Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 759]
| |
Stilzwijgende bewonderaarster van Wolff en Deken
| |
[pagina 760]
| |
De bewering dat het een geheel nieuwe roman betreft zal de deskundige lezer na enkele bladzijden vreemd voorkomen, omdat de geschiedenis van Louize treffende gelijkenis vertoont met die van Sara Burgerhart. Louize woont als wees bij de ‘fijne’ tante Bedilziek, die dubieuze contacten onderhoudt met broeder Bemoeial. Volgens Bedilziek en Bemoeial is Louize ‘Satans kind’ en haar voogd, de vrijgezel Adelaart, ‘een werelds man’. Louize ontmoet tijdens een wandeling met haar tante de officier Henry, en al snel ontwikkelt zich de liefdesgeschiedenis die in de roman centraal zal staan. De twee delen van samen meer dan vijfhonderd pagina's worden gevuld met de obstakels die het tweetal bij hun liefde ondervindt. In het voorwoord kondigde de auteur aan dat vooral uit de roman te leren is hoe trouwe vriendschap tussen twee vriendinnen soms slechts schijn is, vooral als er een man in het spel komt. Louize heeft een hartsvriendin, Cecilia Rijkaart, die onberispelijk lijkt en Louize altijd goede raad geeft. Als Louize een ander meisje ontmoet met wie ze ook bevriend wil raken, en dit trouw aan Cecilia meldt, is de laatste daar niet mee ingenomen. Haar jaloezie kan het echter niet verhinderen. Als Louize Cecilia laat kennismaken met Henry, wordt Cecilia verliefd op Henry. Ze drijft een wig tussen Henry en Louize, door Louize te laten denken dat Henry ontrouw is. Als kroon op haar werk laat ze Louize tijdens een wandeling schaken door een huzaar (‘dien tweeden Lovelace’ - naar de boef uit Richardsons Clarissa), die bevriend was met Henry. Na de schaking verleidt Cecilia Henry, maar ze biecht hem daarna de ware toedracht op. Henry vertrekt vol wroeging over zijn lichtzinnige gedrag naar Duitsland en België. Louize wordt gered door een vriend van Henry. Haar eer is ongeschonden gebleven, wat blijkt uit het schriftelijke verslag van de schaking dat ze naar haar nieuwe vriendin stuurt. Na een verblijf in Engeland komt Louize hersteld van alle emoties terug in Nederland, waar ze bij toeval Henry ontmoet, die juist hun namen in een boom kerft. Eind goed, al goed: ze trouwen en krijgen een kind. In de nevenintriges en de ‘schaduwrelaties’ (de vriend van Henry wordt ook verliefd en zijn geliefde heeft weer een vriendin) vallen meer parallellen met Sara Burgerhart aan te wijzen. Tante Bedilziek wordt voor tweeduizend gouden dukaten opgelicht door broeder Bemoeial, Louize ontmoet een vrouw die men een ‘savante’ noemt. Toch heeft Henry en Louize ook eigen vondsten. Een Amerikaans-Indiaanse vriend van Henry uit het leger vertelt over zijn afkomst en de problemen die hij ondervond toen hij met een Spaans meisje wilde trouwen. Er wordt vaker over de grenzen gekeken: Kruyer, de protégé van Adelaart die Louize wil adopteren, doet verslag van zijn reis naar Oost-Indië. Engeland en zijn bewoners worden uitvoerig beschreven als Louize daar verblijft. De actuele werkelijkheid komt ook aan bod, bijvoorbeeld in een brief van een huishoudster aan haar vriendin over kookboeken en wanneer Cecilia aan de deur stof koopt van een joodse koopman. Tante Bedilziek heeft naast Bunyans Pilgrim's progress boeken met suggestieve titels als De beschouwing van den man en de vrouw in den Huwelijken Staat, Venus' minzieke gasthuis, De Leydsche student en De Amsterdamsche en Haagsche ligtmis in de kast staan. Ondanks de overeenkomsten met Sara Burgerhart is er een groot verschil: Sara Burgerhart is veel grappiger en spitser dan Louize. Hoewel Henry en Louize wat dat betreft weinig leesgenoegen biedt, geeft deze briefroman een aardig beeld van de achttiende-eeuwse (vriendschaps-)moraal. | |
