Twe-spraack; Ruygh-bewerp; Kort begrip; Rederijck-kunst
(1962)–H.L. Spiegel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 183]
| |
Ga naar margenoot+Rederyck-kunst.Gheringher is de mensch in velerley manieren
Als menigh beestken klein/ die nochtans alle dieren
In dezen overtreft/ dat hy heeft sprekens macht:
De zulcke dan verdient zeer hoogh te zijn gheacht:
Die int gheen/ daar de mensch met recht in is te loven
Ver boven eenigh dier de menschen ghaat te boven.
Ga naar margenootaT'wel-spreken is een kunst/ of schickelijck beleed/
Om cierlijck/ met verstand/ by elck altijd ghereed/
Wat u voor komen magh/ te spreken na 't bewijs// leyt/
Want Ga naar margenootbRedenrijck dat is een wel-sprekende wijsheyd.
Zelden verkrijghtmen die/ alleen door de Ga naar margenootcNatuur/
Of Ga naar margenootdOeffenings ghebruyck; maar Ga naar margenootet'kunstelijck bestuur
Vordert in dezen veel/ eerst Ga naar margenootfNabootsing doch meest
Der ghener die hier in uytmuntigh zijn gheweest.
Eens Ga naar margenootgReedners ampt/ dat is bequamelijck ter zaken
Te spreken: en daar duer iemand iet vroed te maken
Is Ga naar margenootht'ende des Ga naar margenootiVertooghs/ dat tot beweghing streckt.
De Ga naar margenootkStoffe/ is Ga naar margenootlt'Gheschil of zaack daarmen van spreekt.
En dit is tweërley: Ga naar margenootmLos of vrij/ en Ga naar margenootnGhebonden.
T'verknochte dat is vast/ an plaats/ persoon en stonden:
Maar t'losse acht persoon/ tijd/ plaatse/ noch gheval:
Daar by zo wert ghevraaght: ofmen oock huwen zal?
Maar of een Philosoph/ vreemd/ arm/ en oud van Jaren/
In dit land/ op dees tijd/ met zulck een/ zal vergharen?
Is een verknocht gheschil: het welck niet wert verklaart
Recht eyghentlijck/ t'moet eerst los en vrij zijn van aard.
Dan deeltmen t'vrij gheschil in dryerley Ga naar margenootoGheslachten;
Ga naar margenootpBetooghzaam/ Ga naar margenootqRaadslaghigh/ en Ga naar margenootrOordelighe klachten.
Betooghzaam zaken zijn/ van ding/ persoon of daad
Versmading ofte lof/ groet/ danck/ en klachten quaad.
Men Raadslaaght meest altijd/ watmen zal doen of maken.
Men wroeght/ of wert ghewroeght/ in Oordelighe zaken.
Voort deeltmen Ga naar margenootss'Reedners ampt/ in vijven; diemen acht/
Ga naar margenoot+Vinding/ Beleed/ Bewoording/ Uyt-spraak en t'Gedacht.
De Ga naar margenootaVinding/ dingen zoect/ die waar zijn of waarschijnlijc/
Ter zaken dienende: dit is meest retrozijnlijck.
| |
[pagina 184]
| |
Ga naar margenootbBeleding is t'gheschick/ om voor bedachte dinghen/
Op hun bequame plaats ghevoeghelijck te bringhen.
Ga naar margenootcBewoording woorden vint/ oock spruecken die bequaam
En cierlijck zijn ter zaack/ den hoorders aanghenaam.
Ga naar margenootdGhedenkenis onthout/ wat dees drie doen te deghen.
En Ga naar margenooteUyt-spraac doet bequaam/ spraack en lichaam bewegen.
Te schicken kunstelijck dienen dees altemaal/
T'gespreck/ boec/ brief/ geschrift Ga naar margenootfVertoogh ofte verhaal:
T'welckmen an zessen deelt: als/ Voorreden/ Vertelling/
Schifting/ Bewering/ het Besluyt volght Tegenstelling.
De Ga naar margenootgVoorreen/ maact bequaam t'hert der gener die horen.
Ga naar margenoothVertelling/ die verhaalt t'gheen is gheschiet te voren.
Ga naar margenootiSchifting/ deelt het gheschil/ of datmen zeggen zal.
Ga naar margenootkBewering/ ons bewijs bevestight over al.
Ga naar margenootlWeerlegging wederleyt tgheen ons party verdadight.
Ga naar margenootmBesluyt eÿndt het gespreeck/ die thert roert of bezadicht.
| |
Ga naar margenoot+Vande Vinding/
| |
Ga naar margenoot+Vande Voorreden.Na dees hoedanicheid der zaken wert ghestelt
| |
[pagina 185]
| |
De Voorreen zonderling/ diemen zelf ander telt.
Ga naar margenoot+Het eerst is Ga naar margenootaOpenvoorreen/ d'ander heet Ga naar margenootbBekruyping:
Die (om te maken ghunst) is een bedeckt/ insluyping/
In zaken die terstond van elck werden verfoeyt:
Oock zo des hoorders hert verdraayt is of vermoeyt
Maar Openvoorreen maackt heel opentlijck doch kunstigh
Den hoorder Ga naar margenootcLeerzamigh/ Ga naar margenootdAndachtigh ende Ga naar margenooteGhunstigh.
T'welck Ga naar margenootfeyghenschappen zijn die in een voorreen komen:
Maar doch in alt Vertoogh oock dienen Waarghenomen.
In Twe formige zaac/ daar moetmen d'onghunst minderen:
Op dat de lelijckheyd des zaax ons niet zouw hinderen.
Men maackt Andachticheid/ voor al in Slechte zaken.
Betamelijke zaack/ de Voorreen wel magh staken:
Beghinnen met een sprueck/ wet/ schrift of zulck bescheid:
Dat aller meest dan vest t'gheen datter wert ghezeit.
Doch bruycktmen Openvoorreen/ die zal overhalen
Des zaax betaamlijckheyd/ Ga naar margenootgt'hoofd punt int kort vertalen.
Dewijlmen .1.Gunst .2.Andacht en .3.Leerlijcheyd bederft:
So leert dan eerst voor al hoe datmen die verwerft.
D'anhoorder leerzaam wert/ door int kort te betreckenGa naar margenoot+
De Ga naar margenootghoofd zake des zaax: door Andacht te verwecken:
Want die Andachtigh hoort/ is leerzaam daar by neven.
Men maackt Andachticheyd/ zo wy int eerst voor gheven.Ga naar margenoot+
Te zullen handelen heel zwaar of niewe dingen/
Daar t'volck/ het land/ de stad of hoorders zonderlingen
Veel an gheleghen is/ dat hun voordel of staat/
Vroom leven en Goods dienst of zullix iet anghaat.
En oock zomen verzoeckt dat zy andachtigh horen/
Het welck wy opt Toneel meestentijd zien oorboren.
Men is op vierley wijs Ghunst te maken ghewoonGa naar margenoot+
Van ons/ van ons partij/ en toehoorders parsoon/
En van de dingen zelf of t'gheen daar an magh hanghen.
Van ons Ga naar margenootheyghen parsoon moghen wy ghunst ontfangen/
Hoogh prijzend' onze ampt/ maar zonder roemers gheest.
Of zegghende hoedanigh dat wy zijn gheweest/
Teghen ons Vaderland/ ons Vrienden ende maghen
Of hoorders: Na de zaack dit eyscht en magh verdraghen.
