De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 514]
| |
[Overval en Afval]aant.Gedenkpenning op Prins Willem II door Sebastiaen Dadler. Bovenzijde afgebeeld op 4/3 der werkelijke grootte. Zinnebeeldige voorstelling van des Stadhouders aanslag op Amsterdam den 30sten juli 1650. Er onder op 1/1 grootte weergegeven Vondels bijschrift overval, dat geplakt was in de penningdoos.
Beschrijving: 't Wapen van Amsterdam bovenaan in 't midden van den rand. Het randschrift CRIMINE AB UNO DISCE OMNEIS. MDCL. XXX IULII is een citaat uit Virgilius' Aeneïs II, 65-66, gevolgd door den datum van den aanslag op Amsterdam, en beteekent: ‘aan één zoo'n misgreep kunt ge ze allen kennen’. Beneden tegen den rand het onderschrift QUIA BELLA VETABAT, ontleend aan Aeneïs II, 83; het beteekent: ‘omdat [Amsterdam] zich verzette tegen den oorlog’. Het hollende paard in den morgenstond vóór den Amstel beheerscht de voorstelling tegenover de Blokhuizen en de Stad op den achtergrond. Het is ‘Trojaansch’ op zijn manier: het draagt een fraai dekkleed waar gewapende manschappen onderuit kijken en waarop een brief met zegels prijkt, links met het woord U | NI | O, rechts met het woord RE | LI | GIO; onderaan boven den zoom staat SIMULANT d.i. zij huichelen, of vrijer vertaald: 't is huichelarij. | |
[pagina 515]
| |
Gedenkpenning op Prins Willem II, door Sebastiaen Dadler. Keerzijde afgebeeld op 4/3 der werkelijke grootte. Zinnebeeldige voorstelling van des Stadhouders mislukt leven en dood den 6den november 1650. Er onder op 1/1 grootte weergegeven Vondels bijschrift afval, dat geplakt was in de penningdoos.
Beschrijving: 't Wapen van 's Gravenhage bovenaan in 't midden van den rand. Het randschrift MAGNIS EXCIDIT AUSIS. MDCL. VI NOVEMBRIS is een citaat uit Ovidius' Metamorphoses II 328, gevolgd door den datum van 's Prinsen overlijden, en beteekent: ‘het groote waagstuk wordt zijn val’. In de lucht ziet men den vermetelen Faëton, die den zonnewagen van zijn vader wil mennen, door Jupiter neergebliksemd. Beneden trekt de lijkstatie van den Prins langs den Haagschen Vijverberg. Men merke op, hoe goed de vernuftige ontwerper van den penning en de snedige beschrijver elkander hebben getroffen, onverschillig of de eerste den laatste heeft gezocht of omgekeerd. Het geval herinnert aan het gelukkig samenwerken van teekenaar en poëet bij de anonieme spotprent van 1618: Op de Jonghste Hollandsche Transformatie. | |
[pagina 516]
| |
Overval.aant.Ga naar voetnoot*De Hoimaent schreef haer derde kruis,
In 't Gulden Iaer, toen met gedruis
Het Oorloghspaert quam aengestotenGa naar voetnootvs. 3
Door 't Goy, spoorbyster in der nacht,
5[regelnummer]
En, van de Morgenzon belacht,Ga naar voetnoot5
De poort des Aemstels vond gesloten.
Wie Eenigheit en Godtsdienst mint,Ga naar voetnoot7
Zie dat geen dekkleet hem verblind',Ga naar voetnoot8
Door schonen schijn, en veinzeryen:
10[regelnummer]
De drift van heerschzucht valt te boos,Ga naar voetnoot10
Het vrye zegelwasch te broos,Ga naar voetnoot11
't Bedrogh bezet ons van ter zyen.Ga naar voetnoot12
Wie noit verraet vernam
Ga leeren t'Amsterdam.
| |
Afval.15[regelnummer]
In Slaghtmaent van het Gulden jaer,
Wert d'ondergaende Zon gewaer
Hoe 't zeste daghlicht sloot de dagenGa naar voetnoot17
Des tweeden Willems, die ons Lant,
Daer Vrede en Vryheit was geplant,
20[regelnummer]
Met oorloghslasten zocht te plagen.
Dus storte Oranje, als Faëton,
Die 's vaders spoor niet volgen kon,
En met geen reden was te houden.Ga naar voetnoot23
Hoe schrikte 't aertrijk van dien toght!
25[regelnummer]
Hoe trof de blixem uit de locht
Die op dat stout bestaen betrouden!Ga naar voetnoot26
Als 't spel verkeeren zal,
Komt hooghmoet voor den val.
|
|