Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 7]
| |
18. Iemand iets aansmeren,d.i. ‘het hem door overmatig aanprijzen of door andere bedriegelijke handelingen verkoopen; altijd met het denkbeeld, dat de kooper bedrogen wordt, omdat het verkochte te duur is of den kooper niet dienen kan. Het onaangename gevoel, dat het aankleven van iets smerigs verwekt en de moeilijkheid om er zich van te ontdoen, maken het woord uitnemend geschikt om het hatelijke der handeling te doen uitkomen. Omgekeerd zegt men van het koopen van iets dat aangesmeerd wordt, en dat men er aan blijft hangen, welk woord in eigenlijken zin ook van kleven aan iets wordt gebezigd’; zie Ndl. Wdb. I, 326 en 263 en vgl. iemand iets aanlijmen. Vroeger zeide men hiervoor ook iemand iets aanplakken (nog wel gebruikt; in het Waasch naast aanlappen) en iemand iets aanzouten of aandraaien. De zegswijze komt voor bij Hooft, Warenar, vs. 1242; Brieven bl. 327: Niet zoo wee en deed' in d'ooren van den zinlijken Tiberius, de lammigheidt eener sleepende omspraak, als dat men hem Emblema voor Latijn wilde aansmeeren; bl. 503: Mijn' huisvrouw zeidt, dat hij gewoon is zijnen toebehoorderen briefkens voor gereedt geldt aan te smeeren; Brederoo I, 11: Dit waarschuw ick een yeder, dat ick u dit voor gheen waarheydt aansmeren en wil; enz. Vgl. nog Sewel, 15: Hy heeft my dat duur aangesmeerd, he has sold it me at too dear a rate, he has gulled me in that; Halma, 11: Iemand iets aansmeeren, of ergens meê bedriegen, tromper quelqun, lui survendre quelque chose; Harreb. III, 2; fri. immen hwet oansmarre, te duur verkoopen; oostfri. ansmeren, anführen, betrügen, verkaufen; Waasch Idiot. 44 en Teirl. 6: aansmeeren, wijsmaken, opdraaien; Antw. Idiot. 110: iemand wat aansmeren, schuld maken bij iemand (syn. van aanplakken); Teirl. 5: iemand iets aanlappen; Loquela, 3: aanlooien of aanluchten; dial. beteekent aansmeren ook ten laste leggen, syn. van aanwrijven (Bergsma Dr. W. 12); iemand een leugen op de nek draaien (aldaar, 94); hd. einem etwas anschmieren. Zie iemand iets op de mouw spelden. |
|