Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 436]
| |
Een omvangrijk en openhartig egodocument
| |
[pagina 437]
| |
Isabella's Vrede tractaet is een van de zeldzame gedrukte seculiere egodocumenten van vrouwen uit de zeventiende eeuw. Gezien ook De Moerloose's Zuid-Nederlandse afkomst en het rooms-katholieke milieu waarin ze opgroeide, is er alle reden te veronderstellen dat ze geïnspireerd is geweest door de autobiografische teksten van vrouwelijke religieuzen. Ze heeft het genre dan in wereldse zin omgebogen. De autobiografie, bestaande uit drie delen en in totaal bijna 700 bladzijden dik, is een lang relaas waarin levensbeschrijving, moralisaties, weergave van debatten en verdediging dwars door elkaar heen lopen. Geschreven in een woelige periode van haar leven, was het Vrede Tractaet in de eerste plaats een verantwoording voor niet onbesproken daden en gedachten. In het eerste deel, ‘Behelzende de auteure haar leven, verstand en ervarenheid’, rekent Isabella af met de geruchten die er rond haar vertrek uit Gent en haar huwelijk met de al wat oudere predikant Hoogentooren zijn ontstaan. Zij geeft tevens bewijzen van de juistheid van haar visie op het geloof. Met name in het tweede deel geeft ze adviezen aan andere vrouwen. Haar eigen huwelijkservaringen beschrijft zij in dit tweede deel om er anderen mee te helpen. Om die reden is dat deel, ‘behelzende de vrouwen-plicht’, waarschijnlijk in de wat meer afstandelijke derde persoon geschreven. Deel een en drie, waarin verslag wordt gedaan van het verloop van Isabella's leven, zijn in de eerste persoon gesteld. Het Vrede tractaet is niet in de laatste plaats bedoeld als rechtvaardiging. De strijdlust van Isabella is al op de voorpagina merkbaar: ‘Die daar iets tegen heeft, mag 't er tegenin brengen: zij [Isabella] blijft bereid om alle erelijke lieden contentement te doen’ laat zij de drukker bekend maken. Dezelfde oproep wordt achterin de bundel herhaald. Enigszins in contrast hiermee zijn Isabella's vredelievende bedoelingen, die ook uit de titel van haar autobiografie moeten blijken. Mogelijk zinspelend op de bijnaam die ze van haar moeder kreeg, ‘Vrede’, wil Isabella vooral duidelijk maken dat haar opvattingen te rechtvaardigen zijn en geen gevaar vormen voor de lezers. Zij schrijft opmerkelijk open over haar geloofsovertuiging, die vaak gebaseerd is op eigenzinnige interpretaties van de woorden van priesters, predikanten en separatisten zoals Jean de Labadie, de religieuze leider van de groep waartoe ook Anna Maria van Schurmano behoorde. Met haar kenmerkende openhartigheid schrijft Isabella ook over onaangename voorvallen in haar jeugd. Omdat zij ‘wonderlijk’ wordt gevonden, vallen haar al jong veel minder plezierige ervaringen (zoals de dreiging geëxorceerd te worden) ten deel. Ook haar latere huwelijks- en seksleven doet Isabella in duidelijke woorden uit de doeken. Het Vrede tractaet is een unieke bron voor gegevens over het dagelijks leven van een zeventiende-eeuwse vrouw. Daarnaast is het een meeslepend verhaal, waarin de hoofdpersoon de lezer steeds opnieuw weet te verrassen. | |
a. Vrede tractaet IHierin staan herinneringen uit haar vroege jeugd centraal. | |
Vrede tractaet IVooreerst hebbe ik gemurmureerd, omdat mijne vrienden mij wonderlijk noemden als ik een klein kind was om gemeneGa naar voetnoot1 zaken. Ik was de eerstgeborene mijner moeder, en omdat zij vrede kreeg met haar stiefvader met dat zij van mij bezwangerd was, zo noemde zij mij Vredebrengster, en als ik geboren was, en zij bevonden een helmGa naar voetnoot2, en dat ik gemeenGa naar voetnoot3 goed was, of tegen een ieder vriendelijk, zo noemden zij mij wonderlijk. Als ik dat hoorde, zo zeide ik, ‘'t is wonder dat men gemene zaken ongemeen noemt’, en vervolgde: ‘wat is er gemener als dat een liefhebber van kinders een vrouw liefkoost, of vriendschap bewijst als zij zwanger is; ten tweeden dat een kind vriendelijk is, | |
