Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 793]
| |
Vrolijkheid in het Lierse begijnhof
| |
[pagina 794]
| |
een zekere fierheid, een opinie en een open kijk op wat er in de wereld gebeurt, i.c. op de Franse bezettingstijd, het ‘Frans gespuis’ of ‘strontmans van democraten’. Keerzijde daarvan is de distantiërende ironie en de spot met de staat van anderen; vandaar dat zonder rem of schaamte de draak wordt gestoken met gehuwden, kwezels, priesters, paters en nonnen. Dit komt overvloedig aan bod in waarschuwingen tegen het huwelijk (bijvoorbeeld in een lied over een zottin, ‘haast verdronken door dwaasheid en min’, die tegen de waarschuwing van haar moeder in met een weduwnaar trouwt - ‘al heeft hij twee vrouwen versleten’ - maar geslagen en bedrogen wordt) en kluchten over kwezels met vlooien, tot zelfs een klucht waarin een oude pastoor op het altaar zijn broek verliest. Zowel gegeven als vormgeving zijn sterk verwant met de orale traditie van het volkslied: er komen marktliederen in voor, boerenbruiloften, bacchusfeesten, dromen en liederen in een verbasterde en Nederlands-Franse mengtaal. Veel herinnert ook aan de volkse feestcultuur, waarbij de ernstige wereld op haar kop wordt gezet en de verborgen tekortkomingen in uitvergrote vorm worden tentoongespreid. Dit gebeurt onder meer in een droom van een soldaat, waarin wijzen als zotten verschijnen en mannen van rang wanstaltige misvormingen hebben ondergaan, en in platvloerse grollen over boeren. Onrechtstreeks zetten ze de hypocriete ernst en de wereld van fatsoen te kijk. Scatologische taal wordt daarbij zeker niet vermeden, en zelfs geen koprolalie; schijten en purgeren zijn de normaalste zaak. Die fantasmen fungeren als afweer tegen een wereld van ijdelheid, lust en corruptie, waarvan men zich afkeert, en ze versterken de eigen gevoelens van onthouding en veiligheid die het begijnhofleven biedt. Daarnaast is er ook een duidelijk verband met de traditie van zotte liederen en refreinen die in de Nederlanden sinds de zestiende eeuw in de wereldlijke literatuur en in rederijkerskringen bekend zijn. Daar wordt de religieuze en morele noodzakelijkheid die op het gewone leven weegt uitgeschakeld en is de verhouding met de werkelijkheid vrijblijvend en belangeloos. Naast die ontspannende functie is er ook een curatieve: de zotte liederen verdrijven de melancholie als gevolg van het eenzijdig benadrukken van het vroede of wijze, de studie, de onderwijzing en de lering. In het liederenboekje van Piré zijn daarvan nog duidelijk sporen terug te vinden, zoals in een lied over de bestrijding van de melancholie, of de door ‘gepeinzen’ verwekte ‘dulligheid’ van ‘ipoconders’. Als antidotum tegen droefgeestigheid gelden het zotte en de onbezorgde lach. Zo noteerde Piré in haar cahier een grappig bekoringsverhaal over St. Antonius met de duivel, vermomd als aap, en enkele liederen over de verschillende manieren van veesten. Gelijkaardige komische elementen zijn ook bekend uit enkele zotte refreinen van Anna Bijnso. | |
1. Muis, muis sa komt eens uit uw kluisTegenover de ijdelheid van de wereld biedt het begijnhofleven bescherming en veiligheid. De tegenstelling wordt in een eenvoudige allegorische verbeelding voorgesteld als een spel tussen kat en muis. | |
Muis, muis sa komt eens uit uw kluis
Muis muis sa komt eens uit uw kluis,
Gij zijt genooidGa naar voetnoot2 dezen avond in mijn huis
Ten huize van de kat,
In 't midden van de stad.
5[regelnummer]
Daar zullen wij ons drinken zat.
Kat kat uw nodingGa naar voetnoot6 is charmant
Om mij te knappen tussen uwen tand,
Gij zoekt mij maar tot buit,
Och ik en koom niet uit
| |
[pagina 795]
| |
10[regelnummer]
Zodat uw meining is verbruidGa naar voetnoot10.
