't Word grooter plas: maar niet zo 't was. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1670-1760
(1992)–C.W. Schoneveld– Auteursrechtelijk beschermdVertaalhistorie. Deel 3
[pagina 93]
| |
28
| |
[pagina 94]
| |
Want schoon haar stoffen lang voordeezen zyn gevonden,
Zyn beide, haaren geest en handen vastgebonden;
En wel vertaalend' 't gene een ander heeft gedacht,
Arbeidt de vinding min, maar 't oordeel met meer kracht.Ga naar eind36
Dryden heeft verstandiglyk aangemerkt, dat een overzetter zynen schryver zoo bekoorlyk moet vertoonen als hy immers kan, mits behoudende zynen zwier, en hem niet ongelyk aan zich zelven maakende. De letterlyke en slaafachtige overzetting, die dezelve Dichter niet onaardig noemt de kunst van op de hielen van een' schryver te treeden,Ga naar eind37 wordt met reden bespot van den Ridder John Denham. Ik oordeel, zegt hy, dat een schryver dwaalt, die naa den tytel van getrouwen overzetter staat, voor al in het stuk van Poëzy. Men laate deeze zorg bevolen aan vertaalers van zaaken, waar in de minste omstandigheden van gewigt kunnen zyn, gelyk in historische gevallen of in geloofsartykelen. Maar die het zelfde wil doen in Poëzy, zal nooit in zyne onderneeming gelukken, om dat hy iets onmogelyks onderneemt: want hy moet niet alleen de eene taal in de andere, maar ook Poëzy in Poëzy overbrengen; en de Poëzy is zoo vol van fyne geesten, dat zy in het overgieten vervliegen en als 'er geen nieuwe geesten by gedaan worden, blyft 'er niets over dan het gene de stokers terra damnata of caput mortuum noemen; want elke taal heeft zyne byzondere aardigheden die kracht en leeven aan de uitdrukkingen geeven: en die zich op letterlyke vertalingen legt, zal het ongeluk hebben van dien jongen reiziger, welke zyne eige taal buiten 's lands vergat, zonder eene andere geleert te hebben. De moedertaal, slaaflyk in 't latyn overgezet, verliest alle haare bevalligheit, en het latyn, letterlyk in de moedertaal overgebragt, is niet meer als een lichaam zonder ziel.Ga naar eind38 Naa dat ik dus aangetoont heb, wat onze beste schryvers van de vertaaling denken, zal ik mynen leezer eene vertaaling mededeelen die het licht nooit gezien heeft, en waar van ik reeds een brok in eene van myne voorgaande Redenvoeringen vertoont heb. De Lierzang op de wyze van Anakreon, die het midden van dit geschrift beslaat, is eige vinding; en al het deel, 't welk Anakreon 'er in heeft, is, dat hy den dichter het denkbeeldt of de gedachte van dit dichtstukje heeft gegeeven. De volgende vaarzen maaken het besluit van het eerste boek van de Kallipeidia van den Abt Quillet,Ga naar eind39 en kunnen voor een voorbeeldt van eene edele en geestige vertaling gehouden worden, die het merkteken en de zwier van haar oorsprongkelyk behoudt. [...] |
|