[pagina 438]
| |
dat niet als vriendschap ontvangt, en allemansvriend dat van iedereen aangetrokken en geliefkoosd wordt, zoals de eerste geborenen doorgaans doen zo lang als er geen andere en bennen; waarom? omdat die dan de liefde alleen hebben, daar zij anders maar een deel van en krijgen, en dat bijzonder als de grootvaders en grootmoeders nog leven, doordat elk begerig is om daarmede te spelen, en eer het eens rond geweest is, zo heeft het zo veel veranderingGa naar voetnoot4, dat het stof heeft om gedurig lustig te zijn.’ | |
b. Vrede-tractaet IEen bijna stenografisch verslag van een gesprek met haar biechtvader die zich verbaast over haar grote kennis, terwijl zij toch zegt nauwelijks boeken te lezen. | |
Vrede-tractaet IDen anderen dag gink ik bij onze eerwaardigen biechtvader, die vraagde vooreerst met wien ik verkeerde, en verkeerd hadde; ik zeide het hem zoals het was; dan wie mijn biechtvaders geweest waren, dan wat boeken ik las; ik antwoordde ‘gene’, en noemde hem al mijn biechtvaders daar ik ooit bij geweest was; dan zeide hij ‘dat is wonder’; ik vraagde ‘waarom?’ hij antwoordde ‘omdat gij zoveel kennis hebt’, en vraagde waarom ik geen boeken las; ik antwoordde ‘omdat mij dunkt dat de natuur een groot boek genoeg is, om in te lezen, en d' ervarenheid groten leermeester genoeg, om kennisse door te krijgen, en ik hore dat die ook den besten leermeester genaamd wordt; daarop zeide hij ‘dat en is niet gezegd, of gij loopt te verre’; op het eerste vraagde ik ‘wat reden?’ hij antwoordde ‘omdat ik u dat niet en vrage’; ik repliceerde ‘dat versta ik kwalijk’, en vervolgde ‘ik bidde u, zegt het dan nog eens’; hij zeide ‘ik vrage waarom gij geen boeken leest’, en ik meende te antwoorden of te zeggen ‘zo versta ik het ook’, maar hij zeide ‘zwijgt stil, ik en hebbe nog niet klaar, of gij zijt zo haastig, gij moet mijn propoost uit horen’; ik repliceerde ‘ik meende dat het uit was’; hij zeide ‘neen’ en vervolgde ‘dat is te zeggen, wat hebt gij daartegen’, en vervolgde nog ‘hebt gij nooit gene gelezen?’, ik antwoordde ‘ja’, en vervolgde ‘maar nu in enigen tijd niet’; hij vraagde ‘sedert wanneer?’; ik antwoordde ‘sedert dat ik uit het klooster geweest hebbe, en hebbe ik niet zonderling gelezen, vooreerst, omdat mijn hoofd niet gesteld en was om te lezen, door de uitstekende droefheid waar ik gedurig in geweest ben; ten tweeden, omdat mijn hert gedurig is geneigd geweest tot bidden’; hij vraagde wat en waarom, ik antwoordde ‘de Opperoorzaak alles goeds of den Koning der koningen en Here der heren, of den God des hemels en der aarde, omdat Hij mij gebruiken zou, tot verlossing der wereld, uit de slavernije des duivels, en tot een instrument van zijne liefde, en tot ruïne van alle zijne en onze vijanden’; daarop zeide hij ‘dat is een wonder- | |
[pagina 439]
| |
lijk bidden’ en vervolgde ‘waar hebt gij dat geleerd?’; ik antwoordde ‘in den geest’, en vervolgde ‘is 't kwaad?’; hij antwoordde ‘kwaad of niet, ik zegge dat het schielijkGa naar voetnoot1 is, of mij zo voorkomt’. | |
c. Vrede-tractaet IIHoe met de echtgenoot om te gaan. Als hij een vriendelijk karakter heeft, dan geeft de vrouw hem wat hij nodig heeft; als hij lastig is ook, maar dan wel adequaat, namelijk op de manier van een nar, poetsenmaker. Haar man mag haar dan best ‘zot’ noemen, immers, iemand die haar partner ‘zuur zonder zoet’ toedient, is zot. | |
