1323. Naar de lamp rieken.
Dit zegt men van redevoeringen, die vooraf bestudeerd zijn, waarop men lang heeft zitten werken, eig. tot laat in den avond, als de lamp brandt; in 't algemeen van eenig letterkundig werk, waaraan veel tijd en inspanning is besteed. De uitdr. is ontleend aan den redenaar Pytheas (± 340 v. Chr.), die van de redevoeringen van den hem vijandig gezinden Demosthenes beweerde, dat zij naar de lampepitten roken (ἐλλυχνίων ὄζειν). Zie Vondel II, 459 (ed. Alb. Thijm): Vaer wel, voortreffelycke man, en volhard om, by gelegentheyd, my gelukkigh te maecken met uwe na de lamp ruyckende heldenvonds; G. Brandt in de voorrede van Hooft's werken, 1671: Eenige van zijne brieven rieken naar den oly van arbeidt. Zie Büchmann, 351; Ndl. Wdb. VIII, 961; XIII, 1660 en vgl. het synonieme dat riekt naar de olie; fr. sentir l'huile (ou la lampe); hd. nach der Lampe riechen; eng. to smell of the lamp.