En vreest toch niet gij alderliefste muis
Voor u zo is het besten in mijn huis.
Ik zeg u voor gewis
Komt maar aan mijnen dis
15[regelnummer]
Want er voor u wat lakkersGa naar voetnoot15 is.
Kat kat gij zijt een lozen kwant
In uw beloftens al te abondant.
Maar uwe lozigheid
Leert mij voorzichtigheid
20[regelnummer]
Ik dank uw voor al uw lakkerheidGa naar voetnoot20.
Muis muis ik ben een zoete min
Voorwaar in mij en steekt geen erg in.
Ik val voor u te voet,
Ach komt tot mij met spoed,
25[regelnummer]
Ik bid u mij dees voldoening doet.
Allen uw minjouw en allen uw gegrol
Zal mij niet krijgen uit mijn muizenhol
Want allen uw gevlei
Is maar ve[r]leierij
30[regelnummer]
Ik blijf in mijn holleken daar ben ik vrij.
Leert hier begijntjens leert hier van de muis:
Bemint uw hof en zoekt uw ruste thuis.
Schoon u de wereld vleit
Met alle ijdelheid
35[regelnummer]
Blijft met het muisken in d'enigheid.
Finis | |
2. Wel zal dit nog langer durenEr wordt de draak gestoken met een kwezel die op een jammerlijke manier door vlooien wordt belaagd en een potsierlijk bestrijdingsmiddel krijgt aangepraat. Luister maar niet naar ‘kwezelskuren’, zo luidt de les. | |
Wel zal dit nog langer duren
Wel zal dit nog langer duren
Dat gekrevelGa naar voetnoot2 en gebijt
Moet ik dat nog lang gedurenGa naar voetnoot3
Dien bitteren vlooienstrijd
5[regelnummer]
't Is bijnaar om dul te zijn
Van het jukselGa naar voetnoot6 en de pijn
D' een die krabbelt d' ander krevelt
| |
[pagina 796]
| |
D' een die frutselt d' ander snevelt
D' een die springt en d' ander bijt
10[regelnummer]
Heer war' ik mijn vlooien kwijt.
Broeders 't komt ons van de kwezels
Of van menig ander sloor
Die de vlooien groot als ezels
Ons bijzetten in de koorGa naar voetnoot14.
15[regelnummer]
Want ik voel wel aan de pijn
Dat het kwezelsvlooien zijn
Ziet zij springen eens zo snelder
En zij bijten eens zo felder
Als gemeineGa naar voetnoot19 vlooien doen
20[regelnummer]
Zijn ook anders van fatsoen.
'k MeindeGa naar voetnoot21 't hondevlooien waren
Als ik zag zo groot formaat
Die de mensen niet en sparen
't Zij van klein of groten staat
25[regelnummer]
Want zij bijten in ons vel
In de kerk en op ons cel,
Ja zij niet alleen en bijten
Maar ons overal beschijten.
Waar wij gaan of waar wij staan
30[regelnummer]
Zij zijn altijd op de baan.
Den pater sprak aan zijn gezellen:
Ik heb laastmaal eens gezien
Hoe er eens een sloor kwam bellen
Aan ons spreekhuis wel voorzien.
35[regelnummer]
Want zo den poortier haar zag
Schoot hij uit in enen lach
Daar logeerden duizend vlooien
Enkel in haar voorschoot-plooien
Schoon zij dagelijks zat en vonkGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Zij van vlooien toch opsprong.
Hoe en was zij niet gebeten
Ja zij was die beesten moeg,Ga naar voetnoot42
Haar heel aanzicht was bescheten
Hij vroeg of zij moesjesGa naar voetnoot44 droeg,
45[regelnummer]
[xxx]Ga naar voetnoot45 zegt zij aan de pijn
Dunkt mij dat 't sprinkhanen zijn
Want zij jukkenGa naar voetnoot47 en zij springen
Ja zij bijten en zij wringen
Ik word dul vind ik geen baat
50[regelnummer]
Daarom bid ik u om raad.
| |
[pagina 797]
| |
Hoort wat de poortier dan dede
Met dees welgenoemde sloor.
Straks hij zei: ik weet remedie
Geeft aan mijnen raad gehoor.
