Twe-spraack; Ruygh-bewerp; Kort begrip; Rederijck-kunst
(1962)–H.L. Spiegel– Auteursrechtelijk beschermdHet darde Boeck.Int eerste Boeck hebben wy de handeling des eenvoudighen/ ende int twede des T'zamenghezetten gheschils/ dies vólghens de Vóórtstellen ende hun verdelinghen/ overghehaalt: Nu komen wy tót de Bewysredening,Ga naar margenoot+ (het byzonderste deel des Redenkavelings) dat is de handeling der Bewys-Ga naar margenoot+redenen. Ende al hoe wel men die zelve eerst moet weten te vinden eermen die handelt/ even ghelyck een Schoemakers óf Kuypers jonghen gheen schoen óf vat kan leren maken/ zonder Leer ófte Hout: zó valtet nóchtans nutst/ den leerlinghen in hun leer jaren eerst het ambacht /met leer ende hout dat de Meester hen reyckt/ ende daar na het leer ende houtkópen (tót hun ambacht nóódlyck) te leren. Ghelyck óóck de ghene die een huys wil bouwen/ eerst des zelfs maaxel in zyn verstand schildert/ ófte iewers op bewerpt/ ende na der hand bequame stóffe zoeckt daar toe dienstlyck zynde. Even alzó voeght het (87) niet qualick inde Redenkaveling/ eerst het maaxel ende de fórm van Bewysredening/ óf handeling der Bewysredenen voor te stellen/ ende dan daar na hoemen die tót elke zaack dienende/ zonderling zal konnen vinden: Hoe wel Rodolphus, P. Ramus, ende andere verstaan dat de Vinding/ als het eerste deel des Redenkavelings/ voor het óórdeel behóórt te gaan: zó zalt nóchtans onghevoeghlyck vallen den ankomelingen/ zonder van dit voorghaande ghehóórt te hebben/ hen eerst de Vinding der Bewysredenen in te prenten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat is Bewysredening?Ga naar margenoot+T'is d'ene reden uyt d'ander trecken ende met bewys iet besluyten. T'is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een reden waar mede men de zaack diemen handelt bekrachtight/ ófte doet toestemmen/ ende is het Wit ófte Ende des Redenkavelings. Deze gheschiet doort schicklyck t'zamenvoeghen ende vlechten der Vóórtstellen. Der zelver ghedaanten zyn vier: als/ eerst Ga naar margenootaSchicklyck besluyt/ Ten Tweden Ga naar margenootbSlecht besluyt (dat onder t'eerste ghetoghen wort) Ten darden Ga naar margenootcDringhend besluyt. Ten vierden Ga naar margenootdByspel (88) dat onder Dringend besluyt mach ghetrocken worden. Tót deze worden noch andere ghevoeght: als/ Ga naar margenooteKlimmendbesluyt/ Ga naar margenootfOmtreck/ etc. die niet vast en staan/ ten zy menze door de vorighe eerstghestelde vestighen magh. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Schicklyck besluyt.Is eerst tweërley/ Enkel; bestaande uyt enkele vóórtstellen: en T'zamenghezet; bestaande uyt t'zamenghezette. Óóck wordenze nóch verdeelt in Betóóglycke Waarschynlycke (diemen Redenkavelighe noemt) ende Nueswyze/ dats Valsche. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat is Schicklyck besluyt.T'is een beraadslaging die uyt twe toeghestemde Vóórtstels het darde Ga naar margenoot+nóódlyck besluyt: Want der tweër Vóórtstels twe Mercktekenen, worden alzó tót het darde ghevoeght/ datze óóck nóódlyck alle drie onder zich eenstemmigh zyn. Na Aristoteles zeggen/ is dit Schicklyck besluyt, in welcke enighe dingen ghestelt ende toeghestaan zynde/ iet anders/ als t'gheen dat toe ghelaten was/ nóódlyck besloten wort: aldus/ Gheen (89) kunst kan zonder oefening gheleert worden: Redenkaveling is een kunst: Dies magh Redenkaveling niet zonder oeffening gheleert worden. Schicklyck besluyt