Dat vriendschap/ ghemeen nut/ betaamlijckheyd of nood
| |
[pagina 186]
| |
Ons spreken doen/ gheen haat/ wangunst of winste snood.
Zo wy oock ons vernuft en kunst heel klein doen blijken/
En dat wy ons partij hier in niet en ghelijken.
Dat wy ghants niet op kunst/ maar op des zaax rechtvaardicheydGa naar margenoot+
Stuenen/ en op de ghunst der hoorders en goedaardicheyd.
Ga naar margenootaGewroeghd' of klaagh parsoon/ an d'onz' ooc is verknocht/
Dies wert me op zijn naam menighmaal ghunst verzocht.
Van zijn onmacht of macht/ inwendigh en uytwendigh/
Is die arm/ oud/ onmondigh/ weew/ wees of ellendigh
Ga naar margenoot+Des Ga naar margenootbWeersprekers parsoon gheeft ons tot gunst ooc baat/
Verwecken wy hem Ga naar margenootcNijd/ Ga naar margenootdVerachting ofte eHaat.
Wy maken hem ghehaat/ als wy met naackt bescheed
Verklaren/ dat hy is hovaerdigh trouwloos wreed.
Benijt: zo wy zijn staat/ rijckdom en groot vermoghen
Maghen en vrunden hulp/ of zulx stellen voor oghen.
Maar zijn onachtzaamheid of onaardigh gheslacht/
Zijn roeckeloze Wellust/ maackt hem Ongheacht.
Van des Ga naar margenootfHoorders parsoon/trectmen gunst door t'verklaren
Datmen hun vordel zoeckt of pooght om te bewaren
Hun achtbaarheid: en oock datmen van hen verwacht/
Een oordeel wijs/ oprecht/ dewijl zy zijn gheacht
Rechtvaerdigh ende wijs/ alzomen magh anmercken
(Zonder pluymstrijkerij) an hun voorghaande werken:
Maar van de Ga naar margenootgDingen zelf/ zo wy loflijk bewijzen
Ons doen/ en voort met een s'weersprekers zaak misprijzen.
De roering of beweghing der Ga naar margenoothhertstochticheden.
Zullen wy int Besluyt wijdlustigher verbreden.
Maghmen in onze zaack iet Onbetaamlijks sporen/
Of is des hoorders hert verdraaijt of moe van horen/
Gheen Openvoorreen past/ zo voren is ghezeit:
Bekruyping voeght daar best: de welck heeft onderscheid.
Wat Openvoorreen doet voors'hands/ bloot en uytwendigh/
Doet dees bedecktelijck/ arghlistigh en behendigh.
Isser iet Onbetaamlix in ons zaack/ alsdan/
Dat de man/ niet het ding/ oft ding/ en niet de man/
Moet waar genomen zijn/ voeght ons breed uyt te leggen:
Dat wy tgheen ons partij/ zeyt of zou' mogen zeggen/
Niet prijzen/ maar versmaan/ als onbillick en quaad:
| |
[pagina 187]
| |
Dat wy niet voor en staan/ een dierghelijke daad:
Dat wy s'weerzakers leemten/ niet en willen mellen:
En dat wy die nochtans bedecktelijck vertellen.
Is des hoorders ghemoed van hem oock omghezet/
Ga naar margenoot+Zijn wichtighste bewijs daar dient meest op ghelet:
Dat ghy terstond belooft/ vant zellefde te spreken:
Neemtet woord uyt zijn mond/ daar hijt heeft laten steken:
Of twijfelt/ van wat punt/ dat ghy voor al en zonderling
Beghinnen wilt/ en brengt alzo t'volck in verwondering.
Zijn zy te horen moe/ zo neemt dan u beghin/
Van iet dat lachlick is/ of niewicheyd heeft in/
Beghuyging/ dubbelspraac/ verdraaying/ iet wat spotlijx/
Van sprooxkens/ van vertelling/ inspraack of iet zotlijx/
Verstelling van een letter/ spreeckt in u parsoon
Iet anders alsmen wacht/ of als zy zijn ghewoon.
In Voorreden slaat gha/ persoons en dings Ga naar margenootaOmstanden/
Zaack/ wijze/ tijd en stond/ by wat volck in wat landen.
Des Voorredens ghebreck/ zal ick u oock ontluyken:
Als u Weerzaker die magh teghen u ghebruyken.
Verdraayen oock na wensch/ of die heel is ghemeen/
Te zeer ghepronckt/ te lang/ en datse niet met een
Verknocht is an de zaack/ of datse niet en tracht
Te maken leerzaamheid/ noch ghunste noch andacht.
| |
Vande Vertelling.Ga naar margenoot+Vertelling is bequaam/ die voor gheschiede dingen
Om te beweghen nut/ of iet weet by te bringen/
Als of het waar gheschiet/ daar al de zaack om draayt/
Waar in t'zaad des Bewijs sprockelings is ghezaayt:
Want Ga naar margenootbVestighing die is des Vertellings bewering/
Vertelling is int kort/ des Bevestighings lering.
Vertelling die moet zijn kort/ klaar en ooc waarschijnlijck.
Ga naar margenootcKort isse/ wildy niet tot s'vollix wanlust pijnlijck/
De zaack van onder op/ verhalen even dom:
Beghint en eyndt daart past/ al kort in ener som.
Ga naar margenootdKlaar isse/ neemdy waar des tijds vervolgh: daar neven
Ghebruyckt ghy woorden die gheen duysterheid en geven.
Ga naar margenooteWaarschijnlick isse oock/ die tijd/ plaats en parsoon
| |
[pagina 188]
| |
Recht wel ghevoeghlyck is/ die na men is ghewoon
Der raadslaghen waarom/ en d'oorzaack aller daden
Verstandelijck verhaalt: diemen niet magh versmaden/
By na-laat van waarom/ tijds of plaats onbequaamheyd:
En datz'ooc zy ghevoeght na s'hoorders aangenaamheyd.
Men bezight gheen vertelling het en zy om voordel:
Of anders blyftse na/ dit staat an s'reedners oordel.Ga naar margenoot+
Vertelling lang te bruyken is oock vaken kinderlick
Als zy de zaack niet helpt of datse die is hinderlick.
Ga naar margenootaT'voortstel dan inde plaats komt die van t'geen wy praten
De hoofdzaack is/ dees maghmen nimmermeer nalaten.
| |
Ga naar margenoot+Van Schifting.De Schifting wert ghedeelt in twëerley gheslachten:
Met d'eerste/ na vertelling/ moetmen voor al trachten/
In Oordelighe zaack/ te delen het gheschil:
Wat wy te zeggen hebben/ wat hy zeggen wil
Die ons dan teghenspreeckt: en dat wy niet en helen/
Waar in dat wy verdraghen/ waar in wy verschelen.
Orestes heeft ghedoodt zijn moeder/ sta ick toe:
Maar of hy dat met recht bestaan heeft/ ende hoe
Hy oorzaack heeft ghehat/ blijft in twist: en hier teghen
Dat Klitemnestra Agamemnon heeft versleghen/
Bekennen zy/ maar dat een zoon zijn vaders moord/
Niet met zijn moeders dood te wreken en behoort.
D'ander/ daar wy de delen diemen heeft te zeggen
Verdelen schickelijck/ vervolghens dan uytleggen.
Op dat de hoorder weet/ t'beghin/ het end/ en al
Wat datter is ghezeyt/ watmen noch zeggen zal.
