Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 545]
| |
Een predikantenvriendin
| |
Vluchtige dankgroeteDit gedicht heeft Buijts geschreven toen ze in verband met haar lichamelijke conditie een vaste plaats toegewezen kreeg in de Vismarktkerk. De predikant Jacobus Willemsen had hierbij bemiddeld en Helena's dankbaarheid kende geen grenzen. Ze hoopt overigens dat de stoel vaak leeg zal staan, omdat ze - ondanks het ongemak dat haar nu juist de plaats bezorgde! - de predikant wil volgen op de volgens het rooster van preekbeurten vastgestelde route langs de verschillende Middelburgse kerken. De stijl van het gedicht is soms onbeholpen. De schrijfster laat soms het persoonlijk voornaamwoord weg. | |
Vluchtige dankgroete aan den hoogeerwaardigen, hooggeleerden tederstgeliefden heer Jakobus Willemsen, enz. enz. voor het vereren ener plaats in de Vismarktskerke: Den 3den der Zomermaand, 1760
'k Deê te kort aan lust en plicht,
Zo mijn veer, in proze of dicht,
U, hoogleraar, niet van herten
Dankte, voor uw gunstgeschenk,
5[regelnummer]
Lang begeerd; 'tgeen redt uit smerten,
Meer dan hier te melden denk.
Hertlijk dank, geliefdste heer,
Voor die gifte, die mij zeer,
Zijnde in ongeval, verblijdde;
10[regelnummer]
Wijl ze ook toekwam van uw hand
Die men, daartoe, m' als benijdde,
Legge ik 't snatren aan een band.
'k Wens de Heer mij, op die stoel
Veel de kracht gunneGa naar voetnoot14 en 't gevoel
15[regelnummer]
Van zijn Woord, er voorts te spreken
Ook door u, mijn guldenmond!
Bij wien lest daar kreeg het teken
Tot veel vreugd, van't heilverbond.Ga naar eindnoot(1.)
| |
[pagina 546]
| |
99 Het begin van het gedicht ‘Vluchtige dankgroete’ in het handschrift van Helena Buijts
Dan helaas! 't gebeurt niet veel,
20[regelnummer]
Dat men 't liefelijk gekweelGa naar voetnoot20
Van dien preekstoel krijgt te horen
Door uw stem; die ieder wekt,
Ja, door nieren weet te boren;Ga naar voetnoot23
Aller oor des naar zich trekt.
25[regelnummer]
Doch geen nood voor mij, zo lang
Blijve taamlijk rap ter gang;
| |
[pagina 547]
| |
Nooit verveelde 't mij, mijn herderGa naar voetnoot27
Als zijn schaap te volgen, waar
'k Zag te grazen, dichte of verder,
30[regelnummer]
'k Liep gewillig, blij, aldaar.
O, zo lang maar kruipen kan
Kome ik, om zijn hemel-mann'Ga naar voetnoot32!
Op te zaamlen; Vismarktskerke
Krijgt, hoe na, mij niet altijd:
35[regelnummer]
Och, dat mij de Heer voorts sterke,
En voor nood ertoe bevrijd'!
Heeft nochtans Gods majesteit,
Smert en kwaal voor mij bereid
Meer dan daar weer mee moest zwoegen
40[regelnummer]
Dan verkwikk' die plaats mijn hert,
Met een durend vol vernoegen;
Lenigende zwak en smert.
'k Loof gewis, in ouder dag,
Dan mijn leraars-zorg, en mag
45[regelnummer]
Reeds, te recht, van hem getuigen
Dat hij, als zijn naamgenootGa naar voetnoot46,
Zich naar gang en werk wil buigen,
Ja, dat zulks hem nooit verdroot.
Stil! Waar vaart mij dit papier,
50[regelnummer]
Zonder zaken, zonder zwier,
Henen? Moet 't niet billijk schromen,
Onder uw nauwkeurigst oog,
Liefste Willemsen! te komen?
Wis, dit stuk hoeft geen betoog.
55[regelnummer]
Maar, gij weet, en ik erken
Dat 'k een arme in dichtkunst ben;
Daarbij, zal uw min verschonen
Al 't gebrek, en nederzien
Op wel willen; 't schrift licht lonen
60[regelnummer]
Met 't een vriendelijk oog te biên.
'k Heug, met dank, nog aan het woord
Lest, op 't schoonst', van u gehoord!Ga naar eindnoot(2.)
Ware 't in mijn zielsvermogen
Dat te roemen naar waardij,
65[regelnummer]
Gij kreeg beters onder d' ogen,
Allerwaardste heer, van mij.
| |
[pagina 548]
| |
'k Zie rekhalzend naar den stond,
Dat ge 't heilwoord weer verkondt,
Druip dan op mijn zeer dorre aarde,
70[regelnummer]
Die dien dauw verlangt, behoeft;
Sinds drie weken er niets gaarde,
Daar hij viel, vaak niet beproefd.
'k Vraag verschoning, dat niet eer
Zong dit danklied, voor mijn heer;
75[regelnummer]
d' Ongemene huisbedrijven;
Meest 't bezeerde vingren-stel,
Deên 't drie dagen achterblijven,
Nog geschiedt 't in pijn en kwel.
Neem nu 't nodige vermaak
80[regelnummer]
Buiten, heb wat lichter taak,
In uw krachten af te sloven,
Dan gij krijgt in stadsgewoel,
Waar u elk den tijd komt roven,
Naargelang van staat en doel.
85[regelnummer]
'k Hoop op goê gelegenheid
Dat g' een oogblik mij verbeidt
Om aan huis u ook te danken.
En, voor 't liefderijk bezoek,
En 't gemelde in deze klanken;
90[regelnummer]
Daar 'k mij reeds al toe verkloek.
't Zoet gezelschap, stil geneurdGa naar voetnoot91
Gistren, heeft mij opgebeurd;
En dien toon gesteld in 't dichten.
U behage dezen zang!
95[regelnummer]
'k Blijf m' in liefde, opnieuw, verplichten
T' uwen dienst', mijn leven lang.
Bron |
|