Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 405]
| |
ontleend is aan het voortdurend ronddraaien van een vlieg om een brandende kaars, aan wier vlam zij eindelijk hare vleugels zengt of waarin zij verbrandt. Vgl. Hooft's Ged. I, 240 en 242; Campen, 95: Een vlieghe die vlocht soe langhe om die keerse, datsie daer ten lesten een mael in valt; Stallaert II, 49: Men seyde als datter wel twe duust soldaten van den viant in de keerse vloghen (Piot, Chron. 803 (a. 1595). Daer wiert noch zommich van tselve goet gherecouvreert by andre soldaten die uut Dixmude quamen; maer den meesten deel vlooch in de keersse, ende quam luttel ten bate aen den proprietaris, Ibid. 665 (a. 1587); V. Moerk. 372: Ik maakt reedelijk of anders zelje halve goet licht in de kaars vliegen (er aan gaan); Vierl. 120; Pers, 790 b; 844 b; Spaan, 66; 194; Rusting, 564; Tuinman I, 319; Harrebomée I, 370; Het Volk, 30 Jan. 1914, p. 8 k. 2; Antw. Idiot. 632: in de keers vliegen; fri. yn 'e kears fleane. Vandaar ook dat om de kaars vliegen (vroeger ook hengelen) de overdrachtelijke bet. heeft aangenomen van: zich onvoorzichtig aan gevaar blootstellen; vgl. Mergh, 11; Sartorius III, 10, 75: om die kaers vliegen; I, 10, 20: Hy hengelt om die kaers, in eos dicebatur, qui sibi ipsis exitium accersunt; Brederoo I, 73, 2024; Halma, 251: Hij vliegt al om de kaers, hij zal haast gevangen en geknipt zijn; Van Effen, Spect. VII, 94; Harreb. I, 370: Hij vliegt al om de kaars, men zal hem welhaast betrappen; Ndl. Wdb. VII, 684. Hiermede is ook te vergelijken het fri. hy fljucht er om hinne as in mich om 'e lampe, hij vliegt er omheen (rondom zijn ongeluk, zijn ondergang) als de vlieg om de lamp; der fleane in hopen onbitocht yn 'e lampe, er vliegen velen onbedacht in de lamp (meest van onberaden huwelijken (W. Dijkstra, 363 b); fr. se brûler à la chandelle. Vgl. Tegen de lamp loopen (of vliegen). |
|