De Schifting die moet 1kort/ 2Voltoyt zijn en 3Kleyndelijck.
Ga naar margenoot+Ga naar margenootbKort isse/ steldy niet/ ten voegh ter zaack ghehelijck.
Ga naar margenoot+Zo niet elck enkel deel/ maar alleen zy ghestroyt
Gheslacht nevens gheslacht/ die Schifting heet Ga naar margenootcvoltoyt.
Men heeft voor al te myen datmen niet en brengt/
Oock onder hoofdgheslachten enigh deel vermengt:
Der Papen sno begheerlijckheyd/ stontheid en ghiericheyd.
Zijn eyghentlijc geweest des Christen kercks schoffiericheyd.
| |
[pagina 189]
| |
Hier wert vermengt Ghedaante met zijn hoofdgheslacht:
Want ghiericheid is me begheerlijckheid gheacht.
De delen zullen niet zijn boven drie of vier:Ga naar margenoot+
Zy vallen zus te swaar /en tschijnt voordacht bestier.
Men zal na int beleed/ de delen oock verklaren
Vervolghens al na een/ zo die ghestelt eerst waren.
In elck deel laat zich wel byzonder schifting uyten
Maar alss' al zijn verhandelt hoortmen voort te sluyten.
| |
Ga naar margenoot+Van Bevestighing.Ga naar margenoot+Bevestighing de zaack bekreftight en beweert
Met vast ghegront bewijs: die niet alleen en leert/
Maar ooc met een verhueght/ en noch beweeght die horen.
Des Ga naar margenootaRedenkavlings plaatsen heefts' hier toe verkoren/
Om na behoeft daar uyt te trecken breed bescheyd:
Doch heeftse zelf bequame plaatsen/ die verspreyt
Zijn in elck hoofdgheslacht: dees zonderling te achten.
Daer van wy roeren na int handlen der gheslachten.
Des Reedners overwinning/ die bestaat gheheel
Het vroedmaken oock me/ in dit en t'naaste deel
Van wederlegging: waar in/ door de zelfde weghen
Als daarmen door beweert wert teghenspraack verkregen.
| |
Van Weerlegging.Ga naar margenoot+Des Anklaghers betoogh wert aldus wederleyt;
Als wy niet toe en staan t'gheen dat hy heeft ghezeyt/
Staan wy zijn zeggen toe/ zo maghmen noch ontkennen
Der Ga naar margenootbSluytredens ghevolgh: of oock indien wy mennen
Tegen zijn klaar bewijs/ beter of wel zo vast:
Oock zo wy blijken doen/ dat hem dit niet en past
Te spreken teghen ons/ al ist schoon ghoed bescheed.
Noch isser een manier diemen Ga naar margenootcOntsluyping heet/
Als wy t'gheen dat hy zeyt niets waart te zijn betuyghen/
Of machmen hem belachen/ spotten of beghuyghen:
Zydghang/ beklagh/ afbidding bruycktmen oock ter hand/
Omdraay/ ontschuldighing/ van jueght of onverstand.
| |
[pagina 190]
| |
Der Sluytredens ghevlecht/ vervoeghing en bekleding
Die schicken wy hier na int handlen van Beleding.
| |
Ga naar margenoot+Van Besluyt.Besluyt sluyt het Vertoogh: dit deeltmen in twe leden
Ga naar margenootdHertelling/ en Ga naar margenooteOntroernis der Ga naar margenootfHertstochticheden.
Hertelling/ het bewijs dat meest treft voor ghemelt
Om wel te doen ghedenken int kort wederstelt.
Hertstochten acht voor al/ na datse zijn ghetoghen
Uyt des moeds krachten twe/ van twëerley vermoghen:
Als uyt begheerlijcheid of toornigher naturen.
Zijn zom lenigh en zacht/ die niet zo zeer ontruren/Ga naar margenoot+
Maar stemmen over een/ met de ghemene zeden/
Ghewoonheid en natuur: die zich al zoetkens spreden
In des hoorders ghemoed/ als vriends of maghe-min/
Als schaamt en trouwe /blijdschap/ vrees/ de maat heeft in.
Zom hevigh ende streng/ die t'hert ontroeren krachtigh:
Als toornicheid en rouw/ des minnaars brand onmachtigh/
Dolheid en razernij/ wanhoop/ truerigh verwijt/
Wraackghiericheyd/ erbarming/ smading/ haat en nijd.
Voor om te maken ghunst/ achtmen d'eerste de beste/
Maar veeltijds int besluyt/ daar bezichtmen de leste:
Om s'oordelaars ghemoed te buyghen of beweghen/
Na dattet ons best past dat hy dan zy gheneghen.
In Ga naar margenootaanklacht ofte Ga naar margenootbsmaad /tot haat of nijd onwaardigh:
In voorspreking of lof/ tot liefd en ghunste vaardigh.
Maar wildy iemand recht ontroeren int ghemeen/
U Ga naar margenootcwoord/ Ga naar margenootdghelaat/ en Ga naar margenootemoed/ moet stemmen overeen.
Wilt ghy my wenen doen/ zelf moety tranen spreyen/
Dan zal u wanghelaat oock my met u doen schreyen.
Men treckt Ga naar margenootfOntroering meest uyt s'dings Ga naar margenootgOmstandicheden:
Als jueght/ fortuyn en tyd/ plaats/ oorzaack en tbeleden.
Dees gheven oock wel stof om Voorreens uyt te kaken:
In danckzegging of troost/ in droef en blijde zaken.
| |
[pagina 191]
| |
Van Zaack-gheslachten.Ga naar margenoot+De delen des Vertooghs hebben wy nu verklaart:
Dees vallen zonderling/ na den verscheyden aard
Van dryerley gheslacht der zaken voorghemelt/
Na welker onderscheyd dees moeten zijn ghestelt.
| |
Betooghzame.Ga naar margenoot+Betooghzaam zaack men deelt in dryen zonderlingen/
In smalicheid of lof/ van Ga naar margenoothdaad/ Ga naar margenootipersoon en Ga naar margenootkdingen.
| |
Des persoons.Betoghing van persoon/ t'zy vroom of snode mensch/
Heeft meer als ander zaken Voorreden na wensch:
Ga naar margenoot+Want wert des zaax natuur wel naarstigh doorghekeken/
Voorshands te vinden re gheen middel zal ghebreken
Van Voorreen: die maact Gunst/ Leerzaamheid en Andacht:
En wert uyt enigh hertstocht veel te weegh ghebracht:
Van danck/ beklagh/ oock me zo ampt of dienst u port.
Vertelling valt hier niet: doch valtse die is kort.
Voortstel/ en Schifting tonen/ welck en hoe veel zaken
Wy zullen handelen/ en wat schicking wy maken.
s'Bewerings plaatsen meer tot pronck en overvloedGa naar margenoot+
Dienen/ als tot bewijs dat onze zaack zy ghoed.
Treckt hier uyt lof en smaad/ van dueghd en van ondueghlickheid:
Voorouders/ Vaderland/ voorspoock/ opvoeding/ jueghdlickheid/
Manlickheyd/ ouwerdom/ dood en het nagherucht.
Uyt dryerley gheslacht van ghoeden scheptmen vrucht:
Des Moeds/ des Lichaams goed en der Fortuynen gave.
Hier van/ acht des Ghemoeds ver boven enigh have;
Als leersaamheyd/ ghoedaard/ verstand en des ziels macht.
Des lichaams goeden zijn/ ghezondheyd/ schoonheyd/ kracht.
