Twe-spraack; Ruygh-bewerp; Kort begrip; Rederijck-kunst
(1962)–H.L. Spiegel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 182]
| |
Allen Redenryck-kamers.Ga naar margenoot+Is al t'geschapen verrotting onderwurpen/ Veel meer sleept al t'gheen by de schepselen te weegh gebracht wert/ zijn onderghang na zich: ist dan vreemd jonstighe Broeders/ dat de Rederijck-kamers in enigh verval ghekomen zijn? twelck ghene machtige Rijcken/ ooc d'alder vernuftichste menschelijcke ja Godlijcke instellingen zelf/ niet hebben mogen ontvlien. De voeghelijcste middel tot langduricheid/ is/ datmen de zelve vaack tot haar eerste grondvesten betrecke. Lust ons dan ons ampt ghenoegh te doen ende onze naam te betrachten? zo staat ons vlijtigh na te spueren der kameren aller eerste instellingen: die zalmen bevinden als ghemene land taals scholen voor allen bejaarden kunstlievenden menschen tot oeffening van alle vermakelijcke ende land-nutte wetenschap opgerecht te zijn. Zulx waren Leschiae inde eerste eeuw/ de welcke by verloop des tijds onderghaande/ zijn de Pitaghorische broederschappen ende der Philosophen scholen in de plaats ghekomen; welcker wyze van wijsheids naspuering nochtertijd tot veel plaatsen in Italien loflijck ende Landnutlijck ghevolght wert. Dat de kamers tot Rijmen alleen niet inghestelt zijn/ betuyght behalven veel ander opmerkingen/ de Name zelf onwedersprekelijc. Maar dat het Maatklinkend' ghedicht van (4) ouds/ zo byden Hebreen/Grieken als Latijnen oock mede Rijm gheweest is/ magh gheen in zulx verzochte/ ontkennen. En wat schort ons/ dat wy niet mede/ zo zy gedaan hebben/ ander bevallijcke zoeticheid in onze taal naspueren? De Duytsche spraack is by zich zelven hier toe rijck/ zoet ende voeghlijck; zy wacht maar na verstandighe yverighe bouwers. Wy luy hebben hier na vermoghen (de Letterkunst ende Redenkaveling/ die den voorghang gehat hebben/ overlopende hebbende) ghetracht de grondvesten van welsprekentheyd in plat Duyts te bewerpen. onze wit is gheweest zelf daar aan iet te leeren/ zijn wy andren nut of behulpelijck met zulx/ dat is ons lief: isser iemand diet namaals verbetert/ dat waar ons noch liever. Wy hebbent opt kortst al by een ghestelt/ zo Cicero; meester der welsprekentheyt; zelf mede bestaan heeft/ op datment te lichter begrijpe: hoe kort dattet is/ hier is niet nodighs overgeslagen/ ende den ghenen diet zal willen grondlijck naspueren ende int werck stellen: zonder twelck te doen/ al ons scrijven doch niet helpen zoude/ al waart een heel groot boeck. dat wijt op rijm gheschickt hebben/ gheschiet om te beter het gheleerde t'onthouden. Dit proefstuck zulx alst is/ wert u luyden kunstlievende Broeders uyt der jonste gheoffert. |