten dienst des Staets, geen kennis van zyn bloedt.Ga naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
Godts oordeel, boven 't hooft der Rechteren t' aenschouwen,Ga naar voetnoot1085
Verschrickt 's verwezens geest, verquickt zyn flaeu betrouwen,Ga naar voetnoot1086
Naerdien genade en straf hem noodight, en ontstelt,Ga naar voetnoot1087
Daer 't hemelsche penseel het jongste vonnis velt.Ga naar voetnoot1088
De Vierschaer, daerze zit ten oordeele opgetoogen,Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
Twee zuivre beelden ziet verschijnen voor haere oogen,Ga naar voetnoot1090
't Rechtvaerdige Gerecht, met een Voorzichtigheit:Ga naar voetnoot1091
Want alle vierschaer doolt, die dit paer zustren scheit.
Acht marmerbeelden, daer men d'Ouden op magh nooden,Ga naar voetnoot1093
De zeven Godtheên, en de Moeder van de Goden,
1095[regelnummer]
Vrouw Cybele, om de kunst, van 's beeldehouwers hant,
Naer 't leven, en vol ziels, tot bouwcieraet geplant
Om hoogh, in d'enden van de lange gaeleryen,
Verdienen dat Athene en Rome hun benyen.
Fortuin wou Amsterdam in 't bouwen gunstigh zijn,
1100[regelnummer]
Toen zy, ter goeder tijt, hier Fidias Quellijn,Ga naar voetnoot1100
Van 't Schelt aen d'oevers van den Aemstel, nederzette,
Op dat hy zijn vernuft op ons cieraeden wette;
Toen Koningin Christine, in 't bloejenst van haer tijt,Ga naar voetnoot1103
Hem, als een perle, had haer kroone toegewijt,
1105[regelnummer]
En noo dien helt ontsloegh, ten dienst der bontgenooten.Ga naar voetnoot1105
De Tyber had voor hem de hooge school ontslooten.Ga naar voetnoot1106
Hy staet voor Angeloos noch geen aelout vernuft,
In zijn beelthouwerye of tekenkunst, verbluft.Ga naar voetnoot1107-08
Eischt iemant van dien lof een blijck, en kenbaer teken,
1110[regelnummer]
Men vraege elck meesterstuck: de stommen zullen spreecken,Ga naar voetnoot1110
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 897]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En pleiten voor den man, die zulck een kunst en schat,
Als Aertsbeelthouwer van de zegenrijckste stadt,
Besteede aen 't Kapitool der Amsterdamsche Heeren,Ga naar voetnoot1113
Die hun Stadthuis met kunst, gelijck met schat, stoffeeren;
1115[regelnummer]
Dus most de Schilderkunst de Beeldehouwery,
Verzelschappen, als twee gezusters, zy aen zy.
De Schilderkunst zocht stof by Grooten, niet by kleinen,Ga naar voetnoot1117
Uit Godts gewyde blaên, en d'outheit der Romainen,
Bemaelde gaelery, schoorsteenen, boogh by boogh,
1120[regelnummer]
Naer eisch van ieders ampt, beneden, en om hoogh.
Men ziet 'er Burgerhart, het hooft der Batavieren,Ga naar voetnoot1121
Bestrijden d'adelaers, en Cezars krijghsbanieren,Ga naar voetnoot1122
Tot voorstant van zyn Recht, met opgeheve kling.Ga naar voetnoot1123
Men ziet 'er den triomf, en handel onderling.Ga naar voetnoot1124
1125[regelnummer]
De Tyber leert de maght des Rijns beneden kennen,Ga naar voetnoot1125
Omhelst dien bontgenoot, waerop de Faem haer pennen
Ontvouwt met eenen klanck, daer 't aerdrijck van gewaeght;Ga naar voetnoot1127
Terwijl de Batavier geen juck van Rome draeght,
Maer op de vryheit praelt, verworven door zijn wapen.
