Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 379]
| |
Ziekte als offergave
| |
[pagina 380]
| |
De eigenlijke biografie legt de nadruk op de zwaartepunten van Anna's spiritualiteit: haar liefde tot de eucharistie en haar Maria-devotie. De aandacht gaat echter vooral uit naar haar vele lijden, geestelijk ondervonden vanwege haar verwanten, lichamelijk vanwege een verzwering aan het hoofd en een zich uitzaaiende borstkanker. Dat alles wordt verwerkt binnen een doloristische vroomheid van zelfopoffering en penitentie. Het duo Rossoms-Michielssens schrikt bij de beschrijving daarvan niet voor details terug: Het scheen dat den vijand gedurig wat nieuws voortbrocht om haar door opspraak [over de tong gaan] te doen lijden, want het was als ongelooflijk dat er onder zulk een vlijtig ende aangenaam wezen [gezicht] als zij hadde ende tot het leste toe behouden heeft, zulke kwalen zouden konnen verborgen zijn. Dan [Maar] als het somtijds gebeurden met occasie dat er iemand hare kwaal kwam te zien, kosten hen over hetzelfde niet genoeg verwonderen, want haren slinken [linker] arm wierd door het accident zo dik dat het als enen grouwel was om aan te zien, zodat zij denzelven in het minst niet en kost gebruiken. Den rugge wierd ook door het geweldig trekken van de zenuwen met putten ingetrokken ende in het lichaam kwamen vele knobbelen gelijk klieren zodat het lichaam vol pijnen was [...] hetgene zij alles zeer geren leed [gaarne verdroeg] (p. 45). | |
Cort begryp van het godtvruchtigh ende deughtsaem leven van Sr. Anna van SchrieckHet tweede deel van het boek bevat 187 korte en steeds gedateerde aantekeningen van Van Schrieck zelf over haar geestelijke, meestal wonderlijke of visionaire ervaringen, geschreven in een zakelijke rapportstijl. De derde afdeling drukt verscheidene van haar geestelijke oefeningen en instructies af. Zij wordt besloten met acht ‘rijmdichtjes’. | |
a. [Aantekening van juni 1685]De begijn krijgt een visioen waarin Maria Petyt haar verschijnt. De mystieke schrijfster was zeven jaar na haar dood kennelijk voorwerp van verering. Had Van Schrieck de in 1683-1684 verschenen uitgave van Michaël a S. Augustino gelezen en is haar visioen daar de neerslag van? Uit een notitie van 10 mei 1686 blijkt dat zij inderdaad op het graf van Petyt in Mechelen is gaan bidden. | |
[Aantekening van juni 1685]Zo ik ziek zijnde te bedde lag ende dat er 's avonds naar gewoonte in mijn kamer de litanie van Onze Lieve Vrouwe gelezenGa naar voetnoot1 wierd, vertoonde haar aan mij op enen subietGa naar voetnoot2 d' Eerweerdige Moeder Maria a Santa Theresia zeer glorieus ende (zij) zag mij zeer vriendelijk aan. Ik zag daar nog iemand bij als een weinig in het duister zodat ik niet en kost kennen wie het was, waardoor ik zeer aangelokt wierd om haar graf tot Mechelen te gaan bezoeken, als het mijne gezondheid ende de medecijnsGa naar voetnoot3 zouden toegelaten hebben. | |
[pagina 381]
| |
b. [Aantekening 6 juni 1686]Anna gaat vanwege hevige hoofdpijn op haar kamer rusten. Ze krijgt een visioen van de lijdende Christus die haar daarom verwijtend en berispend aankijkt. Ze twijfelt en denkt aan een list van de duivel. Pas later komt zij weer tot inwendige rust. Achter deze scherp getekende notitie schuilt een wereld van verwarring en scrupules van een door fysieke pijn gekwelde vrouw. | |
[Aantekening 6 juni 1686]Overvallen zijnde met grote pijnen in het hoofd had ik mij vertrokkenGa naar voetnoot1 in mijn kamer om wat te rusten ende ik scheen op enen subietGa naar voetnoot2 te zien Christus heel gewond van den hoofde tot de voeten, met ene krone van doornen op het hoofd, de handen over malkanderen gebonden, met een riet in de hand, die mij zeer bitterlijk aanzag ende scheen mij berispensgewijs te vermanen dat ik mij zou begeven tot het gebed, datGa naar voetnoot3 hij wel meer voor mij geleden hadde. Versteld zijnde, kreeg ik terstond achterdenkenGa naar voetnoot4 dat het den bozen vijand was die mij zocht het hoofd te krenken. Zo bleef ik zitten omtrent den tijd van drij paternosters, zonder mijn inwendig gezicht daarafGa naar voetnoot5 te konnen keren. Het scheen of ik het met mijn lichamelijke ogen zag. En om mijn gezicht te diverterenGa naar voetnoot6 voegde ik mij knielende tot het gebed, wanneer de pijn van het hoofd scheen te verbeteren, maar ik kreeg onrust of den vijand zulks wel zou konnen doen, omdatGa naar voetnoot7 ik hem in ander occasiën te lichter zoude geloven. Ik stond op van het gebed ende hield mij heel stillekens gedokenGa naar voetnoot8, mij kennende onweerdig dat den Beminden mij zulken faveurGa naar voetnoot9 zou doen. Ik liet het gelijk het was voor d' ogen Gods ende het gezicht verdween allengskens. Dien dag bleef mij nog bij enige twijfelinge met klein onruste of het Christus wel zou hebben geweest, daar ik mij zo afkerig aanGa naar voetnoot10 had gedragen, maar bleef daarna inwendig heel gevreedGa naar voetnoot11. | |
c. Achtste rijmdichtUit de eerste regels van deze berijmde instructie weerklinkt, voor wie het leven van de schrijfster kent, een zelfportret. | |
Achtste rijmdicht
Een ziel die recht staat in den niet,
Al is z' in lijden en verdriet,
Al is haar lichaam ongezond,
Van hoofd tot voeten toe gewond,
5[regelnummer]
Men zal haar nooit eens horen klagen,
Z' en zal ook geen verlichtingGa naar voetnoot6 vragen,
Maar in haar smert en in haar pijn
Moet zij altijd gevredigdGa naar voetnoot8 zijn.
Zij laat God alles in haar werken,
| |
[pagina 382]
| |
10[regelnummer]
Maar zij en mag het minst niet merken.
Wat dat God in haar ziele doet.
Zij blijft gestild in haar gemoed.
Z' houdt ook zeer nauw en scherpe wacht
Noch mag toelaten 't minst gedacht
15[regelnummer]
Dat zou 't inwerken Gods beletten
En haarGa naar voetnoot16 weer in haarzelven zetten.
Zij kan nochtans zien, spreken, horen
Zonder het werk Gods te storen.
Maar eer zij iet mag gaan beginnen
20[regelnummer]
Moet zij met heel gesloten zinnenGa naar voetnoot20
Altijd in God gewezend staan
Of haren niet die zou vergaan.
Bron 68 Titelpagina van de postuum verschenen biografie Cort begryp van het godtvruchtigh ende deughtsaem leven van Sr Anna van Schrieck (1698)
|
|