Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 739]
| |
Op het podium
| |
De vriendschapHet dialoogje over de iconografie van de vriendschap is interessant omdat de botsing wordt verwoord tussen de traditionele voorstelling en de toen moderne normen en modes. Voor de gegeven beschrijving van de ‘vriendschap’ en de bijbehorende uitleg combinere men de gegevens in Het groot natuur en zedekundigh werelttoneel (deel III, 1750; p. 405-408). Vrouwe Vriendschap wordt daar verbeeld met een ontblote borst, in een wit gewaad en met losse haren of vlechten. Ze draagt een hondje op de ene arm en heeft een bloemkrans in de andere hand. Ze heeft blote voeten en staat op een doodshoofd. Mogelijk is het gedichtje bedoeld als bruiloftsvers en bood Van Alphen er een eigen afbeelding van de vriendschap bij aan. | |
[pagina 740]
| |
De vriendschap
A.
Waarom u, vriendschap! toch met blote borst getekend?
Ontsticht dit niet elkeen?
B.
O vrager, die uw oog hierdoor beledigd rekent!
't Geschiedt om wijze reên:
5[regelnummer]
't Betaamt de oprechtheid, die geen boezem wil verbergen,
En 't hart zelfs open biedt.
A.
Doch, waartoe wil men u die witte kleding vergen?
Ze is zó de mode niet.
B.
Door elke mode heen blijft zuivere onschuld schittren,
10[regelnummer]
Als 't leliblank gewaad.
A.
Maar, zal uw lange vlecht geen BrutushoofdGa naar voetnoot11 verbittren,
Daar dit bijzonder staat?
B.
De losse en lange vlecht was 't kenmerk steeds, voordezen,
Om Gode 't hart te biên,
15[regelnummer]
Daar, bij mishandeling, of straf, slechts stond te vrezen
De vlecht verkort te zien.
A.
Wat wil die frisse krans in uwe hand ons tonen,
Gestrengeld bloem aan bloem?
B.
Zo zijn zij saamgesnoerd, wier trouw ik wens te kronen,
20[regelnummer]
En die ik vrienden noem.
A.
Wat zal dat hondje, dáár, in uwen arm ons melden?
'k Moet lachen, eer ik 't weet.
B.
De trouw en dankbaarheid, die slag heeft van vergelden,
Dáár, waar de mens 't vergeet.
A.
25[regelnummer]
Maar hoe toch barrevoets de loopbaan ondernomen?
Dit deel is teer en zacht.
B.
Opdat ik in den nood te vaardiger kan komen,
En 't ongemak veracht.
A.
Maar, zeg, dit éne nog: Wilt ge u ook roem verwerven,
30[regelnummer]
Daar gij den dood zelfs tart?
B.
Geen roem kan mij voldoen; maar, voor mijn vrind te sterven,
Dit wenst, dit kan mijn hart.
| |
[pagina 741]
| |
Bron |