55[regelnummer]
As zij springen springt dan ook
En verdrijft alzo dit spook,
Bijt ze als gij wordt gebeten
Eet ze als zij van u eten
Zo zult gij op korten tijd
60[regelnummer]
Wezen die sprinkhanen kwijt.
Den broer en kost niet meer gedurenGa naar voetnoot61
Leidd' haar gauw ten huize uit
Hoort niet meer naar kwezelskun
En voelt al het vlooienkruid.
65[regelnummer]
Hij riep uit in ongeduld
Nu ben ik er mee gekuldGa naar voetnoot66
Hij en wist niet wat verzinnen
Om de vlooien t' overwinnen
Hij ontziet hem moeit of pijn
70[regelnummer]
Om de vlooien kwijt te zijn.
Finis | |
3. Wilt gij dat ik nu zingen zalEen sjabloon in de liederen is de opsomming waarbij allerlei grappige associaties worden gemaakt. ‘Vrolijk te zijn is onzen wens’, blijft het enige doel. Hetzelfde lied, met variaties, komt voor in het liedboekje uit het begijnhof van Herentals (ca. 1784). | |
Wilt gij dat ik nu zingen zal
Wilt gij dat ik nu zingen zal
't Is niet de moeite weerd.
Mijn keel is droog en ik ben mal.
Maar als gij toch begeert,
5[regelnummer]
Welaan dan luistert naar mijn lied
Want zingen is mijn ambacht niet
En zo u dat niet aan en staat
Zoekt dan waar 't beter gaat.
Een mens dat is een aardig dier
10[regelnummer]
Een vrouw dat is een wijf
Eenieder drinkt op zijn manier
Maakt twee en drie geen vijf.
Van honing wordt van geen zeep gemaakt
Eenieder kiest wat 't beste smaakt.
15[regelnummer]
En 't geen ik u verhalen kan
Mijn vader was een man.
| |
[pagina 798]
| |
Ik wens de vrienden altemaal
Te leven menig jaar
Mijn beurs is plat en ik ben kaal
20[regelnummer]
Twee scheten maakt een paar.
Een vogel is een pluimgediert
Een nachtuil in het donker zwiert
Veel mensen wonder zijn van geest
Een verken is een beest.
25[regelnummer]
Wanneer ik alles wel beschouw,
Een kat heeft maar een steert
Een raaf is altijd in den rouw
Ook minder als een peerd.
Maar 't wonderbaarste nog van al
30[regelnummer]
Hetgeen ik u verhalen zal
Wie is 't die het geloven zou
Mijn moeder was een vrouw.
In 't bed te kakken is geen kunst
Een haas slaapt in het veld
35[regelnummer]
En slagen krijgen is geen gunst
Schoon praten is geen geld.
Men houdt voor zeker en gewis
Dat ham en bonen lakkerGa naar voetnoot38 is
En men gelooft in 't algemeen
40[regelnummer]
Dat twee meer is als een.
Begijnescheetjens klinken fijn
Een pannekoek is plat
Pompwater is geen Rensen wijnGa naar voetnoot43
Een aap is kaal van gat.
45[regelnummer]
Een olifant en is geen mug
Een kemel draagt meer op zijn rug
Als zeven vlooien konnen doen
Een oorveeg is geen zoen.
Weet gij wat twee bekanstjensGa naar voetnoot49 zijn
50[regelnummer]
Een kladdeken met stront
Hetgeen men legt zo ik vermijnGa naar voetnoot51
Tussen de neus en mond
En kent gij enen interval
Luistert wat ik u zeggen zal
55[regelnummer]
Men kakt men pist m' is op zijn vrij
Een scheetjen tussenbij.
Vrolijk te zijn is onzen wens
Een trekmuts is geen broek
Het zingen dat verheugt den mens
| |
[pagina 799]
| |
60[regelnummer]
Stront is geen peperkoek.
Een scheet is nooit een donderslag
Al was het met den zomerdag
Maar dat is zeker en gewis
Dat stelen zondenGa naar voetnoot64 is.
65[regelnummer]
Wanneer gij winden wordt gewaar
Dan blaast eens dat het kraakt
Het oude spreekwoord zegt zeer klaar
Men dan in trein geraakt.
Twee honden die zijn aan een been
70[regelnummer]
En accorderen niet meteen.
