De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendKenteken des Afvals.aant.aant.Hebr. VII.Ga naar voetnoot*
Het Priesterdom verandert zijnde, zoo is het noodigh Waer zagh oit zon geregelt RijckGa naar voetnootvs. 1
Godtsdiensteloos, in 's weerelts ronde?
En waer den Godtsdienst, zonder blijckGa naar voetnoot3
Van Offerhande, voor de zonde?
5[regelnummer]
Natuur, en Moses strenge Wet,
En Euangeli 't Offer wijdden;Ga naar voetnoot5-6
Het zy bebloet, of zonder smet
Van bloet; als, in de leste tijden,Ga naar voetnoot7-8Ga naar voetnoot8
| |
[pagina 139]
| |
d'Aertspriester offerde, op Godts disch,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Zijn vleesch en bloet, in schijn van koren,
En druifs en wijns gestaltenis,
Ten zoen van Godts gerechten toren:
Een zuiver Offer, lang beduitGa naar voetnoot13
Door Offers, en van Malachias
15[regelnummer]
Ons klaer gespelt, zoo lang vooruit,
Voor 't bloedige Offer van Messias;Ga naar voetnoot16
Die na 'et onbloedigh offer quamGa naar voetnoot17
Ter slaghtbanck, nedrigh en geduldigh,
En hing aen 't hout, gelijck een lam,Ga naar voetnoot18-19Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Geoffert bloedigh en onschuldigh.
De Heilant zelf verzagh zijn KerckGa naar voetnoot21
Van middelen, om dees genade
Haer toe te dienen, in dit perck
Des strijts; het zy hy zielen badeGa naar voetnoot23-24
25[regelnummer]
Met water, in de kracht van 't bloet,
Zijn zichtbaer bloet, aen 't Kruis vergoten;
Het zy hy die verzoent, en voedt,
Door Offerhande en spijs, genotenGa naar voetnoot28
En opgeoffert op 't altaer,
30[regelnummer]
Door wettigheit van Stedehouders.Ga naar voetnoot24-30Ga naar voetnoot30
Dees gront staet vast: dit licht is klaer:
Dees grontleer storf op 't kint van d'ouders.Ga naar voetnoot32
Men vraegh' den Martelaer Justijn,
Die schier d'Apostels had gesproken,Ga naar voetnoot33-34
35[regelnummer]
Eer nauwelix de zonneschijn
Der eerste heileeuw was gedoken:Ga naar voetnoot35-36
Men vraegh het Ireneus, scherpGa naar voetnoot37
In 't luistren, om Godts wil te hooren,
Als een scholier van Polykarp,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Zijn' meester, door Sint Jan herboren:Ga naar voetnoot40
Men vraegh' de Vaders, op een ry,Ga naar voetnoot41
| |
[pagina 140]
| |
Wat Malachias profeteerdeGa naar voetnoot42
Van 't zuivere offer: kent hier byGa naar voetnoot43
Den tuimelgeest, die 't volck verkeerde,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
En zoo vermetel vloeckt en schelt
Voor een vervloeckte afgoderyeGa naar voetnoot46
Den dienst, van JESUS ingestelt.Ga naar voetnoot47
O tastelijcke razernye!
Hoe sloeght ghy voort, gelijck vergift,
50[regelnummer]
En smette stroomen en landouwen,Ga naar voetnoot50
Met uw vernuft, en schijn van Schrift,Ga naar voetnoot51
Om d'offerloosheit op te bouwen!Ga naar voetnoot52
Een laster, die zoo luide schreitGa naar voetnoot53
Tot Godt: o heilooze opperschennis,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Die Godt zijn wettigh Recht ontzeit,Ga naar voetnoot55
En blint noch roemt van Kristus kennis!Ga naar voetnoot56
Wie Kristus eeuwigh Offer stuit,
Die bluscht de zon des Godtsdiensts uit.
1.Koning. 2. Waerom stoot ghy mijn offerhande met voeten?Ga naar voetnoot+ |
|