Vrede-tractaet IIEen vrouw is van God in de natuur verplicht eerst te zien hoe de man gehumeurd is, dan of zijn natuur strekt tot zuur of tot zoet. Strekt ze tot zoet, zij zal 't hem opschaffen als zij redelijk is, of wil tonen te wezen. Strekt ze tot zuur, zij zal 't hem ook opschaffen, al zou ze het lenen van haar zure burinnen, dat is, zij zal hare zure burinnen actiënGa naar voetnoot1 nadoen; zo moet zij voor poetsenmaker spelen, en dat is haar geoorloofd volgens het gemeen oordeel, dat zegt ‘het is goed ondertussenGa naar voetnoot2 eens zot te wezen’ en daarom moet noch mag zij niet kwalijk nemen, dat haar den man ondertussen eens zot noemt, in toorn of door haastigheid, om drie redens: vooreerst om de foute, die ten opzichte van een ander zo is, ten tweede omdat de poetsenmakers zot genaamd worden, ten derden om den persoon zelf wiens personage zij speelt. De reden hiervan is omdat die waarlijk zot is, die zijn vriend zuur zonder zoet opdist; de reden hiervan is, omdat het zuur niet gezond en is, maar ongezond, waar het spreekwoord op past ‘zout en zuur krenkt de natuur’. | |
d. Vrede-tractaet IIGedrag in bed. De Moerloose beschrijft hoe men de echtgenoot tot het uiterste kan opjagen. Daarna is hij uitgeput en zijn vrouw krijgt dan ook wat rust. Helemaal duidelijk is het fragment trouwens niet en in die zin is het een goed voorbeeld van de vaak warrige manier waarop De Moerloose haar verhalen vertelt. | |
Vrede-tractaet IIWaarom in waarheid kan gezegd worden, 't is goed dat den mens ondertussen wat kwelling heeft en beproefd wordt, want deze beproeving is driedubbel goed: goed voor den man die hierdoor zijn gezondheid houdt, want de overmatige driften doen hem zijn natuur forceren; voor de vrouw die hierdoor van overlast bevrijd wordt, en voor 't zaad dat hierdoor bewaard wordt; want hij wordt hierdoor zo moede, dat hij geen lust heeft | |
[pagina 440]
| |
voor de tweede maal, of dat hij onbekwaam is om te breken wat hij gemaakt heeft, zo anderen zeggen; want hij is zo zat, dat hij nergens toe bekwaam is, als om te slapen. Dit is een goede zattigheid of dronkenschap, waarvan in waarheid kan gezegd werden: ‘de mens mag ondertussen wel eens dronken of zat wezen’. Als zij bevindt dat hij begint moede te worden, of slap van lachen, zo scheidt zij uit, en moedigt hem aan, zeggende ‘lustig, nog een klein beetje of een klein eindje gaans of lopens, dan zult gij er wezen’; (zo vindt zij actie om hem het luide roepen of roemen te beletten, dienvolgens tot een geestelijk goed; want zo hij dan maar en begint den mond te openen, zo loopt zij toe en vraagt in 't oor ‘belieft gij wel stil te zwijgen, of belieft u dat ik u beschaam? en dat kan ik gemakkelijk doen: willen zij mij niet geloven, ik zal zeggen ‘neem er proef van, komt luistert aan de deure’, etc. Als zij bevindt dat hij tendentGa naar voetnoot1 is, zo laat zij hem zoetjens in haar arm rusten: dan neemt zij haar tijd waar om te merken, om verder te zien wat werking de liefde doet: vooreerst, hoe hij zo hertelijk slaapt alsGa naar voetnoot2 hij een slaapdrank ingenomen had, (hiervan kan men in waarheid zeggen ‘de slaap van den arrebeider is zoet’,) ten tweeden, hoe hij ontslaaptGa naar voetnoot3 als een verse roos met een blos op zijn wangen, de ogen zo lodderGa naar voetnoot4, somma, zo beminnelijk dat zij door het aanzien ook verrukt of dronken wordt, en hem zo gelegenheid geeft om hetzelve te zien, en op te merken. Bron |