Hiermede ik mijn liedjen sluit
De kluchten die zijn uit.
Finis | |
4. 'k Heb een liedken in mijn handEen kluchtig lied in raadselvorm waarbij de toehoorder, bevrijd van elke morele dwang of fantsoensnorm, moet uitmaken wie de meester is in het veesten. De hoop wordt uitgedrukt dat niemand zich zal storen: ‘'t Is maar om de klucht geschied’. | |
'k Heb een liedken in mijn hand
'k Heb een liedken in mijn hand
Wilt aanhoren van de scheten.Ga naar margenoot+
't Is van een viezen kwant
Iedereen die mag het weten.Ga naar margenoot+
5[regelnummer]
't Is van een viezen naam
Daar dit lieken komt vandaan
Tantouri louri la ut re mi fa so lia.
Iedereen dat ambacht kan
Van de scheten wel te laten.
10[regelnummer]
't Is bekend aan alleman
Want 't geschiedt in alle staten.Ga naar margenoot+
Wie het is zij konnenGa naar voetnoot12 't wel
Maar nochtans niet even fel.
Tantouri...
15[regelnummer]
Hoort een scheet van een begijn
Deze mag alzo wel wezen
Vallen ordinaris klein.
'k Heb nog wel gehoord voor dezen
Waaraan dat dit ligt voorwaar
20[regelnummer]
Kunt gij vragen maar aan haar.
Tantouri...
| |
[pagina 800]
| |
Hoort een scheetjen van een non
Die kan men bijna niet horen
Zij en vallen geenszins bonGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Want zij die het meest versmoren
Zodat die nog erger zijn
Als een scheet van een begijn.
Tantouri...
Een kwezelsscheetjen klinkt zo rot
30[regelnummer]
Nog vindt zij daarin behagen.
Laat zij vliegen enen prot
Is den stank niet te verdragen.
Doch zij stoort haar daar niet aan
Want zij schijt gedurig aan.
35[regelnummer]
Tantouri...
Het gat van enen minderbroer
Dat gaat af als enen donder
Schijten erger als een boer
't Dreunt van boven en van onder.
40[regelnummer]
Als zij lossen hun gespan
Iedereen verschiet daarvan.
Tantouri...
Capucientjens ook voorwaar
Lossen deftig en van degen
45[regelnummer]
Toch zo sterk niet of zo zwaar
Groten klank zij niet en geven
Zodat dit verschilt nog wat
Van een minderbroeders gat.
Tantouri...
50[regelnummer]
Predikheren konnen kloek
En ook zware scheten laten
Valt er eens wat in de broek
Zij niet veel dan zullen praten
Want dan is den stank te grof
55[regelnummer]
En zij worden kort van stof.
Tantouri...
Ook de pater jezuïet
Diën mag ik niet vergeten
Zij en doen 't zo sterk niet
60[regelnummer]
Toch zij houden veel van scheten
't Wordt van hun genoeg gedaan
Maar zij niet ter herten gaan.
Tantouri...
| |
[pagina 801]
| |
Al de heren in het zwart
65[regelnummer]
Konnen ook wel lustig stinken
Schijten ook al even hard
Laten die wel deftig klinken
Schijten al gelijk de rest
Stinken erger als de pest.
70[regelnummer]
Tantouri...
Jonge dochters in complot
Konnen ook zo hevig razen
Vieren hunnen lollepotGa naar voetnoot73
Als zij maar van achter blazen
75[regelnummer]
Schijten wel zo vigilantGa naar voetnoot75
Dat hun hemde vliegt in brand.
Tantouri...
De getrouwden heel plaizant
Dikwijls om ter meeste schijten
80[regelnummer]
Zij doen 't ook wel overhand
D' een kan d' ander niet verwijten
Als zij zijn te bed gesteld
Hoort m' hun schijten met geweld.
Tantouri...
85[regelnummer]
Hiermee sluit ik nu mijn lied.
'k Hoop niemand en zal hem storen
't Is maar om de klucht geschied
En van 't schijten eens te horen
Zoekt den meester uit dit lied
90[regelnummer]
Maar ik wed gij vindt hem niet.
Tantouri louri la ut re me fa so lia
Finis Bron |
|