be-Ga naar margenoot+staat uyt haar stóffe ende form. De Fórm is de beleding der Bewysredenen/ Ga naar margenoot+maar de stóffe zyn de Mercktekenen der zelver; ende die zyn drie/ als óóck even zó veel Vóórtstels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Vande Mercktekenen en der zelver vinding.De Mercktekenen zyn elx enkelen Vóórtstels delen/ waar uyt het zelfde bestaad/ zó hier voor gheleert is) als het Ga naar margenootaOnderwerp ende Ga naar margenootbT'ghezeg. Ga naar margenoot+Dezer zyn in al de drie Vóórtstels maar drie; diemen noemt T'minder/ Ga naar margenoot+T'meerder/ ende T'middel Merckteken. T'minder is des voorghestelden gheschils (datmen bewezen wil hebben) onderwerp. Ende T'meerder is Ga naar margenoot+t'ghezeg des zelven gheschils. T'middel is t'gheen dat tót bewys vant zelfde gheschil ghezócht ende voor t'besluyt twemaal verhaalt werd/ maar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
int besluyt nimmermeer gheroert. De Vinding der Mercktekenen is ghereed: want het voorghestelde gheschil/ dat int Schicklick besluyt (90) de sluytreden word/ bevatter twe: als/ T'minder ende T'meerder. Tót een voorbeeld/ ons gheschil zy óf de ziel onsterflyck is? Hier is Ziel/ als het onderwerp zynde/ het Minder Merckteken; ende onsterflyck/ als t'gheen dat vant onderwerp ghezeyt word/ is het meerder Merckteken: om welck gheschil te bewyzen/ zoecktmen na het darde als de Waarom ófte de Bewysreden des zelven gheschils/ twelck men het Middel Merckteken noemt: Laat dit in dezen zyn/ dat de ziel zich zelven beweeght. Alzó maacktmen uyt de schicklycke beleding der drie Mercktekenen/ op hen zekere maat verhaalt zynde/ drie Vóórtstellen/ ende van de zelve het Schicklyck besluyt: aldus/
Wat zich zelven beweeght is onsterflyck:
De ziel beweeght zich zelven:
Dies is de ziel onsterflyck.
Het vólght nóódwendich/ zó de twe eerste Mercktekenen des gheschils mettet darde over een stemmen/ datze dan óóck onder zich eenstemmigh zyn: ende dies is het Besluyt nóódlyck waar: maar zó een van tween met het darde verscheelt/ zó ist besluyt valsch. (91) Merckt/ dat de Mercktekenen niet altyd van een wóórd bestaan: als int eerste Besluyt was T'gheschil/ óf Redenkaveling zonder oeffening mach gheleerd worden? Hier is Redenkaveling t'onderwerp des Gheschils/ ende midsdien óóck t'minder Merckteken: ende ófse zonder oeffening magh gheleerd worden/ is het ghezeg/ ende derhalven het meerder Merckteken. Nu wildy bewyzen neen/ ende ghy zoeckt het middel ófte het darde Merckteken/ t'welck met beyde de voorzeyde dingen ghemeenschap heeft: als kunst/ t'welck het Gheslacht is/ ende Redenkaveling is des zelven gheslachts ghedaante: Dies besluyt ghy wel/ alzó ghene kunst (als het Gheslacht) zonder oeffening magh gheleert worden/ dies vólghens óóck Redenkaveling (een Ghedaante des zelfs zynde) mach zonder oeffening niet gheleert worden. Neemt tót duydlycker onderrechting (alzó dit het byzonderste werck des Redenkavelings is) nóch een exempel. Ons gheschil zy óf de Fortuyn lichtvaardigh is? Ick zeg Ja. Waarom? Hier zoeck ick de óórzaack. Die zy/ datze haast weerneemt t'gheen zy ghegheven heeft. Dit is het Middel Merckteken/ dat ick invoere om myn zeggen te be-(92)vestighen/ t'zelfde voeghende tót het ghezeg des Gheschils/ ófte tót het meerder Merckteken/ maack ick t'eerste Vóórtstel aldus/ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Wie haast weerneemt dat hy gheeft, is lichtvaardich.