1130[regelnummer]
Aldus eert Tacitus dit bloet, ter deught geschapen.Ga naar voetnoot1130
Plutarch en Livius verleenen geest en gunst,Ga naar voetnoot1131
In hun historien, de rijcke tekenkunst,
Op 't Raethuis, overkleet met Roomschen, en met Griecken.Ga naar voetnoot1133
Der Burgermeestren deught, zoo liefelijck te riecken,Ga naar voetnoot1134
1135[regelnummer]
Door hun trouwhartigheit, die Rome 't hooft ophoudt,Ga naar voetnoot1135
[Daer dreigement, noch doot, noch eigebaet, noch gout
Deze ackermans beweeght in hunnen plicht te wancken,Ga naar voetnoot1137
Waer voor de Stadt dat bloet niet ophoudt te bedancken,]Ga naar voetnoot1138
Behoudt haer verwe noch. Lykurgus, zonder vrees,Ga naar voetnoot1139
1140[regelnummer]
Beschermt het wettigh Recht der Koningklijcke wees.
Hier spreekt de Poëzy, die stom is, alle spraecken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 898]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Medea wapent zelf den vlieshelt tegens draecken,Ga naar voetnoot1142
En doodelijck venyn. Kalipso berght, uit noot
Van schipbreuck, noch den Grieck in haeren zachten schoot:Ga naar voetnoot1144
1145[regelnummer]
En om in 't heilighdom der letteren te treden;Ga naar voetnoot1145
Men ziet 'er Josefs maght geviert, en aengebeden,
Daer hy Egypten stut, gelijck een Konings stijl,Ga naar voetnoot1147
Den hongerigen buick verzadight aen den Nijl,
Met voorraet van gewas, en opgeleide graenen,Ga naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
In eenen dorren tijt, bedaut van ieders tranen.
Men ziet hoe Amrams huis, tot weering van gewelt,Ga naar voetnoot1151
Den volcke een wyze wet en vrome rechters stelt;
Hoe Salomon geknielt, na 'et bouwen van Godts drempel,Ga naar voetnoot1153
De Wijsheit bidt van Godt, in Godts gewyden tempel;
1155[regelnummer]
Hoe Moses elders met de wet ten berge afdaelt;
En elders hoe men Gode en Cezar tol betaelt,Ga naar voetnoot1156
Door last van 't eeuwigh Woort, zoo lang in kracht gebleven;Ga naar voetnoot1157
Terwijl het elck beveelt zijn schuldigh recht te geven.
Wat noch te maelen staet, zal blijcken, als 't penseel
1160[regelnummer]
De jongste streeck voltreckt, op ons stehuispanneel.Ga naar voetnoot1160
De beeldehouwery zou zich met recht beklaegen,
Indien ick hem vergat, die, op den zegewagenGa naar voetnoot1162
Gezeten, triomfeert, na dat hy stadt en wal
Beschutte voor den arm en 't zwaert van Hannibal,
1165[regelnummer]
Door 's helts beleit misleit, en schrander opgehouden;Ga naar voetnoot1165
Toen al het morrend volck den heirtoght toebetrouden,Ga naar voetnoot1166
Den grootsten Fabius, belaste, zonder schult.Ga naar voetnoot1167
Zoo redde een man den Staet door wijsheit, en gedult.