De ghoeden des Fortuyns na t'uyterlijck behaghen:
Zijn rijckdom/ staat/ geslacht/ eer/ vrunden/ kinders/ magen.
Uyt deze/ maghmen oock t'zy lof of smaad ontluyken/
Na dat hy die heeft wel of qualijck konen bruyken.
Weerlegging zelden valt; doch valter iet int prijzen
| |
[pagina 192]
| |
Het welck strafwaardigh schijnt/ dat zalmen int bewijzen
Verschonen met onschuld (als spreeckt ghy Davids lof
Zijn overspel/ Urias dood) of scheyter of.
Kort zal t'besluyt hier zijn/ om d'anhoorders te raden/
Tot navolghing of danckbaarheid in blijde daden.
Men troost int droeffelyck of pooght om te beweghen
Tot melijen of verfoeying na het is gheleghen.
| |
Daads Betoghing.In s'daads Betoging komt de Voorreen als voorgaande
Vertelling zelden valt (ten waar men iet vermaande
By zulke die des daads verslagh niet weten) maar
Het Voortstel neemt haar plaats/ daar volght de Schifting naar.
s'Bewerings plaatsen/ zijn Ga naar margenootabetaamlyc/ Ga naar margenootbnutbaar/ Ga naar margenootcwetlyc/Ga naar margenoot+
Ga naar margenootdLichtdoenlyc/ Ga naar margenootenodigh/ Ga naar margenootfwis/ Ga naar margenootgondoenlyc en Ga naar margenoothbeletlyc.
t'Valt dickwils datmen hier Ga naar margenoot*Ghemene plaatsen raackt/
Waar by iet deftighs wert gheprezen of ghelaackt.
Als/ zomen iemand prijst dat hy kan Rederijken/
De nutbaarheid des kunsts/ zuldy voor al doen blijken.
Het heet Ghemene plaats wat velen is ghemeen:
Als deze: God/ natuur/ mensch/ ziel/ moed/ spraack en reen
Ghenegentheyd/ geluc/ kunst/ dueghd/ ondueghd/ het leven/
De dood/ straf/ krijg henGa naar voetnoot1) vre/ wet/ zeden/ eer verheven/
En dierghelijke meer: dees hangen an de zaken
Van buyten: die nochtans die heerlyck konnen maken.
Boven betaamlyckheid vande natuur of zeden/
Ga naar margenoot+Trecktmen bevestighing meest van d'Omstandicheden.
Als/ Ga naar margenootiding/ Ga naar margenootkpersoon/ en Ga naar margenootlplaats/ Ga naar margenootmtyd/ Ga naar margenootnmiddel en Ga naar margenootowaarom
Hier op vraaghtmen aldus verkort in ener som
Wie/ wat/ hoe/ waar/ waarduer
Waarom/ wanneer/ waarvuer
Dees passen niet alleen hier: in alle gheslachten
Van zaken heeftmen daar wel vlijtigh op te achten.
Weerlegging valt hier niet/ om datmen zeker daden
En gheen onzeker werck magh pryzen of versmaden.
| |
[pagina 193]
| |
t'Besluyt hertelt int kort de nutbaarheyd der wercken/
t'Beweeght ooc zo ghy korts hier voor hebt mogen mercken.
| |
Dings Betoghing.Betoghing enighs dings/ als Dueghd/ Welsprekentheid/
Heeft Voorreen enerley zo voorheen is ghezeit/
En wert uyt enigh lof des dings gheraapt veel tijd
Het welck uytmuntigh is: somwijlmen die vermijt:
En in Vertellings plaats komt Voortstel om te cieren.
Als der Kronijcken lof roert in dezer manieren:
Gheen schrijvers doen meer nutbaarheyd in s'menschen leven
Als zulke die voorghaande dingen oyt beschreven.
De Schifting volght hier an. Bewering t'lof vertaalt.
Omstandicheyd en plaatsen zyn hier voor verhaalt.
Weerlegging/ die ghebruyckt oock zo de zelve weghen.
t'Besluyt hertelt en roert na de zaack is gheleghen.
Ga naar margenoot+Oock in zulcker manier prystmen land/ stad of pleyn/
Stroom/ zee/ bergh/ bosch/ ghewas/ beest/ acker of fonteyn.
| |
2e. Raadslaghighe Zaack.Ga naar margenoot+Men raad of ontraadt iet in Raadslaghighe zaken:
Welx eynd is eerlyck nut/ of onnut zo wy laken.
Uyt al d'Hoofdzaken vier vant enckele gheschil/Ga naar margenoot+
Oft is? en wat? hoedanich? en waarom ment wil:
De drie Ga naar margenootaoft is/ Ga naar margenootbhoedanigh en Ga naar margenootcwaarom/ hier horen/
En oock Ga naar margenootdoft magh gheschien of niet/ daar wy na sporen:
Dan noch/ Ga naar margenooteoft raadzaam is/ en dat in zulken staat/
Van zulckeen/ op dit pas/ dat hyt doet ofte laat.
Ga naar margenoot*Daads Voorbeelden men bruyct veeltijd in zulke temen/
Die roeren zeer/ licht uytet eerst wy t'lest afnemen.
Kort zy de Voorreen hier. de Reedner trecke jonst
Van zyn persoon/ die spreect uyt vrees haat noch afghonst.
Maar dat betaamlicheyd/ gevaarlicheyd/ noodwendicheyd/
Hem spreken doen: tbeghin zy zedigh met behendicheyt.
By zonder raad en weet van gheen Vertellings wet/Ga naar margenoot+
Maar preking en Vertoogh/ die eyschen die te met:
| |
[pagina 194]
| |
Als t'gheen dat is gheschiet/ veroorzaackt de bereding.
In des vertellings plaats/ komt voortstel met verbreding.
De welcke nimmermeer magh werden na ghelaten/
Als/ zomen spreeckt tot Vre/ dan valter eerst te praten/
Dat wy ghekomen zyn te spreken nu van vrede/
By menschen stut en stuensel der ghezellichede.
De Schifting schicklyck deelt/ t'gheen worden zal ghezeyt.
Des Vestings plaatsen zyn/ Ga naar margenootfNut en Ga naar margenootgBetaamlickheyd/
Oock Ga naar margenoothNood en Ga naar margenootiDoenlicheyd: diemen gebruyct int raden.
Die Afraadt wandelt juyst op rechtstrijdighe paden.
Als: hinder/ lelycheyd/ bezwaarnis/ en onmueghelycheyd.
t'Betamen trecktmen/ uyt nature/ wet en dueghlycheyd/
Oock waardicheyd en eer/ ghoe naam of qua gheruchten/
Hoop van iet ghoeds/ der vrunden nut en s'vyands duchten/
Verschoffeling van staat/ erbarming en zo voort/
Die int raadspleghen elckeen groot te achten hoort.
t'Nut en de Mooghlycheyd/ die moetmen oock hoogh wicken/
d'Ondoenlycheyd en t'Hinder/ te verkleynen schicken.
Maar boven al de Nood dringt meest/ in zulke zaken.
Als: wildy houwen lijf en ghoed/ dit moety maken.Ga naar margenoot+
Weerlegging tracht int jeghendeelGa naar voetnoot1) te halen prijs.
t'Besluyt/ beweeght en port/ en ghadert het bewijs.
| |
Ga naar margenoot+3e. Oordelighe Zaack.Een Oordelighe zaack/ die klaaght an of verdadight.