Henry en Louize (fragmenten)De eerste twee passages geven een indruk van het karakter van de vriendschap tussen Louize en Cecilia. Het derde fragment biedt aardige huishoudelijke realia, afkomstig uit een brief van Jeanette die in de schaduwvertelling een rol speelt. | |
[pagina 761]
| |
hart voor de ene of voor de andere spreekt, ik alsdan nog ene vriendin, nevens u, aanleg - Nu - zet maar zulke grote ogen niet op - wordt niet jaloers - gij behoudt toch altijd de oudste brieven. - Geloof mij, waart gij zo verre niet van hier, maar altijd onder het bereik van mijn gezicht, o ik zou er niet eens aan gedacht hebben; maar begrijp den afstand eens, wij zijn bijna negen uren van elkander af, en op het meest zien wij malkander twee of driemaal in 't jaar. - En waarom zoudt gij dit dan ook kwalijk nemen?- 't Is met de vriendschap geheel anders dan met de liefde gelegen - wij kunnen deze laatste hartstocht maar voor één énige gevoelen; maar in de uitoefening der vriendschap meer heren dienen. - Dus, lieve Cecilia! mijn besluit is genomen, en daarmee - Punctum.- | |
b. [Cecilia aan Louize]Uwe liefde staat mij, kort en goed, bijzonder wel aan; - maar dat gij nog ene tweede vriendin wilt aanleggen, behaagt mij niet - dat is overbodig: - 't is waar, het noodlot scheidt ons wat verre van elkander; maar er is immers papier, inkt, lak enz. om onze wederzijdse belangen over te brengen? en dat is zo goed of wij bij elkander waren. - Hoor, ik zal u, bij de eerste gelegenheid, mijn silhouet overzenden, leg dat op uwe tafel, zo dikwijls als gij aan Cecilia schrijft, dat zal mij zo veel aan u vertegenwoordigen of ik er zelve ware. - Zie, recht voor de vuist moet ik u zeggen, dat ik liever uwe vriendschap onverdeeld alleen bezit; - evenwel, zo mijne vriendinne Louize dit willekeurig verkiest door te zetten, fiat - 't is uw hart, mijn beste! - een eigendom dat u alleen toebehoort - en dat u niemand betwisten kan. - Alleen ben ik maar bevreesd, dat mijne Louize meer smaak - meer genoegen in hare nieuwe vriendin zal vinden, en uwe Cecilia, die u toch zo recht hartlijk liefheeft, minder vriendschap van u genieten zal; - mogelijk is mijn vrees voorbarig: - maar het nieuwe behaagt licht. - [...] Verzeker uwen besten Henry van mijne achting [...] gij zult hem waarschijnlijk al verhaald hebben dat gij ene intime amitié hebt met uwe chère Cecilia. | |
c. [Jeanette aan Madelon]Apropos, ik heb mijn boekenkastjen eens doorgesnuffeld, en onder mijne verzameling gevonden De oprechte Hollandsche Keukenmeid. Daarteboven enige losse recepten voor allerlei vla's, ragouts, extraordinaire schotels enz. enz. naar behoren gereed te maken, welke u soms van dienst zouden kunnen wezen - daarom zal ik het zootjen bijeen pakken en u zenden, om, als gij nog ongehuwd blijft, er uw gebruik van te maken. - Gij zult waarschijnlijk zeggen: ik ben huishoudster en geen keukenmeid | |
[pagina 762]
| |
- dat is wel waar, meisjen! maar als men goed ordonneren wil, dient men zelf wel te weten hoe het moet klaar gemaakt worden; - het maakt een zeer zot figuur, als de meid eens vraagt: hoe is de juffrouw het gewoon klaar te maken? - en men moet dan antwoorden: ik weet dat zo niet - o! dat niet weten aanzichtGa naar voetnoot1 zo kwalijk. 135 Titelpagina's van enkele veelgebruikte kookboeken, vergelijkbaar met die waarop in tekst c gezinspeeld wordt In verscheidene teksten komt de naam ‘Aaltje’ voor als keukenmeid, in het werkje linksboven, uit 1811, is ze met alleen ‘volmaakt’ maar ook ‘zuinig’
Bron |