De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627

Vvterste oordeel.aant.aant.aant.^*

Den Hemel vierschaer houd, de graven barsten open,¹
Het aerdrijck krielt alsins van zielen opgekropen:²

Zijn soete en felle stem de Rechter hooren laet,³

Gebenedyde komt, vermaledyde gaet.

* Van 1620. Afgedrukt volgens de tekst in Coornhert's Recht Ghebruyck ende Misbruyck van tydlicke Have, Amsterdam 1620, blz. 25.

1 Den Hemel vierschaer houd: God (Kristus) zetelt als rechter (vierschaer: rechtbank).

2 alsins: aan alle kanten, overal; opgekropen: (met hun lichaam) uit 't graf opgestaan.

3 soete voor de ‘gebenedyde’, felle voor de ‘vermaledyde’ (Matth. 25:34 en 41. Komt gezegenden van mijn Vader; Gaat weg van mij, gevloekten).