Waar in men s'rechters hert/ vermurwt en bezadight/
Of tot straffing verweckt: t'eynd eyscht onrecht of recht.
In Voorreen/ trecktmen ghunst (om die daar voormen vecht
t'Erbarmen) van ons ampt/ s'weerzakers of zyn loon.
Die d'onschuldighe quelt/ of van s'rechters persoon.
De wichticheyd des zaax verweckt Ga naar margenootaAndachticheid.
Trecktmenz' in ener som/ dat maackt Ga naar margenootbLeerachticheid.
Vertelling/ int verhaal des zaax sprockelings spreyt
De zaden des bewys: Ga naar margenootct'Vermoeden zy bereyt:
Dit trecktmen uytet geen voor ons meest is waarschijnlyck
| |
[pagina 195]
| |
En duurt tot datmen komt an Ga naar margenootdd'hoofd-twistreden pijnlyck.
Want uyt Vertelling spruyt of volght na s'zaax verklering
De Hoofdzaack des gheschils/ als grondvest van Bewering.
s'Bewerings plaatsen/ zyn na d'hoofdzaken verscheyden.
t'Besluyt den rechter port en roert hertstochticheyden.
d'Anklagher dien onsteeckt tot haten of benyen.
Verweerders neyghen hem tot ghunst en medelyen.
| |
Vande Hoofdzaken.Ga naar margenoot+De Hoofdzaack/ is des twists het voorneemste geschil/
De hele grond des zaax: daar tgheen men zeggen wil.
Toe streckt. dit enigh wit moet eerst de Reedner vinden/
Of zyn ghespreeck is ijl en zot zyn onderwinden.
Dit valt oock niet alleen int oordelen der wetten/
In elck verscheyden zaack heeftmen hier op te letten.
Als int Betoghen/ merckt eer dat ghy iet bewyst
Of recht en reden eyscht datmen dat laackt of pryst.
Int Raadslaan/ neemt ooc waar even als int Betooghlyc/
Oft nut en eerlyck is/ en nodigh/ licht of mooghlyck.
De Ga naar margenooteHoofdzaack oordelyck/ in dryen wert gheschuert.
D'eerst is Ga naar margenootfvermoedelyck/ of zulx oock is ghebuert
Ga naar margenootgD'uytbeeldelycke/ vraaght wat datter is ghedaan.
Ga naar margenoot+Ga naar margenootaRecht sprekelyke/ zoeckt hoedanigh zy t'vermaan.
De hoofdzaack/ wert gebaart uyt des anklagers klachten/
En t'gheen dat tot verwering de ghewroechde brachten.
Ontkennende opt eerst /uytbeeldende ten tweden/
Of zeggende opt lest hy deed'dit feyt om reden.
d'Hoofdzaack vermoedelyck/ heeft dees twe plaatse rijkelyck/
Als Ga naar margenootbWil en Ga naar margenootcMacht/ dees vestigen t'vermoeden blykelyck.
Die man heeft sulx ghewilt/ vermits zyn oude haat/
Liefd/ toren/ dronckenschap/ eerzucht of eyghenbaat.
Hy heeftet moghen doen/ gemerckt zyn qua genegentheyd/
Met zulck gheweer en hulp/ mits tijd/ plaats en gheleghentheyd.
d'Onschuldighing/ gheschiet door al de zelfde weghen:
Dat hy niet heeft ghewilt/ dattet was ongheleghen:
Datmen d'Omstandicheyd /verdraayt oock na behoeft.
Ghy hebt die man vermoort t'blyckt dat ghy hem begroeft.
| |
[pagina 196]
| |
Ga naar margenoot+Omdraay dit wederspreeckt door Rederyxe ghaven:
t'jan had ick hem gedoot/ k'en zou hem niet begraven.
d'Hoofdzaack uytbeeldelyck/ scheelt inde naam vant werc.
Zo iemand waarlyck ghoed uyt Klooster steelt of Kerck.
Missaackt dies Kerckenroof/ kent dieft/ hier valt de twist
Diemen by Redenkavelings uytbeelding slist.
d'Hoofdzaack rechtsprekelyck/ twist om d'hoedanicheyd.
Als iemand wel bekent/ verdadicht maar zyn feyt.
Ick heb die man ghedoot/ maar twaas een moordenaer/
Een straetschender of dief/ my dwang myn lijfs ghevaar.
Ongheval/ onverstand/ verschonen somtyd wel:
Of datment heeft ghedaan uyt oorzaack of bevel.
Ghelyck Orestes daad an zyn moeder bedreven/
Die wy by Schifting voor int breed hebben beschreven.
s'Bewerings plaatsen/ zyn Ga naar margenootdNatuur/ Ga naar margenooteWet ende Ga naar margenootfWennis
Ga naar margenootgt'Ghewysde/ Ga naar margenoothBillickheyt/ Ga naar margenootiVerbontenis en kennis.
t'Gheschil/ spruyt dickwils uyt de rechten ofte schriften/
Dat maghmen sonderling aldus in vyven schiften.
Eerst twyfelyck gheschrift of dubbeld van verstand:
Dan/ zo des scrijvers zin verscheelt van t'schrift te hand:
Oock als verscheyden schriften schelen onderling:
Of zomen tot de zaack gheen wet heeft zonderling:
Maar datmen dan gebruyckt de naast stemmende wetten/
Oock alsmen voor het recht de hoofdzaack kan verzetten:Ga naar margenoot+
Of weygheren den Rechter/ plaats/ tijd/ of die klaaght/
En datmen zo ontslipt of elders hem verdaaght.
| |
Ga naar margenoot+Vant Beleden.
| |
[pagina 197]
| |
Maar Oordels deling/ valt na tijd en plaats heel zonderling/
Zy laat dit of dat na/ vermengt de delen onderling.
Zo dat gheen zeker wet in dezen is te gheven.
Doch vest d'Anklagher/ eerst zijn klacht/ als voorgheschreven
Eer dat hy wederleyt: maar int weerspreken pryst/
Datmen t'hun wederleyt eer datmen t'zyn bewyst.
Ga naar margenootet'Geschick heeft oock geen Wet/ by Rijmers of Poëten.
t'Natuurlyke Beleed/ zy met voordacht vergheten/
Beghinnen van het eynd of uytet midden dick.
Ga naar margenootfKronijkers volghen al/ t'Natuurlyck voor gheschick.
Der Plaatsen en s'Bewys beleed/ heeft oock gheen reghel.
Des Reedners oordeel/ streckt in desen Wet en Zeghel.
Doch slaat dit voor al gha: schickt wildy iet bekreftighen
t'Onvast bewys int midden/ eerst en lest die treftighen.
| |
Van Sluytredening.Ga naar margenoot+Der Sluytredens gheschick (dat ant Beleden past)
Leert Redenkaveling/ heel grondelyck en vast.
Int Redenkavlen doch bewystmen slecht en naacktelyck/
Hier cierlyck/ opghepronckt/ beweeghlyck en volmaacktelyck.
In velerley manier: Verstrickt en Slecht besluyt/
Ontravling/ Teghenstelling/ Omdraay en Vraagh-uyt/
Ga naar margenoot+t'Waarom/ Scheeluytbeelding/ Dringend besluyt/ Zaamreding/
Oock Redenryck besluyt en Schickelick verbreding.Ga naar margenoot+
In Redenkaveling/ is Ga naar margenootaSlecht besluyt ghemelt/
Daart slot aldus ant enckel voortstel wert ghestelt.