Daar na voegh ick t'zelfde Middel met het Onderwurp des Gheschils/ als met het minder Merckteken/ ende make het twede Vóórtstel/
2. De Fórtuyn neemt haast weer datze ghegheven heeft.
Hier uyt vólght dan het bewezen Gheschil/ als zynde t'darde Vóórtstel: waar in óóck nimmermeer het Middel Merckteken verhaalt mach worden/
3. Dies is Fortuyn lichtvaardich. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de vinding des Middel Mercktekens.Hoemen het zelfde Middel Merckteken (als een Bewys ófte middel om te vestighen t'gheen men zeggen wil) in elck voorvallende gheschil na wensch en behoefte ghereed zal (93) konnen vinden/zullen wy int 4. Boeck handelen/ ende eerst de verscheyden beleding ende wyzen des Schicklycken besluyts nu voornemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vande Vóórtstellen des Schicklycken besluyts.Het eerste dezer drie word het aMeerder Vóórtstel ghenoemt. In dit zelfde eerste deel des Schicklycken besluyts bestaat alle die kracht des Sluytredenings/ ófte Beslóts: wantet ghemeenlyck een alghemeyne sprueck is/ ende een ontwyfelyck besluyt. Het twede wort T'minder Vóórtstel gheheten datze óóck het bByghevoeghde noemen. T'darde is het cBesluyt, t'welck het bewezen gheschil is. De Rederyckers stellen vyf delen des Schicklycken besluyts/ als T'meerder/ de Waarom/ T'minder/ ende óóck des zelfs Waarom/ vóórt het Besluyt. Hoe wel deze Bewyzingen gheen delen des Schicklycken besluyts zyn/ maar t'zyn nieuwe bewyzingen op zich zelven. Aldus zouden zy een der vorighe exempelen leyden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Rederyckelyck Schicklyck besluyt.1. T'meerder Vóórtstel.
Ga naar margenoot+Wat zich zelven beweecht is onsterflyck | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De Waarom.
Want alzó t'zelfde zich zelven niet en begheeft/ en latet nimmermeer af te beweghen.
3. T'minder Vóórtstel.
De Ziel beweecht zich zelven.
4. Reden ófte Waarom.
Alzó t'gheen dat door vreemde roering beweecht word onzieligh is.
5. Besluyt.
Dies is de Ziel onsterflyck.
Tót nóch toe hebben wy van stóffe des Schicklycken besluyts ghehandelt/ dat zyn de Vóórtstellen/ zó die nu Waar ófte Valsch zyn in zich/ dat en roert de fórm niet: zó óóck de fórm/ vlechting ófte schicking der Vóórtstellen valsch is/ dat roert de stóffe niet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vande Fórm der Schicklycker besluytredenen.Ga naar margenoot+Deze is een Wettelycke beleding ende schicking der Vóórtstellen/ ende Mercktekenen/ alzó de sluytredening dat eyscht: bestaande in zekere ghestalten ende wyzen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat is Ghestalte?Ga naar margenoot+Een beleding ófte schicking des Middelmercktekens óf des bewyzende óórzaax/ ófte een gheschick der mercktekenen: ende dezer isser drie/ D'eerste/ T'wede/ ende Darde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D'eerste Ghestalte.Daar t'Middel merckteken des meerderen Vóórtstels Onderwerp/ ende des minderen Vóórtstels Ghezeg is: als/ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dueghd verhueght: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twede Ghestalte.Daar t'Middel Merckteken bayde der twe eerste Vóórtstels ghezeg is. Dees besluyt niet dan benenende: als dit/ Alle quaad verarghert den bezitter: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Darde Ghestalte.Daar t'Middel Merckteken bayde der twe eerste Vóórtstels onderwerp is. Hier is t'Besluyt altyt een zonderling Vóórtstel: als/ T'ghenoeghen maackt ryck: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Vande Wyzen.Wyze is een tóghing der Vóórtstellen Hoedanigheid ende Gróótheid. Der zelver isser xiiij. Enighe zyn alghemeyn/ enighe byzonder/ Zom toestemmigh/ zom benenende/ ende worden met zekere wóórden afghemerckt/ welcke wóórden elck drie Klincklet-(97)ters hebben/ elck der zelver Klinckers een der Vóórtstellen toegheeyghent zynde/ als d'eerste Klincker elcken wóórds t'eerste Vóórtstel; de twede/ t'weetste; ende de darde/ t'darde. Deze letteren zyn a/ e/ i/ o/ ende betekenen/
