Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 736]
| |
Gezangen voor de kerk
| |
[pagina 737]
| |
Ze kreeg een streng-godsdienstige opvoeding. Haar moeder zag niet in ‘waartoe al die geleerdheidnodig was bij het besturen van een gezin’ maar haar vader zorgde voor haar geestelijke vorming. Ze was goed bevriend met de dichteres Maria Petronella Woesthoveno. In 1783 trouwde ze met de dichter Willem van de Velde, die een vooraanstaande rol in het genootschapswezen speelde. Hij was weduwnaar en had twee kinderen, waarvan er een krankzinnig was en op achttienjarige leeftijd stierf. Van de drie kinderen die ze zelf kreeg, stierven er twee in 1790. De poëzie was haar tot troost en gedichten van haar verschenen in vrome bundels aan het eind van de achttiende eeuw. Ze zong zelf graag de liederen van de zeventiende-eeuwse predikant-dichter Lodenstein. Samen met haar man was ze lid van het ‘Amsterdamsch dicht- en letterkundig genootschap’ en ze publiceerde in de Werken ervan. Ook voor het gezelschap ‘Hierna volmaakter’ leverde ze bijdragen. | |
Gezang LXI. Het gebedHet volgende lied is kennelijk geliefd geweest. Het komt in verschillende bundels voor: Christelijke gezangen voor de openbare godsdienstoefeningen (Amsterdam 1796); Christelijke gezangen en liederen (Haarlem 1804); als gezang 79 in de Evangelische gezangen, maar dan sterk gewijzigd; en in Christelijke kerkgezangen (Amsterdam 1851). | |
Gezang LXI. Het gebed
Hoe zalig, Vader, is ons lot,
Hoe onuitspreeklijk 't heilgenot
Dat hier Uw kind mag smaken,
Dat zelfs in ramp en strijd U roemt,
5[regelnummer]
In vreugd en smart U Vader noemt,
Die alles wel zal maken;
Dat U zijn angst en noden klaagt
En vol vertrouwen redding vraagt.
Ja zalig zijn wij, bij 't gemis
10[regelnummer]
Van al wat wereld-blijdschap is,
En zegevol in 't strijden,
Als wij, vertrouwend op Uw Zoon,
Ons, biddend, wenden tot Uw troon,
En staren op Zijn lijden;
15[regelnummer]
Ja dan daalt bij de zwaartste smart
Zelfs hemelvreugd in 't biddend hart.
Wat heil voor zondaars, welk een eer
Vertrouwlijk met den Opperheer
Als vriend te mogen spreken,
20[regelnummer]
Van Hem vertroosting, sterkte, licht,
Besturing, onderwijs in plicht
Ja, alles af te smeken;
Hier zwijgt al 't morrend zorgen stil,
En 't kinderhart aanbidt Gods wil.
25[regelnummer]
Gij toch, o God, Gij kent en weet
| |
[pagina 738]
| |
Al onze zwakheên, al ons leed,
Gij wilt verlossing zenden;
Wij zijn Uw kindren, wat ons treff',
Wat ramp of vijand zich verheff',
30[regelnummer]
Hoe zich ons lot moog' wenden;
Gij, God, wien 't biddend hart vereert,
Gij zijt het, die 't heelal regeert.
Dat dan geen donker ogenblik
Ons hart vervull' met angst en schrik,
35[regelnummer]
Geen vijand ons doe wijken!
Neen, voor Gods troon, waar 't heil ons wacht,
Is raad en troost, en moed en kracht,
Zou dan ons hart bezwijken?
Hij is 't die onze tranen telt,
40[regelnummer]
En 't smekend kind ter hulpe snelt.
Al stort ons vaak ons dwalend hart
In jammervolle zondesmart,
Door schijn bekoord, bedrogen:
Hij is een Vader, die vergeeft,
45[regelnummer]
Die wellust in genade heeft,
Met 's zondaars smart bewogen,
Voor Hem wordt, bij het stil gebed
Ons hart verbeterd en gered.
Volmaakte Jezus! die in 't leed
50[regelnummer]
Voor zondaars worstlend biddend streedt,
Gij wilt ons bidden leren;
Uw Geest vuur' onzen ijver aan,
Leer' ons tot God ook biddend gaan,
En Hem als Vader eren,
55[regelnummer]
Zo worden wij reeds hier bereid
Voor 't eeuwig lied der dankbaarheid.
Bron |
|