Heeft zy een kind ghebaert/ zo isse niet meer maghet.
De zon is opgheghaan/ tis zeker want het daghet.Ga naar margenoot+
Verstrickt besluyt/ een valstrick dubbelt int belaghen/Ga naar margenoot+
Zo watmen antwoord t'is ghevanghen of gheslaghen.
Herkles wat roemdy u van Juppiters gheslacht/
Door overspel is hy/ of valsch u vaar gheacht.
Is gheleerdheyd niet nut? waer toe de hoghe scholen?
En isse ghoed? wat blyftz/ in Basterdtaal verholen?Ga naar margenoot+
Ontraveling/ die is na veler dingen uyting/Ga naar margenoot+
Zwacking der zommigher/ een endlyke besluyting.
Hebdy hem gheld gheleent/ zo hebdyt eerst ghehat
| |
[pagina 198]
| |
Van overlange tijd/ des niet/ zo hebdy dat
Ghewonnen of gheërvet of ter schenck bekomen/
Ghevonnen by de wegh of iemand dat benomen:
Maar hebdyt altyd zelf van kindsbeen af ghederft/
Ghewonnen noch ghevonden/ niemand af gheërft/
En hebdyt niet ter schenck ghekreghen noch ghestolen/
Ga naar margenoot+Zo hebdyt hem oock noyt gheleent/ blyckt onverholen.
Na Tegenspraack komt Ga naar margenootdTeghenstel an t'voorste weer.
Bestaat/ van Voortstel/ Teghenstel/ en Wederkeer.
Doe die man is ontlijft alhier/ was ick te Romen/
Waar ic doe thuys geweest/ men mocht my schuldich nomen.
Maar was ick vander hand so wyd opt zelve pas/
Ga naar margenoot+Derfdy reen te vermoen dat ick oyt schuldigh was.
Uyt s'weersprekers bewys sluyt Ga naar margenooteOmdraay enckel vast/
Niet dat hem dienstlyck is/ maar tgheen ons beter past.
t'Leven eens vromen Vorsts behoortmen niet te waghen
Want onghedurigh ist en haast ter neer gheslaghen;
Om dies wil zoumen hem die doch onzeker leeft/
Ga naar margenoot+Ghebruycken tot s'lands nut/ terwyl datmen hem heeft.
Ga naar margenoot+Uytvraghing die spuert na/ watmen mocht teghenzeggen/
Om dat met ghoed bescheyd te moghen wederlegghen.
Hoe is die dorghezel zo haast dus rijck? ick docht
Ist door zyn Vaders erf? dats by de Kreet verkocht.
Heeft hyt met Koopmanschap dus veel gebracht te voren?
t'Gheen dat hy overhiel heeft hy daer by verloren.Ga naar margenoot+
Heeft hyt van eenigh vrund verkreghen by besterffenis?
Die hebben alleghaer hem gants ontmaackt hun erffenis.
Is dit dan alles jock/ so schud hy tgheld van bomen/
Ga naar margenoot+Of t'middel onrecht is/ daer hyt door heeft bekomen.
Ga naar margenoot+t' Waarom/ de Oorzaack melt: tis recht zo ick de dueghd
Ga naar margenoot+Oeffen en lief/ die my steeds wenschelyck verhueght.
Ga naar margenoot+Uytbeelding by verschchilGa naar voetnoot1) iet onderscheydlyck zet.
Gheen Koninck ist moedwilligh die heerscht zonder Wet.
Ga naar margenoot+Dringend besluyt/ sluyt uyt ontwijfelijke dinghen
Ga naar margenoot+Die werden toegestemt/ t'geen twyflyck scheen te dringen.
Segt my ghy vrome vrouw/ had Trijnbuur beter waar/
| |
[pagina 199]
| |
Of beter zilver/ haddy liever t'uw' oft haar?
Het haar; oock had zy beter rock en ringen me?
Maar had zy beter man wie koosdy van die twe?Ga naar margenoot+
De zammelreden/ sluyt door vyferley verbredingGa naar margenoot+
.1.Voortstel/ .2.Reden-waarom/ .3.Bevestighing/ .4.Bekleding/
.5.Bevanghing/ die de vier verhaalt en sluyt in een.
.1.t'Best hoortmen eerst de jueght te leeren int ghemeen/
.2.Alzo die leerzaamst is en oock best kan onthouwen/
.3.Dewijl hunluy verstand vry is van zorgh en vrouwen/
.4.Zo op een zuyverley men duydelyker scrijft/
Een niew ghebacken pot d'eerste rueck meest by blijft/
.5.Zo zal de jongeling/ in d'eerste teder iaren/
t'Best leeren leechelijckst en trouwelijckst bewaren/
Dus ist hoogh nut voor t'land/ datmen de jonge jueght/
Zorghvuldigh int begin/ eerst leer/ tgeen help ter dueghd.
Verbreding reckt de zin/ by .1.reenwaerom .2.gelijckheydGa naar margenoot+
.3.Strijding/ .4.gelyckenis/ .5.voorbeeld besluyt tot rijckheidGa naar margenoot+
Een kloeck vernuftich man zal om gheen ongevoegh
Verzuymen wysheids winst/ .1.want zy loont rijck genoegh/
.2.Teelt vaylicheyt en vrueghd/ geluc door gelijcmoedicheyd.
.3.En onkunde maar doling/ onrust en onspoedicheyd/
.4.Recht zo in storm/ de Zeman opt Kompas te bet
Acht neemt/ hy opt ghevolgh oock med' omzichtigh let/
.5.Zo diend' het onghemack des boschlevens nodruftigh
Den rijck-armen sint Jan tot zalicheid godvruchtigh.Ga naar margenoot+
Schicklyck besluyt of Redenering heeft vijf delen/Ga naar margenoot+
Of vier/ of drie/ na Redenkavelings bevelen/
Ga naar margenoot+Daar voeght de Reedner by/ telcken redenwaarom/
Na t'eerst en t'ander voortstel/ zyn dies vijver-som.
Zo wie noch winst behoeft en is niet waerlyck rijck/
Om dat verzaadheid is des rijckdoms meeste blijck/
Mas heeft noch winst ghebreck/ t'blijckt/ wildy bescheyd weten?
Sy woekert en bedrieght/ dus maghse niet rijck heten.
Dees sluytreen is volmaackt/ om iet vast te bewijzen:
Doch zyn d'ander me goed/ verandring moetmen prijzen.
| |
[pagina 200]
| |
Ga naar margenoot+Van Bewoording.
| |
[pagina 201]
| |
Ga naar margenootiQua Omspraack/ die ontciert door ongherijmt bescheed.Ga naar margenoot+
Een Ga naar margenootkPronckeloos ghespreck/ derft zoetheyd en cieraat.Ga naar margenoot+
Het Ga naar margenootlVolghepronck en Ga naar margenootmMispronck zyn oock even quaadGa naar margenoot+
2. De Schicklycheyd bestaat in Schicking/ Voeging/ Maat.Ga naar margenoot+
De Ga naar margenootnSchicking woorden weet oock silben wel te laghen
En mijt der silben/ Klinkers of Meklinkers slaghen.
De Ga naar margenootoVoeghing voeght de leden des vertoochs al heen/
De Ga naar margenootsMaat acht opt gheklanck van kort of lange voeten/
Dat meest int Rijmen voeght/ doch kant een reen verzoeten.
