Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 376]
| |
Een dichtende amazone verbeterd
| |
a. [Titelloos]Het handgeschreven gedicht van Sibylle. De spelling verraadt soms de Friese uitspraak. Om de vergelijking tussen de versies beter mogelijk te maken, is in dit geval niet herspeld. | |
[Titelloos]
Ghij soekt hoog waerdich man mijn eere te vermeren
Met u hoog drawend vers om dat ick ging braweren
En Rennen met mijn paert tot oeffening van t' Lijf
Als mede tot vermaeck of eennich tyt verdryf
5[regelnummer]
U stil is al te hoog te groot sijn V gedachten
Te fallen opt' voorwerp twelck niet en is te achten
Daar is wel ander stof tot Roem van u verstant
Zo 't u beliewen sal te nemen by der hant
Laet blijken u vernuft door dichten van laurieren
10[regelnummer]
Tot lof van vorsten als zij suirenGa naar voetnoot10 met banieren
Tot dienst van t'vaderlant hier door zo sal de faam
| |
[pagina 377]
| |
66 Handschrift van Sibylle van Jongstal in de brievenverzameling van Simon Abbes Gabbema
Uit bralenGa naar voetnoot12 uwen Lof en prysen Uwen naam
Of anders so ghij wilt laet drawen V gedichten
Tot eere van griethuis voor wiens Roem mannen swigten
15[regelnummer]
Wiens ziel is op geproptGa naar voetnoot15 van dalder beste merg
Uit helicons fontein En hoog parnassus berg
Ghij schrijft mij prentenGa naar voetnoot17 voor niet dat ick kan bereiken
Int' alderminst haer deugt maar dat het sij tot teiken
En voorschrift om daer nae te scherpen mijn gedacht
20[regelnummer]
En soo t' niet int gheheel 't ten deel mach zijn volbracht
Ick danck U voor dees les ick sal mijn kragt inspannen
Te volgen uwen Raet k' sal soeken uyt te bannen
Al wat hier tegens streef wat niet is in mijn macht
Dat bid ick dat mij godt wil gewen door zijn kragt
| |
[pagina 378]
| |
b. Aan Simon Abbes GabbemaHet door Gabbema aangepaste gedicht van Sibylle zoals het is opgenomen in Klioos kraam. Gabbema blijkt er veranderingen in aangebracht te hebben voor hij het vers opstuurde aan Sibylle van Griethuysen en het in Klioos kraam liet publiceren. Wat direct opvalt zijn de aangebrachte interpunctie en de aanpassingen van de op de Friese uitspraak gebaseerde spelling. Maar ook in stilistisch opzicht heeft de meer ervaren dichter in de tekst ingegrepen. Het meest opvallend is de aanpassing in regel 9 waarin Van Jongstal de kromme metafoor ‘dichten van laurieren’ gebruikt voor het schrijven van lofdichten. Gabbema verandert het werkwoord in het meer passende ‘vleghten’. | |
Aen Simon Abbes Gabbema, oover sijn, vaerssen, op mijn te paerde-rijden
Gij soeckt, Hoogwaerdige, mijn eere te vermeeren,
Door uw hoogdraevend vers, om dat ick ging braveeren
En rennen met mijn paerd tot oeffeningh van lijf,
Als meede tot vermaeck en tot mijn tijtverdrijf;
5[regelnummer]
Uw stijl is al te hoog, te groot zijn uw' gedachten,
Zij vallen op 't voorwerp dat niet en is te achten,
Daer is wel ander stof tot roem van uw verstandt,
Zo 't uw believen zal te nemen by der hand.
Laat blijcken uw vernuft door 't vleghten van laurieren
10[regelnummer]
Tot lof van Vorsten, als zij swieren met banieren,
Tot dienst van 't Vaderlandt; hier door zo sal de faam
Uit-brallen uwen lof, en prijsen uwen naem:
Of anders, zo gij wilt laet draeven uw' gedighten
GRIETHUYZEN tot een eer, voor wiens roem mannen swighten;
15[regelnummer]
Wiens ziel is opgepropt van 't aller beste mergh
Uit Helikons fontein en hoog Parnassus bergh.
Gij schrijft mij prenten voor; niet dat ick kan bereicken,
In 't allerminst haer deughd; maer dat het zij tot teicken
En voorschrift, om daer naer te scherpen mijn gedaght,
20[regelnummer]
En, zo niet in 't geheel, 't ten deel, magh zijn volbraght
Ick danck u voor dees les. Ick sal mijn kraght inspannen
Te volgen uwen raet; 'k sal soecken uit te bannen
Al wat hier tegen-streef; wat niet is in mijn' maght,
Dat bid ick, dat mij GODT wil geeven door sijn kraght.
Bronnen |