Varianten van de gedichten in dit deel, die toegelicht zijn door Lr. B.H. Molkenboer.
EEUWGETY DER HEILIGE STEDE T'AMSTERDAM, blz. 133:
Dit gedicht, waarvan de oorspronkelijke plano-uitgaaf verloren is, komt ook voor in Der Poëten Veghtschool (na 1648), blz. 20; in Vondels Poesy (1647 A en B) blz. 123; in Poëzy (1650), blz. 301; in Poëzy (1660), blz. 132 en in Poëzy (1682), I, blz. 462. (Vergelijk Unger's Bibliographíe, blz. 85, noten 2 en 3).
Behalve spellingsverschillen komen enkel de volgende varianten voor: vs. 15 dat lant: het lant; vs. 16 Daer: Toen; vs. 47 ongezengt: niet gezengt.
KENTEKEN DES AFVALS, blz. 138:
Dit gedicht, onmiddellijk achter het Eeuwgety, komt in dezelfde bundels voor als dit, onderscheidenlijk op blz. 32, 126, 304, 137 en 466. Varianten zijn er niet, alleen ontbreekt soms de slottekst uit 1 Kon. 2.
LUCIFER, blz. 601:
Van Lucifer zijn zeven drukken verschenen met het jaartal 1654 en één met 1661, in 't geheel dus acht uitgaven, onder Vondels oogen in 't licht gekomen. Unger (Bibliographie, nrs. 515-521) die van deze acht drukken er één niet kende (ze werd later door Dr. Cramer gevonden en als I b voor zijn Lucifer-bewerking van de Zwolsche Herdrukken benut), betoogt op meer of minder betrouwbare aanduidingen, vooral aan den staat van de titelprent ontleend, dat van deze met 1654 gejaarteekende edities er enkele van het laatst der XVIIde eeuw zijn.
Zeker is het, dat die zeven eerste drukken alles behalve stereotiep zijn en zoowel in spelling als in woordkeus, woordklank, interpunktie en.... drukfouten opvallende schommelingen vertoonen. Het valt, dunkt ons, heel moeilijk uit te maken, in hoever de dichter zelf de hand in die soms op en neer gaande veranderingen gehad heeft. We herkennen sporen van haast en slordigheid, die wellicht met het verslappen van de titelprent, in 1654 het gevolg waren van de koortsig bewerkte herdrukken. De aktie der predikanten tegen het treurspel moet immers het debiet enorm verhoogd hebben, waarmede het getal van zeven herdrukken in overeenstemming is.
De varianten betreffen op de eerste plaats de spelling. We zullen daar niet verder op ingaan dan met deze algemeene opmerking, dat de y-spelling, die in de twee eerste drukken op enkele uitzonderingen na regel is, in de vier volgende drukken een aanzienlijk deel van haar hegemonie aan de ij-spelling heeft afgestaan.
Als dit een neiging naar moderner spelling verraadt, dan is 't zooveel te vreemder, dat tal van andere aanvankelijk zoo eenvoudig mogelijk geschreven woorden van I en II in de latere drukken ineens zooveel omslachtiger gespeld worden: vagen wordt vaegen; smeken smeecken enz., een lijst, die voor de studie van Vondels onvaste spellingbegrippen van belang kan zijn, maar die we hier niet kunnen samenstellen.
Wij beperken onze opgave der varianten, die intusschen nergens van ingrijpenden aard zijn, tot de verschillen, die, buiten de spelling om, in woord- of klankkeus gelegen zijn. Ook op wisseling van interpunktie en op de voornaamste drukfouten vestigen wij de aandacht, die voor de bepaling van een druk van belang kunnen zijn.
De toevoeging van den Petrus-tekst, die in I en II nog niet voorkomt, hebben we ter plaatse (hiervóór, blz. 608) aangegeven en wordt hier dus niet herhaald.
Wie het varianten-overzicht op de volgende bladzij goed bekijkt, zal bevinden, dat de druk van 1661 (VIII) plotseling sterk op I teruggaat. Trouwer nog dan in de hier opgegeven