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D'eerste Ghestalte heeft vier wyzen/ onder deze namen vervat: Barbara, Celarent, Darij, Ferio. De twede Ghestalte heeft óóck vier wyzen/ onder deze namen/ Caesare, Camestres, Festino, Baroco. De darde Ghestalte heeft zes wyzen/ onder dees namen/ Darapti, Felapton, Disamis, Datisi, Bocardo, Ferison. Makende t'zamen xiiij. wyzen van Schicklyck besluyt: ende alle Bewysredenen die niet onder een der zelver moghen ghetoghen worden/ bestaan in zich niet: tót naackter verklaring zullen wy der zelver exempelen elck een by brengen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste Ghestalte.Hebbende vier wyzen/ een Alghemeyn Toestemmende/ ende een Benenende/ ende een Byzonder Toestemmende/ ende een Benenende. In alle vier wyzen/ is het Middelmerckteken des Meerderen Vóórtstels Onderwerp/ ende des minderen Vóórtstels Ghezeg. Exempelen/
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Merckt dat des eersten Ghestaltens eerste Wyze de voornaamste/ volkomenste ende krachtichste wyze aller Besluytredenen is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twede Ghestalte.Daar t'Middel Merckteken het Ghezeg is in beyde de eerste Vóórtstels. Deze is zeer dienstigh om andere Bewysredenen te wederleggen: want zy sluyt niet dan Benenende/ ende heeft vier Wyzen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Darde Ghestalte.Daar t'Middel Merckteken het Onderwerp is in de twe voorste Vóórtstels. Deze wort veel ghebezicht int by brengen van exempelen/ ende heeft 6. Wyzen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarnemingen.Alle Bewysredenen diemen niet in een van de vorighe xiiij. wyzen kan trecken/ zyn onvast: Daarom willende weten óf enighe Bewysreden die u voorkomt van fórme ghoed is/ óf niet; zó bezoeckt óf ghy die in ene der zelver koont brengen: ende dat in dusdanigher voeghen/ neemt/ iemand zeyt aldus/ Alle vorderlycke kunsten behóórtmen overal in zulcken taal te leren die elck best verstaat: Merckt eerst wat het Middel Merckteken is/ namelyck een Taal die elck best verstaat. Dit schynt het ghezeg van beyde de eerste Vóórtstels/ ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dies onder de twede ghestalte te behóren. Onderzoeckt nu de Gróótheid ende Hoedanigheid van beyde u Vóórtstels; zó bevindy het eerste Alghemeyn/ het twede Byzonder/ beyde bevestighende: Zódanighen wyze zuldy in de twede ghestalte niet vinden/ óóck sluytmen daar niet dan Benenende: (103) Dus moet deze sluytredening verschickt zyn/ ende mooght zeggen aldus/ In zulcken taal die elck best verstaat behóórtmen overal alle nutte kunsten te leren: Aldus is u Middel Merckteken het Onderwerp int eerste Vóórtstel gheworden/ ende komt dies onder d'eerste Ghestalte; zoeckt daar een alghemeyn ende een byzonder bevestighende Vóórtstellen/ t'een met een a/ t'ander met een i/ afghebeelt/ ende zultet vinden inde iij. Wyze onder Da, ri, i. Het en is óóck int Redenkavelen niet nódigh de Besluytreden mettet meerder Vóórtstel te beghinnen. Maar men stelt het minder óf het twede wel dickwils eerst: als beghinnende: De Duytze Taal verstaat elck best/ etc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reghels.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier mede ghenoegh verklaart hebbende des Schickelycken besluyts omstandicheden ende eyghenschappen/ zullen nu tót de andere Bewysredeningen komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Duydlyck Schicklyck Besluyt.Ga naar margenoot+Het welck uyt twe byzondere Vóórtstels iet alghemeyns besluyt: alzó ghenoemt om dattet ghezeg ghemeenlyck uytet voorghewurpen exempel iet duydet. Het heeft twe Wyzen/ een Bevestighende/ een Benenende/ (105) in voeghen als de darde Ghestalte/ sluytende aldus/ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
