Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1324. Tegen de lamp (aan)loopen (of vliegen),d.w.z. er tegen aanloopenGa naar voetnoot1), er tegen loopen, vliegen of waaien, zooals men in Zuid-Nederland zegt; een scherpe berisping ontvangen. Vgl. Schoolm. 252: Keesjenlief viel in 't watertjen diep, waar hij natuurlijk tegen de lamp aanliep en dadelijk als drenkeling ontsliep; Nest, 5: | |
[pagina 531]
| |
Eens liep je zeker tegen de lamp; Het Volk, 17 Maart 1914, p. 3 k. 1: Kortelings was hij echter tegen de lamp gevlogen, wijl de kontroleur der Arbeids-inspektie tegen hem proces-verbaal had opgemaakt; Handelsblad, 2 Mei (ochtendbl.) 1914, p. 1 k. 6: Hij zeide zich te troosten met de gedachte, dat hij nog wel eenige tapijtjes zou plaatsen, alvorens tegen de lamp te loopen; 4 Dec. 1920 (O), p. 5 k. 6: Het intrekken van het rijbewijs is wel een ernstig nadeel voor den chauffeur, die dan aan den dijk zit, maar niet voor den eigenaar-bestuurder als deze het is die tegen de lamp.... rijdt; Dievenp. 129: Liep hij tegen de lamp, kwam een enkele maal een van zijn inbraken uit, dan liet hij zich kalm vonnissen; bl. 104: Tegen de lamp vliegen, waarnaast ook tegen de lampies slaan (in Handelsblad (ochtendbl.), 24 Maart 1912, bl. 5); Van Schothorst, 163: tegen de lamp loopen, gesnapt worden; Het Volk, 15 Mei 1914, p. 1 k. 3: Als ze failliet gaan, nemen ze een advokaat in den arm, opdat ze niet tegen de lamp loopen wegens bedriegelijke bankbreuk; Handelsblad, 23 Mei 1915 (ochtendbl.) p. 10 k. 3: O! juffien in die lichte stad
Volg noit een vlinder op oe laivenspad.
Zorg, daj' één flinken kerel krieg,
Veur ie met de kop tegen de lamp vlieg.
Voor de verklaring dezer zegswijze kan men denken aan uitdr. als zich branden, zijn vingers (of handen) branden; 17de eeuw zijn gat schrapen, zich onwetend aan iets vergrijpen; zich door onvoorzichtigheid in moeilijkhededen wikkelen, tegen de wet handelen, doch daar tegen een lamp aanloopen volstrekt geen pijnlijke gevolgen behoeft te hebben, zie ik liever in lamp het bargoensche woord voor politie-agent (vgl. Köster Henke, 38: lamp, politie, onraad. Tegen de lamp loopen; Onze Volkstaal III, 196: lamp, politieagent; Kluge, Rotwelsch, 382: Lampen m. nennt man Jeden, der dem Diebe bei Ausführung seiner Angriffe auf fremdes Eigentum störend oder hindernd in den Weg kommt. Er hat Lampen bekommen, er hat Wind von einer Störung oder Hinderung erhalten; Verlampen, verscheuchen; auf einem Massematten verlampt werden, bei der Verübung eines gewaltsamen Diebstahls verjagt werden. Lampen nennt man endlich auch Späher, Vigilanten; Günther, 29: Lampen von lamdôn, eigentlich der Gelehrte, dann der gewitzigte Bestohlene, der das Verbrechen vereitelt (zie De Amsterdammer, 5 Nov. 1905, bl. 8Ga naar voetnoot1)). Loopt een inbreker tegen zoo'n ‘lamp’ aan, dan is hij er natuurlijk bij. Ook in den zin van een ongeluk krijgen, eene geheime ziekte opdoen, wordt ‘tegen de lamp loopen’, enz. gebruikt. Hier moet waarschijnlijk gedacht worden aan lamplicht, blijkens het hd. sich verbrennen, syphilitisch angesteckt werden (Kluge, Rothw. 372); eng. to be burned; fr. être échaudé. Volgens Woordenschat, 607 is onder militairen ook gebruikelijk aan de lamp likken (of aan de pan likken), zich schuldig maken aan eene overtreding, waarvoor men gestraft zal worden (ook hier moet natuurlijk aan een brandende lamp gedacht worden). Vgl. Harreb. II, 4: Hij heeft leelijk aan (of van) de lamp gelikt; P.K. 155: | |
[pagina 532]
| |
Maar als 't nou eens bankies waren geweest, dan zou je toch aan de lamp hebben kunnen likken, als de nummers bekend waren; Van Dale4: Hij heeft aan de pan gelikt (t.w. aan de gloeiende pan), hij is leelijk terecht gekomen; ook: hij heeft veel schade gehad. |
|