3. De Waardicheyd/ die maact ghoe redens fray en cierlijck/
Die woord' en sprueken door gestalten vlecht vertierlijck/
En zonderling vermengt: zy baart zoetheyd en rijckheyd
Oock Welstand of cieraat door cierlijk' onghelijckheyd.
Bewoordings welstand is van twëerley ghewald
Der woorden ende sprueken Waling en ghestalt.
| |
Woord-walingen.Ga naar margenoot+Eerst Walingen des woords/ die wislen of verstellen
t'Woord in een ander zin: zo dese vijf u mellen.Ga naar margenoot+
Byspreck treckt in swoords plaats een vreemd woord by ghelijkenis.
Het bosch dat lacht: een stenen hert: slipt voor bezwijkenis.
Verwisseling verstelt der buurwoorden betekenis/Ga naar margenoot+
Het ding na t'werck: en die bezit voor dat bezeten// is:
De bleke dood: voor t'ghoed/ die man wert opghegheten:
t'bevangen voort bevang: de stadt voor d'inghezeten.
Vervanging neempt het deel voort heel/ t'geheel voort deelGa naar margenoot+Ga naar margenoot+
De Ze spoelt in ons schip: De Turck vernielt ons heel.
Vernoeming los voor vast bruyckt/ eyghen voor gemene/Ga naar margenoot+
Venus voor hoer: Heyland/ voor die ons helpt uyt wene.
De Bynaam inde plaats des naams oock wert ghekent.Ga naar margenoot+
| |
Sprueck-walingen.Ga naar margenoot+Der sprueken waling is die hele redens went.Ga naar margenoot+
Bysprueck iet anders meent als slecht der woorden zin/
Den Wolf by doren hebben/ angst en vaar heeft in.
De lege tonnen gheven klanckrijcste gheruchten.
| |
[pagina 202]
| |
Een doorn is stekeligh. een goe boom brengt goe vruchten.
Ga naar margenoot+Gheraadsel/ laat zich als een duyster Bysprueck duyden.
t'Berouw wie kooptet duur? de ghayl' of dronke luyden.
Ga naar margenoot+Int Scharsen meentmen iet wat anders alsmen zeyt.
Ga naar margenoot+Na-apings en Beghuyghings jesten doen t'bescheyt.
Ga naar margenoot+Voort Omspraack beelt de zin met vreemde woorden uyt.
Ga naar margenoot+Tot pronck/ of als het woord onhuesch of qualijk luyt.
Die man kreegh boodschap daar hy niemand en mocht zenden
In d'uyl of snippe vlucht: voor/ als den dagh wil enden.
Ga naar margenoot+Groot spreking zeyt iet meer als recht te zeggen voeght/
U brief heeft boven schreef my meer als wel vernoeght.
| |
Ga naar margenoot+Woord-ghestalten.Ghestalten die doort woord doen cieraat of vermering
Verhaling/ Naverhaal/ Omtocht en Dubbelering/
Zinwaal/ Weerhaal/ Val wend/ Ontkoppeling en voort
Verkopling/ Rijm Ensvals/ Silbefning/ Lacker/ Dubbelwoord.
Ga naar margenoot+Verhaling/ weer verhaalt het eerste woord bequamelijck.
Is recht? ist wel ghedaan? ist u ampt? ist betamelijck.
Ga naar margenoot+Maar Naverhaal/ het lest. Omtocht die beyde stelt.
Ga naar margenoot+Hy iaaght na gheld/ hy wintet gheld/ hy berghtet gheld.
Ga naar margenoot+En Dubbelering dubbelt woorden kort op een
U u riep ick om hulp/ my my liet ghy alleen.
Ga naar margenoot+Zinwaal/ den zin verstelt des woords verhaaltment echter/
Ick weet elck rechter daar int land/ en is gheen rechter.
Een aap dat blijft een aap/ al draaghts' een ghouden keten.
Zo wreden moeder wast/ maghmense moeder heten/Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Weerhaling t'eerste woord opt leste brengt of spader
Verrader van u land zydy ey valsch verrader.
Deftigh is hy hier toe ick zegh u hy is deftigh.
Dees dienen alle zes om te beweghen heftigh.
Ga naar margenoot+Valwend vervoeght den Ga naar margenootaVal. Die al zijn levens vrueghd
In weligh leven stelt/ leeft nimmer recht na dueghd.
Ga naar margenoot+Ontkopling/ zonder Ga naar margenootblid veel woorden t'samen past.
Ghaat/ werptet anker/ trecktet zeyl neer/ velt de mast.
Ga naar margenoot+Verkopling/ zal een sprueck met veel leden uytleggen.
Nu ghaat en ziet en hoort en wetet my te zeggen.
Ga naar margenoot+Het Rijmt aldus; ick hebt bedocht/ ghezocht/ ghekocht.
| |
[pagina 203]
| |
Eensvals/ als op een Val de woorden zijn ghebrocht.Ga naar margenoot+
Silb-effening/ verlijckt in silben s'redens leden.Ga naar margenoot+
Ons Heer die droegh het kruys: wie pooght hem na te treden?
By naast is lacker Rijm: is dit bier versch// gehaaltGa naar margenoot+
Dat loof ick nimmermeer/ in mijn mond ist verschaalt.
Maar dubbelwoorden in verstand zijn onghelijckGa naar margenoot+
Al roept ghy zo/ ten brengt een zo niet anden dijck
| |
Ciersprueck-Ghestalten.Ga naar margenoot+Ghestalten die een sprueck met ciersel slechs bekleden.
Vraagh/ Heefvraagh/ Uytvraghing/ Twijfeling/ Wonderreden/
Onmooghlijckheyd/ Beraatslaghing/ Toelating meer
Schotse toelating/ Vryspraack en Afkeer.
De Vraghing/ dringt/ vest/ twijfelt/ torent/ klaagh of wondert hemGa naar margenoot+
Zegt waarom hier int land/ twist/ vecht/ moort ende plondert men?
Maar heefvraagh/ heftigh vraaght en lasschet menigh lid.Ga naar margenoot+
Zegt wie en waan ghy zijt? wat schorter? roert u dit?
Uyt vraghing/ antwoord seffens op zijn zellefs zeggen.Ga naar margenoot+
Zouw ickt ontvlien? ick was bezet: haar neder leggen?
Zy waren meerder hoop: of zoud ick doen begheven
Mijn volck? ick was ghestelt te zorghen voor haar leven.
De Twijfling/ raadslaaght wat hy doen of zeggen wil.Ga naar margenoot+
Wat spreeck ick eerst? spreeck ick? of swijgh ick beter stil?
Iet vreemds zeyt Wonderreen of daarmen minst op let.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Recht zo de mensch hem zet/ zo waaytet in zijn net.
Onmooghlijckheyd/ brengt by onmogelijke zaken.Ga naar margenoot+
Uytspreken magh ick niet hoe my u brief kan vermaken.
Had ick een stalen stem en duyzent tongen me/
K'en mocht ten vollen niet verhalen onze we.
Beraadslaghingh/ raadspleeght met rechter of partije.Ga naar margenoot+
Raamt zelf/ wat zoudy doen/ of ghy waart op mijn zije.
Toelating/ laat die oock vryheid of vordel toe/Ga naar margenoot+
En stuent op zijn ghoed recht: wijst/ spreeckt uyt/ wat en hoe/
Meer ofmen God als menschen zal ghehoorzaam wezen.