Toen Stalpaert my de kunst aldus liet zien, en hooren,Ga naar voetnoot1169
1170[regelnummer]
Op 't Raethuis, steegh mijn lust, daer Sint Katrijnes toren,Ga naar voetnoot1170
Wanneer hy dien volbouwt, in zijnen vollen krits,Ga naar voetnoot1171
Noch hooger dan de Dom van Uitrecht, met zijn spits
Die lucht niet raecken zal, waerin mijn geest ging weiden,Ga naar voetnoot1173
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 899]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In beelde- en schilderkunst verruckt, en afgescheiden,Ga naar voetnoot1174
1175[regelnummer]
Verwondert dat het brein des menschen zulck een' schat
Van beitel en penseel beknopt te zamen vat,
En onder 't eenigh dack, een ieder op zijne orden.Ga naar voetnoot1177
Wie nu bouwmeester, of een schildergeest wil worden,Ga naar voetnoot1178
Of Fidias in kunst en beeldehouwery,
1180[regelnummer]
Die zal, uit gansch Euroop, zich spoeden naer het Y,
En onzen trotzen Dam, met penne, en verwe, en koole,Ga naar voetnoot1181
Om in dit nieuw Stadthuis, als in de hooghste schoole
Van Pallas, uit het brein van Jupiter geteelt,Ga naar voetnoot1183
Te tekenen al wat de leerlust hem beveelt
1185[regelnummer]
t'Ontworpen op papier, en perckement, en doecken.Ga naar voetnoot1185
Zoo ging de Grieck van outs de kunst te Memfis zoecken,
De Roomsche jeught t'Athene, en elck by dien Romain.Ga naar voetnoot1187
Nu toont u Amsterdam, beknopt by een, in 't klein,
Wat Memfis wat Athene en Rome t'zamenhaelden;
1190[regelnummer]
Toen deze, als eigenaers, met al hun leengoet praelden,
En zwoeren, elck om 't zwartst, met onbeschaemden mont,Ga naar voetnoot1191
Dat dit geen leenkunst was, maer ieders eigen vont,Ga naar voetnoot1192
Inzonderheit de Grieck, al kan hy niet ontschreeuwenGa naar voetnoot1193
Dat d'eerste kunstbron vloeide uit d'ader der Chaldeeuwen.Ga naar voetnoot1194
1195[regelnummer]
Maer naeugezetheit schijnt zich, om de prael en prachtGa naar voetnoot1195
En 't ruim begryp des bouws, te belgen, met dees klaght:Ga naar voetnoot1196
Waer is de zuinige aert van onzen Aemsterlander
Gebleven? anders gingt by d'ouden, toen EvanderGa naar voetnoot1198
Eneas, den Trojaen, zoo gastvry, zijn gemack
1200[regelnummer]
Hiet neemen in zijn hof, en onder 't schamel dack,Ga naar voetnoot1200
Dat Herkles, met zyn knods en leeuwenhuidt behangen,
Wel eer geherberght had, gewelkomt, en ontfangen.
De gast van Troje ziet het hart aen van dien Heer.Ga naar voetnoot1203
Hy vlydt zich op de huidt van een beerinne neêr.
1205[regelnummer]
De groote Koning slaept op eene stroje bulster;Ga naar voetnoot1205
Daer kunst noch overdaet steenhouwster noch vergulsterGa naar voetnoot1206
Van poorte of welfsel was, als namaels; daer yvoor
Noch toets noch marmer blonck. op dat bekrompen spoorGa naar voetnoot1208
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 900]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zocht Rome in ackeren haer eerste Staetgenooten.Ga naar voetnoot1209
1210[regelnummer]
En hoe vergeet dees stadt, uit visscheren gesproten,
Zich zelve aen zulck een pracht, by d'ouden ongewent!Ga naar voetnoot1211
Geluckigh is de Staet, die zijnen oirsprong kent,
De middelmaet bewaert, en omziet onder 't stuuren.Ga naar voetnoot1213
Het wanckelbaer geluck kan zelden steen verduuren.Ga naar voetnoot1214
1215[regelnummer]
Gelijck de tempels staen den Godtsdienst toegewyt,Ga naar voetnoot1215
Die 's hemels eer bewaert, van 's afgronts spoock benyt,Ga naar voetnoot1216
Zoo past het ons den Staet van 't burgerlijck regeeren,
En 't Recht, dat heiligh is, en 's Rechts gestoelte t'eeren,Ga naar voetnoot1218
Naerdien hun achtbaerheit eerbiedigheit vereischt,
1220[regelnummer]
En 't oogh dit ziet in zwang, zoo wijt ons Zeevaert reist.Ga naar voetnoot1220
Zijn 's volcks regeerders hier ons mombers, anderde ouders;Ga naar voetnoot1221
Zijn stadts Wethouders zelfs Godts stoel- en- stedehouders;Ga naar voetnoot1222
Wie weigert hun een huis, gelijck hun waerde voeght,
Een onbekrompenheit, waeraen 't gebruick genoeght,Ga naar voetnoot1224
1225[regelnummer]
De burger, en de Heer, en zoo veele amptenaeren,Ga naar voetnoot1225
