De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 601]
| |
[Gedichten]De Krvisbergh. Aen Magdalene Baeck. aant.aant.aant.Ga naar voetnoot*De schoonste roode roosen groeien
Op geenen Grieckschen Bergh, o neen,
Maer op den Kruisbergh hard van steen;Ga naar voetnootvs. 1-3
Daer Jesus hoofdquetsuuren vloeien
5[regelnummer]
Van heiligh van onnosel bloed,
Geronnen tot een' roosenhoed,Ga naar voetnoot6
Wiens blaen vol geurs geduurigh bloeienGa naar voetnoot7
Door den gevlochten doornekrans,
Waer van de Goddelijcke glansGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Beschaduwt word en overwassen.Ga naar voetnoot10
De roosedruppels strecken schoon
Robijnen aen de doornekroon.
De roosevlaegh verdrenckt met plassenGa naar voetnoot13
De lelibloem van 't aengesicht,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Waer uit de sonne schept haer licht,
De Sonne, die met bevende assenGa naar voetnoot16
Te rugge rijd, beswijmt en sterft,
Nu 't roosebloed Gods leli verft,
De Leli die het hooft laet hangen,
20[regelnummer]
En geeft den allerlesten sucht,
En vult met roosengeur de lucht.
| |
[pagina 602]
| |
De Christe byen met verlangenGa naar voetnoot22
Sich spoeden naer dien roosengaerd,
Soo ras het licht de lucht verklaert,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
En swarmen om de roosewangen
Van 's levens bloem en lentespruit,Ga naar voetnoot26
En suigen soeten honigh uit
De gal en gift en bitterhedenGa naar voetnoot28
En alssem van het doornebosch.Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Uit leliwit en roosenblos
d'AertsEnglen mann' met necter kneden,Ga naar voetnoot31
En hemels suicker en ambroos.Ga naar voetnoot32
De dagh en teelt geen uchtendroos,Ga naar voetnoot33
Soo dickmael hy komt aengereden,
35[regelnummer]
Die soo de flaeuwe ziel verquickt,Ga naar voetnoot35
En 't hart, tot wanhoop toe verstickt,
Versterckt, als deze roosegeuren
Van 's levens roosentack en hout,Ga naar voetnoot38
Met bittre traenen nat bedouwt,
40[regelnummer]
Tot troost van al die eeuwigh treuren.
Hier springt, voor al die dorstigh sijn,
Een bron van roode en witte wijn,Ga naar voetnoot42
Soo lecker als oit tong kon keuren.
Hier waschtmen het bevleckt gemoed
45[regelnummer]
In 's levens kostelijcken vloed,Ga naar voetnoot45
Vergadert uit vijf suivre sprongen.Ga naar voetnoot46
Hier levren d'aders purper uit,
Tot pracht der Koningklijcke Bruid,Ga naar voetnoot48
Wiens lof van David is gesongenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
En van den wysen Salomon;Ga naar voetnoot50
Doense in dees speer en spijckerbron
Bevochtighden hun goude tongen;Ga naar voetnoot51-52
| |
[pagina 603]
| |
Magdalena van Erp, echtgenote van Joost Baeck, de kunstlievende vrouw, aan wie Vondel, de dichter, en Cornelis Padbrué, de componist, de Krvisbergh opdroegen. naar een schilderij, toegeschreven aan Cornelis van der Voort.
(Museum Lyon) (Zie over Padbrué's muziek de belangrijke mededeling achterin dit Deel). | |
[pagina 604]
| |
Doen David stelde luisterscharpGa naar voetnoot53
Op dat geruisch sijn schelle harp,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
En Salomon sijn hooge klancken.
O bloed en waterrijcke rots!
O hartebron der wijsheid Gods!
O artzeny voor alle krancken!
Vergun my oock een' druppel nat:
60[regelnummer]
Bevloey mijn dor en dorstigh blad,Ga naar voetnoot60
En leerme myn' verlosser dancken,
Op d'oevers van dien gulden stroom,
In schaduw van dien rooseboom,
Bedeckt van Cherubinnevleuglen.
65[regelnummer]
Daer rust het afgejaeghde hart,Ga naar voetnoot65
En vindt'er stilpijn voor sijn smart.Ga naar voetnoot66
Daer nestlen alle tamme veuglen,
En heffen tegens 't Paradijs
By beurt een' lofzang aen om prijs.
70[regelnummer]
Daer leert de ziel haer lusten teuglen
Met Gods gebit en roosentoom.
S' ontwaeckt'er uit den ydlen droom
Der ydle weereld, om t'aenschouwen
Den Middelaer van 't nieuw verbond.
75[regelnummer]
Sy kust syn' bleecken roosemond.
Men siet'er onder 't puick der vrouwen
De Christelijcke MagdaleenGa naar voetnoot77
Haer traenen suchten en gebeen
God offren met een vast betrouwen,
80[regelnummer]
Dat als een BAECK in 't duister scheen.
Iustè.
| |
[pagina 605]
| |
Joost Baeck, naar een schilderij, toegeschreven aan Cornelis van der Voort.
(Museum Lyon) |
|