Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1325. Het land van belofte.Eigenlijk moest men, volgens Hebr. XI: 9, zeggen ‘het land der belofte’, waaronder men verstond Kanaän, het land dat God aan Abraham beloofde; het beloofde land, dat overvloeide van melk en honing (Exod. III, 8); vandaar bij overdracht: luilekkerland, in welken zin de uitdr. in de 16de eeuw voorkomt, blijkens Despars, 3, 90: Latende hemlieden dincken, dat zy by maniere van sprekene teeneghadere int Lant van Belofte warenGa naar voetnoot1). Ook in Zuid-Nederland is de uitdr. bekend (vgl. Waasch Idiot. 387 b; Antw. Idiot. 743: In 't Land van Belofte wonen, in een goede streek; Rutten, 128); fr. la terre de promission; hd. das gelobte Land; das Land der Verheiszung; eng. the Land of Promise. |
|