Al slaven der gemeente, en wit van gryze hairen,
Geploeght met rimpelen in 't voorhooft, door den last
Der koop- en- zeestadt, vol uitheemschen, en vermast
Van dit zwaermoedigh pack, door Athlas t'onderschraegen,Ga naar voetnoot1228-29
1230[regelnummer]
Die hier op zynen hals den weereltkloot moet draegen?Ga naar voetnoot1230
Wie gunt elck ampt geen plaets, en voeghelijck besteck,Ga naar voetnoot1231
En elcke kamer niet een eerlijck amptvertreck?Ga naar voetnoot1232
Hoe zat de heerschappy zoo jammerlijck bekrompen,
In luchten, die benaeut der zinnen sne verstompen,Ga naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
Den dienaer volcke en Heer, hunn' dienst en plicht verbiên;
Beluistert al te scherp, of al te naeu bezien;Ga naar voetnoot1236
Gesteurt door pleitkrackeel, gesmoort in hun papieren;
Verkort aen kist, en kas, en laden; zonder vieren,Ga naar voetnoot1238
En haertsteên; koudt van vorst, of van het vier gezengt;Ga naar voetnoot1239
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 901]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1240[regelnummer]
De kamers en het volck, verdrongen en gemengt,
En onderling verwert. de kerckers, naeuwe holen,
Vol slijm en vochtigheit, die vuile stanckgioolenGa naar voetnoot1242
Vergiftighden terstont, verstickten, als een pest,
Het lichaem, dat gezont beklemt wert in dit nest.
1245[regelnummer]
Het hair viel uit, alsof de wortel was vergeven.Ga naar voetnoot1245
De dootkist berght een lijck, een lichaem zonder leven:
Dees dootkist zinckt te vroegh den levende in zyn graf,Ga naar voetnoot1247
Eer 't vonnis leght gevelt, en d'overwoge straf
In 't recht gesloten is. om 't out stadthuis te noemenGa naar voetnoot1248-49
1250[regelnummer]
By zynen rechten naem, en zonder te verbloemen
Die rotte vuiligheit van 't afbreck, och, wat was 't?Ga naar voetnoot1251
Een yslijck rottenest, zich zelf een overlast.
De schryver en de klerck verschrickten voor de dieren,
Wanneerze menighmael de boecken en papieren
1255[regelnummer]
By avont knaeghden, of, niet zonder meer gevaers
Van brant, al brandende het einde van de kaers,Ga naar voetnoot1256
En lecker op dat aes, in hun deurboorde kloven
Versleepten, zonder schroom, naer onder, en naer boven:
Want een bouwvalligheit, van zijn geval gestiert,Ga naar voetnoot1259
1260[regelnummer]
Verstreckt de legerplaets voor gruwzaem ongediert,Ga naar voetnoot1260
En nachtgebroet: en quam het manck gebou te storten,Ga naar voetnoot1261
Al teffens, och wien zou, wien zou die val verkortenGa naar voetnoot1262
Alleen met eenen slagh? wien anders dan de Stadt,Ga naar voetnoot1263
De gansche Stadt, en 't volck? geene eeuw, geen aenwas had
1265[regelnummer]
Dien zwaeren val geboet, die schade kunnen keeren,Ga naar voetnoot1265
Daer boecken, brieven, schat, en volck, en burgerheeren,Ga naar voetnoot1266
Als teffens in een graf begraven, en vergaen,
Den lastermont ten schimp rechtvaerdigh zouden staen,Ga naar voetnoot1268
Om d'onvoorzichtigheid, en vreckheit, en het sloffenGa naar voetnoot1269
1270[regelnummer]
Van toe te zien, eer ramp hun hoofden had getroffen.
En waerom stoot men zich aen pyler, en gewelf,Ga naar voetnoot1271
Bevrijt voor vier, en vlam? de brant van 't Raethuis zelf
Ontschuldight dit: want vonck en vlam en vier vint vattenGa naar voetnoot1273
Aen balck, en zoldering, stelt boecken, brieven schatten,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 902]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1275[regelnummer]
Ter noot, en by geluck geborgen uit den brant,Ga naar voetnoot1275
In 't uiterste gevaer. de hooghte ciert den stant,Ga naar voetnoot1276
Is niet alleen in 't oogh ontzaghbaer, aengenaemer,Ga naar voetnoot1277
Maer weert oock vochtigheit, om voor een wapenkamer
Te dienen, in den noot: want of men gout vergaêrt,
1280[regelnummer]
Het gout is, zonder stael en yzer, slecht bewaert,
En een gereede roof voor wettelooze snootheit.Ga naar voetnoot1281
Geen Wyze kan zich dan verstooren om de grootheit
Van 't overwelft gebouw, daer 't noodigh eerlijck nutGa naar voetnoot1283
De Stadt en burgery en welvaert onderstut.