j.Cicero is een Philozoof: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ij.Jób was een Heyden: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T'zamenghezet Schicklyck besluyt.Ga naar margenoot+Zó wanneer het Vóórtstel t'zamenghezet is/ ende het t'zamenghezet Vóórtstel drierley zynde; is óóck diesvólghens zulck Schickelyck besluyt drierley: als/ verknócht/ verdeelt ende ghekóppelt: aldus/ Heeft die vrouw ghebaart/ zó heeftse by gheslapen: De zulcke/ als óóck d'ander t'zamenghezette/ moghen lichtelyck tót de enkele ghebracht worden; daar is óóck gheen ghereder middel om der zelver Waarheid ófte Valsheid te ondertasten: aldus brengtmen het (106) voorghaande onder de darde Wyze van d'eerste Ghestalte. Alle vrouwen die ghebaart hebben/ hebben by gheslapen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Slecht besluyt.Is een onvolkomen ófte ghebreckelyck Schickelyck besluyt/ daar een vande Vóórtstels verzweghen wort/ t'welck daar by ghedaan zynde volkomen wort. Het heeft dies maar twe Vóórtstellen/ ófte zó te zeggen een Vóórtstel mettet Besluyt/ dóch al even wel drie Mercktekenen. Exempelen/ De ziel beweeght zich zelven: Hier spoort ghy/ dat int eerste het Meerder: als/ Wat zich zelven beweeght/ beweeght ewigh; ende int twede het Minder Vóórtstel: als/ De Ziel beweeght ewigh; vergheten ófte naghelaten zyn/ ende zó vóórt in d'ander mede. Deze Bewysredenen bruycktmen/ als een der Vóórtstellen zó heel bekent is dattet nódelóós is te verhalen; ófte óóck/ als de Bewysreden niet zeer vast staat: als/ Die Jongelinck zieter bleeck uyt: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Want deze vergheten Vóórtstels: als/ Alle bleke luy draghen liefd: ende alle die by nacht veel wanderen zyn dieven; zoumen niet konnen verdadighen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reghel.Wildy weten welck der Vóórtstellen verzweghen is? Slaat gha/ zó het Onderwerp (108) des Vóórtstels ende des Besluyts een is/ zó ontbreeckt het Meerder; ist zonderling/ zó ghebreeckter het Minder Vóórtstel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dringend besluyt.Ga naar margenoot+Dits een Bewysredening die uyt veel byzondere iet Alghemeyns/ óf uyt de Delen het Gheheel/ óf uyt de Ghedaanten het Gheslacht vóórtbrengt. Want even ghelyck het Schickelyck besluyt vande Alghemene tót de Byzondere vóórt-treet/ (ghemerckt het Meerder Vóórtstel al daar meest iet Alghemeyns is) in zulcker voeghen komt Dringend besluyt vande Byzondere tot de Alghemeyne/ aldus/ De ghemeent van Romen hebben een ghoed ghevoelen van Milo: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarneming.Datter int bybrengen der byzondere dingen niet vergheten werde/ óf datmer iet onghelyx ófte strydighs zou konnen teghen zetten/ heeftmen te verhoeden. Men sluyt qualyck: De Duytzen zyn blanck/ De Italianen zyn blanck/ zó óóck al ons buurvólkeren: Dies zyn alle menschen blanck. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Delen des Dringende besluyts.Ga naar margenoot+Het heeft twe delen: als/ het Voorghestelde, uyt veel byzondere t'zamen ghebracht zynde; ende het Ghevólgh, dat is iet alghemeyns uyt het vorighe besloten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Byspel.Is een Bewysredening daarmen uyt evenghelycke dingen iet ghelyx afneemt: Daar wy het een uyt het ander/ om de evenghelyck-(110)heid die in beyden ghevonden wort/ bevestighen. Want in Byspel is de evenghelyckheid óórzaack des ghevólghs: als deze/ Scipio was liever zelf Balling/ als dat het Vaderland om zynent wil zou last lyden: Deze Besluytredening wort omghestóten alsmen enighe reden van onghelyckheid kan betónen. Byspel is een onvolmaackt Dringend besluyt even als slecht besluyt een onvolkomen Schickelyck besluyt is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Klimmend besluyt.Is een ophóping van dingen nóódzakelyck an elck ander hangende: als/ Gheslachten/ Ghedaanten/ Onderscheyden/ Óórzaken ende Werckingen: Gherechticheid is Dueghd/ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nóch/ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarneming.Het Klimmend besluyt dóógh niet/ inde dingen die niet nóódlyck an elck ander hangen: daarom is dit een zeer bedrieglycke sluytredening: zó wy after nóch leren zullen/ komende an de valsche Bewysredening. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verstrickt besluyt.Ga naar margenoot+Is een Besluytredening uyt twe strydighe leden bestaande/ welcke ghy van beyden toestemt/ zydy achterhaalt: aldus/ Zydy onschuldigh waarom vlucht ghy? |
|