1038. Hoe kaler (kaalder), hoe royaler (royaalder),
d.w.z. hoe minder geld men bezit, des te meer geeft men somtijds uit; toegepast op menschen, die weinig bezitten en zich voornaam willen voordoen; dikwijls ook in schertsenden zin gebruikt; vgl. hoe kaler jonker hoe grooter pronker (o.a. Antw. Idiot. 604); hd. je kahler Junker je ärger der Prunker. In de 18de eeuw bekend, blijkens Tuinman I, 210; II, 54; Halma 259: Hoe kaalder, hoe roijaalder, spreekw., moins on a, plus on s'efforce de paroître; Sewel, 371: Hoe kaalder hoe roijaalder, poor and proud; Harrebomée I, 369; Ndl. Wdb. VII, 638. Ook in het oostfri.: wo kaler, wo royaler.