1285[regelnummer]
Men moet den wijzen Raet des Aemstels meer betrouwen.Ga naar voetnoot1285
Wie wetten hanthaeft, kent zijn wet en maet in 't bouwen,
En houdt zich aen de schets, niet wuft, en onbedacht.Ga naar voetnoot1287
Geen rype raet mistrouwt zijn voorgewoge kracht.Ga naar voetnoot1288
Latinus raethuis, daer Eneas aen quam vaeren,Ga naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
Verhief zich, als een kerck, op hondert hooftpylaren,
In 't hooghste van de stadt, aen 's Tybers ouden stroom,
En stont rontom in bosch, en schaduwen, om schroom
Om ootmoet en ontzagh, in 't harte des aenschouwers,
Te wecken, als het wit des overkloecken bouwers.Ga naar voetnoot1294
1295[regelnummer]
Hier wert het hoogh gezagh in zijne kracht gezet,Ga naar voetnoot1295
Gewettight by den Raet der Vadren, en de Wet.Ga naar voetnoot1296
Men zagh den voorzaet hier uit cedren hout gesneden.
Saturnus, wit en grijs, en Janus, stram van leden,
Met dubble troniën, bewaeckten het poortael.Ga naar voetnoot1298-99
1300[regelnummer]
Bellone en vader Mars de groote wapenzael,
In 't ronde gestoffeert, langs wanden, en aen posten,
Met zegenrijcken roof, en wapenen, op kostenGa naar voetnoot1302
Van burgerbloet gehaelt, tot heil van 't vaderlant,
Op al wat voor de vuist met boosheit innespant,Ga naar voetnoot1304
1305[regelnummer]
Tot afbreuck van den Staet der moedige Latynen,
By wie de Bataviers in 't ende onzaghbaer schynen.Ga naar voetnoot1306
Het burgerlijck gebiet, zoo schuw van tiranny,Ga naar voetnoot1307
En slaende op onzen aert, hier oock, naer zyn waerdy,Ga naar voetnoot1308
Zijn' stoel verheven heeft, daer Gysbrechts Burgerheeren,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 903]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1310[regelnummer]
Als op den hoogen burgh der Vryheit, nu regeeren,
En leiden de gemeent met eenen zachten toom.Ga naar voetnoot1311
De Stadt, op hun gezagh, zal, als een cederboom,Ga naar voetnoot1312
Voltrecken haere Kroon, en altijt hooger wassen.Ga naar voetnoot1313
Zy zal op haer kleenoot, de gulde Vryheit, passen,
1315[regelnummer]
Het wit, waerom zy 't zwaert getroost op zyde bondt,Ga naar voetnoot1315
En schier een bloedige eeuw in 't vier des oorloghs stont.
Wie deze grieft, met een de zegels van haer brieven,Ga naar voetnoot1317
Die zal haer kroon, haer oogh, haer hart en hartaêr grieven:
Want zy naeryverigh geen vleck lijt in haer kleet,Ga naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Geen schiphreuck zwaerder acht dan 't schenden van haer' eedtGa naar voetnoot1320
En eer, hoe reuckeloos hier andren mede speelen,Ga naar voetnoot1321
Die min in 't erf van deught, en meer in 't ydel deelen:Ga naar voetnoot1322
Waerom de hemel oock, in 't schocken van al 't lant,
Haer' Staet gehanthaeft heeft, en in een' vaster stant,
1325[regelnummer]
Ten schimp van zoo veel nijts erghlistigheên en laegen,
Verzekert, en gelijck op zyne hant gedraegen.Ga naar voetnoot1326
De bondtgenooten en 's lants vyanden, die 't zien,
Na d'overdrift van mist en misverstanden, biênGa naar voetnoot1328
Haer burgren alle gunst, en haeten, die haer haeten.