Ick heb mijn recht verklaart/ wijst ghy nu recht in dezen.Ga naar margenoot+
Toelating schots/ die schrickt int vrystel om te jocken/
Ghaat ghy nu vry u ghang/ siet of het wel zal focken.
Vryspraack vermaant of straft heel vry doch met voorzichticheyd.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 204]
| |
Houtmen u woord noch trouw/ wijt dat u eyghen lichticheyd.
Ga naar margenoot+Afkeer de reeden went tot andren dan wy spreken.
Hemel en aard/ u God/ roep ick/ om dit te wreken.
| |
Ga naar margenoot+Pronckrijke sprueck-ghestalten.Ghestalt die neven t'ciersel rijckheyd oyt bespoorden.
Vergrotinge/ Verkleyning/ Byzin en Lijck-woorden/
Woordstapel/ Brockedeel/ Verscheel/ Scheelheel/ Prangreden
Rijzing/ Anhouw/ Verschofling/ Trapwijs en Strijdreden/
Omstel/ Verbetering/ Verwerping/ Ghang verby
Voorkoming/ Verghelijking/ Ghlijkenissen vry
Voorbeeld/ Beschrijving Uytberst en Inreding
Zijdghang/ Wijssagh en Personeringen/ Aftreding.
Ga naar margenoot+Vergroting groot/ Verklening kleynt: de zwijgher stom// is.
Ga naar margenoot+Het willigh quaad/ het dolen. Ezel die die dom// is.
Ga naar margenoot+Byzin/ iet zonders melt/ t'zy ment verzwijght of spreeckt.
By Glijckenis: of datmen twoord uytdruckt of breeckt.
Door uytdruck van een woord: hy snoot wel vaar en moer.
Door Afbreck me/ aldus: zout ghy teghen u broer?
Of by Ghelijckenis: verlaat op u verstand/Ga naar margenoot+
U jong man niet te zeer/ Salomon quam in schand.
Ga naar margenoot+Lijck-woord/ beelt d'eerste zin met ander woorden uyt.
Te Sinxen huwd' u lief/ te Pinster wasse bruyd
Ga naar margenoot+Brockedeel/ schift het ding/ in veel verscheyden delen.
Kunstoffening/ tijdverdrijf in jonckheyt is by velen/
Den man ist stichting en den ouden ist een vreughd/
In voorspoed ist cieraat/ stuensel in onghenueght.
Ga naar margenoot+Verscheel/ scheydt dingen die eens schijnen inden zin.
Die man is loos/ niet wijs/ liefd/ is gheen hete min.
Ga naar margenoot+Scheel-heel/ verscheyden dingen twe te zamen kleeft.
De vreck derft dat hy kist/ als dat hy niet en heeft
Ga naar margenoot+Woord-stapel/ baggert veel scheel-woorden tot verzaatheyd.
De Dronck teelt twist/ ghevecht/ zieckt/ armoe en versmaatheyd.
Ga naar margenoot+Prang reen zo me int kort betreckt verscheyden zaken
In u vertoogh gheroert/ om heftigher te raken.
Ga naar margenoot+Maer in een zelfde wond Anhouding vaack zal treffen/
Daar onze zaack op stuent/daar wy meest vrucht beseffen.
| |
[pagina 205]
| |
De Rijzing/ trapwijs klimt/ opt aller hooghst verheven.Ga naar margenoot+
Hy waaght voor t'land zijn gheld/ zijn staat/ ia lijf en leven.
Het Overhaal/ eyscht reen/vraaghwijs van onze woorden.Ga naar margenoot+
Ons ouders wijz' was recht/ gheen vyand te vermoorden
Die overwonnen is. hoe zo? want het gheluck
Is wanckelbaar: zijn krijgh brengt die niet ons in druck?
Bevechten overdaat tot scherm en heyl der armen
Is dueghd/ me over d'overwonnen zich ontfarmen.
Maar had hy u verkloeckt/ vlicht had hy aars ghedaan?
Zijn boosheid past ons niet te volghen/ maar versmaan.
Verschofling/ t'waarom wisselt/ d'oorzaack te verghoeden:Ga naar margenoot+
Wint ghoed: ist niet voor u/ om arme luy te voeden.
Trapsprueck/ zal t'naaste woord klimmende weer belijden.Ga naar margenoot+
Vroomheid teelt dueghd/ dueghd eer/ eer doet benijden.
Strijt-reen uyt teghenstelling kan t'vertoogh vermeeren.Ga naar margenoot+
t'Ghemeene vollix lof is smaad/ gheen rechte eere.
Omstel by teghen-reen de sprueke heel verzet.Ga naar margenoot+
Een Wet is stom gherecht/ t'gerecht een spraackbaar Wet.
Verbetring/ neemt t'ghezeyde wegh stelt anghenamer.Ga naar margenoot+
Wat? Zeg ick Dief? straatschenders naam is hem bequamer.
Verwerping/ vander hand smijt des weerzakers zeggen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+U reen gheeft hier gheen pas/ t'valt elders weer te leggen.
Verbyghang zeyt opt breedst dat zy vaynst te verswijgen.Ga naar margenoot+
K'en zeg niet vrund dat ghy u ghoed meest wint met krijghen.
Voorkoming/ vroegh weerleyt/ zellef t'gheen ons partyGa naar margenoot+
Verzwijght voort eerst/ en na mocht trecken op zijn zy.
Vraaghdy/ waarom ick hier voor die man ben ghekomen/
Zijn zaack is recht en ick gheneight tot schut der vromen.
Verglijcking/ hout by een .1.ghelyck of .2.min of .3.meer.Ga naar margenoot+
1. Heeft hy eens dieft ghepleeght/ hy doetet noch wel weer.
2. Hy vecht wel even schoon/ nu heeft hy tien te voren.
3. Hoort hy zijn vader niet/ zal hy zijn broeder horen?
Voorbeeld/ wert voor ghestelt tot afschrick of vermaan.Ga naar margenoot+
Vlieght niet te hoogh t'is Icarus niet wel verghaan.
Ghelijkenis/ verklaart t'onkenbaar doort bekende.Ga naar margenoot+
Even als ons ghedacht/ is God an allen enden.
Beschrijving/klaar bewerpt al s'zaax omstandicheyd.Ga naar margenoot+
En schildert die voor oghen duydlijck met bescheyd.
| |
[pagina 206]
| |
Ga naar margenoot+Uytberst/ met toegheschrey bekreftight straffe reden.
O oude Werelds lust/ o eeuw/ o snode zeden.
Ga naar margenoot+Inreding/ breeckt de reen/ maar dat tot meerder klaarheyd
Lieft God (wie is zo ghoed) liefdy dus seer de waarheyd.
Ga naar margenoot+Zijd-ghang/ loopt buyten s' weeghs/ om d'hoorder te vermaken.
Hier voeghtet datmen niet te zeer wijck vander zaken.
Ga naar margenoot+De Personering/ doet dood/ stom of landen spreken/
Tot schrick/ beweghing of tot straffing der ghebreken.
Ga naar margenoot+Aftred/ zeyt wat ghezeyt is/ wat voort volghen zal.
Ghy hebt ghehoort zijn opkoomst/ hoort nu oock zijn val.
Ga naar margenoot+Wijssaagh/ een zede sprueck ghevest door lang verhal.
Die God mint boven al/ hem treft gheen ongheval.
| |
Ga naar margenoot+Van Ghedenkenis.
| |
Ga naar margenoot+Van Uyt-spraack.
|
|