De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 69]
| |
Howlyck-sang,
| |
[pagina 70]
| |
5.
Het Vleesch dien 't sienlijck oog behaegtGa naar voetnoot17
Te weeg brengt dat d'onnos'le Maegd
Den Hemel zijn versoeck ontslaet,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En met de Wereld boelen gaet.Ga naar voetnoot20
6.
De Wereld die op 't tijdlijck saeytGa naar voetnoot21
De bloem haers frisschen maagdoms maeyt.
Den somer die soo vrundlijck bloostGa naar voetnoot23
Volgt flucx een strengen suren oogst.Ga naar voetnoot24
7.
25[regelnummer]
Het maegd'lijck bloed ligt nu geschent,Ga naar voetnoot25
En is een gast-huys vol ellend,
Want als de lust nu is voor-byGa naar voetnoot27
Soo wort de Boel haer weerparty.Ga naar voetnoot28
8.
Dood-wonden hy sijn By-wijf slaet,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Berooft haer 't spier-wit reyn gewaet,Ga naar voetnoot30
Scheyd van haer, laetse naeckt, en bloot
Verworpen liggen voor half dood.
9.
Zy klaegt, zy sucht, zy steent, zy kermt,
Tot dat den Hemel haers ontfermt:Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
En of sy schoon dees' straf verdient,Ga naar voetnoot35
Soo is hy noch de selfde vriend.
10.
Ten besten van d'aenstaende BruytGa naar voetnoot37
Schickt hy een Rey van Maegden uyt,Ga naar voetnoot38
| |
[pagina 71]
| |
Die 't arme Schepsel op een KruysGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Gaen dragen in't Behouden Huys.Ga naar voetnoot40
11.
Met Wijn, en Oly hy beleeftGa naar voetnoot41
Al haer gesontheyd weder geeft.
Zijn Hert-wond streckt haer een Fonteyn,
Daer in hy haer laet wasschen reyn.
12.
45[regelnummer]
Hy trecktse purp're kleed'ren aen,Ga naar voetnoot45
En laetse voor sijn aensicht staen,
En spreeckt: boetvaerdige Vriendin,
Ick geef u 't Hert, en Ziel, en sin.Ga naar voetnoot48
13.
Hy steecktse een Trouw-ring aen haer hand,
50[regelnummer]
Tot eenen seeck'ren onder-pandt,
Tot teecken van onfeylb're Trouw,
En neemtse tot sijn echte Vrouw.Ga naar voetnoot52
14.
De Bruyt bezwijmt, en is als stom,
Om dat soo rijcken BruydegomGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Bekleed haer armoede, en haer leyt,Ga naar voetnoot55
En spreeckt, vervult met danckbaerheyd:
15.
Wie ben ick? Of van wat geslacht
Dat gy noch op mijn snoodheyt acht?Ga naar voetnoot58
Ziet soo veel edeler voor-by,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
En voegt my aen u rechter-zy.
| |
[pagina 72]
| |
16.
Noch tijds, noch oudheyds ongevalGa naar voetnoot61
't Geheugnis my ontvreemden salGa naar voetnoot62
Van't rijck, en onweerdeerlijck goed
Daer gy d'Onsael'ge mede ontmoet.Ga naar voetnoot64
17.
65[regelnummer]
Verweerdigt slechts my assche, en stofGa naar voetnoot65
Die ick verkondige uwen lof,
Dat steeds mijn mond u weldaed weck,Ga naar voetnoot67
En een Trompet uws roems verstreck.Ga naar voetnoot68
18.
De Ziel met God van Hemelrijck
70[regelnummer]
Aldus verknocht in 't huwelijckGa naar voetnoot70
Word zwanger, en na 's Bruyd'goms beeld
Veel Deugden hem tot Kind'ren teelt.
I.V.V.
|
|