1330[regelnummer]
Zy eerenze, als pylaer van Zeven vrye Staeten,
En schatkist van den Staet, die zich verbonden houdtGa naar voetnoot1331
Door eendraght, maghtiger dan stael, en Indisch gout.
Aldus is Rome in top van 't hooftgebiet geklommen,Ga naar voetnoot1333
Van waerze wetten gaf aen Rijcken, Vorstendommen,
1335[regelnummer]
En heerschappyen, van den Ganges, met haer roe,
Tot, achter groot Britanje, aen ' teilant Thule toe,Ga naar voetnoot1336
En van de zuider Kreeft aen d'oversneeude vlieten,Ga naar voetnoot1337
Daer d'Ister zyne kruick in Pontus uit komt gieten.Ga naar voetnoot1338
Geheel Europe viel haer' ruimen geest te kleen.Ga naar voetnoot1339
1340[regelnummer]
Zy smolt drie weerelden tot eenen klomp in een,
En zette zich in top des aerdtkloots, als een wonder.
Wat voor haer lagh in stof, zagh dees Godin, van onder,Ga naar voetnoot1342
Met ootmoet en ontzagh en vreeze eerbiedigh aen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 904]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als 't grootste dat oit wiert bescheenen van de maen,
1345[regelnummer]
Die wisselbaer haer licht dan ebben zagh, dan vloeien;Ga naar voetnoot1345
Terwijl de Staet van Rome en 't Roomsch gebiet bleef groeien,Ga naar voetnoot1346
Dies Cezars loftrompet haer noemt, gelijckze praelt,Ga naar voetnoot1347
Het eeuwigh hooftgezagh, van tijt noch grens bepaelt.Ga naar voetnoot1348
De Burgermeester weet den breidel hier te vieren,
1350[regelnummer]
En aen te haelen; weet alle ampten te bestieren
In orde, en kan nu zacht dan weder strenger gaen,Ga naar voetnoot1351
Naer eisch van elcks natuur en Staet; niets onberaên
Verhaesten; wrevelen, die hooge en laegen hoonen,Ga naar voetnoot1353
Betemmen; misverstant verbloemen, en verschoonen;Ga naar voetnoot1354
1355[regelnummer]
De lasten minderen, zoo veel de Staet dit lijdt,
Eer 's koopmans koopkans keere, en winste en welvaert slijt'.Ga naar voetnoot1356
Uitheemschen gunt hy plaets, en welkomtze uit ontfarmen.
Hy zorgt doorgaends met lust voor Godts nootdruftige armen.Ga naar voetnoot1358
't Geweten, min of meer door onverstant verruckt,Ga naar voetnoot1359
1360[regelnummer]
Beschut hy. niemant wort in zijn gemoedt gedruckt,
Noch in zijn billijck Recht verkort, of opgehouden.Ga naar voetnoot1361
Getrouwheit aen 't Gemeen wort rijckelijck vergouden.Ga naar voetnoot1362
De deughden draven hoogh, op 't voortreên van den Heer.Ga naar voetnoot1363
De boosheit smilt allengs. geen gout gaet boven eer.
1365[regelnummer]
De kunsten winnen velt. de nutte wetenschappen
Geraecken op den troon. geene averechtze stappen
Misleiden nu de kiel in 't zogh van snooden buit.Ga naar voetnoot1367
Men koestert pais en vre, tot daer de zeevaert stuit,
Houdt ieder een ten vrient, en acht de baetzucht schande.
1370[regelnummer]
Dus bloeit d'olijftack bly te water, en te lande.Ga naar voetnoot1370
De Zeven volcken, alle uit eenen Duitschen stam,Ga naar voetnoot1371
Bekennen dat hun heil, van Godt en Amsterdam,
Gelijck een morgendau en zegen, neêr komt vallen.
Zy eeren nu, om strijt, de Wijsheit, daer dees wallen
1375[regelnummer]
Op wassen, in hun ronde, en stercken 's lants gezagh.Ga naar voetnoot1375
Zy wenschen datze noit van 't Raethuis scheiden magh,
Maer kroonen dezen bouw, met titelen en naemenGa naar voetnoot1377
Van Heeren, die hunn' stoel en kussen niet beschaemen.Ga naar voetnoot1378
|
|