De Oudheid in het Nederlands
(1992)–Patrick De Rynck, Andries Welkenhuysen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 358]
| |
Tabulae(Schrijftabletten). Houten plankjes werden in de Oudheid vaak als schriftdragers gebruikt. Teksten konden met inkt of verf op (speciaal geprepareerde) plankjes geschreven worden. Maar vooral bekend zijn de tabulae ceratae (wastafeltjes), handgrote plankjes voorzien van een dunne waslaag, waarin met een schrijfstift (stilus) korte teksten werden geschreven: brieven, schooloefeningen enz. Voor contracten, testamenten e.d. werden dikwijls ‘tweeluiken’ of ‘drieluiken’ (diptycha, triptycha) van wastafeltjes gebruikt. In Pompeii en Herculaneum, in de goudmijnschachten van Dacië, bij opgravingen in Romeinse sites (o.m. Vindolanda, Noord-Engeland) werden vele tabulae (ceratae en andere) weergevonden. Publikatie en studie van deze documenten worden veelal tot de papyrologie gerekend. Zie daarom ook onder Papyri. Aansluitend vermelden wij de tabulae devotionum/defixionum (vervloekingstabletten): meestal loden plaatjes waarop verwensingen, bezweringen of toverteksten werden gekrast of met inkt geschreven.
*Vollgraff (C.W.), Eene Romeinsche koopacte uit Tolsum, in: De Vrije Fries, 25 (1917), p. 71-101. - Met tekst en vert. van tab. cer. uit de 2de eeuw n.C. (Leeuwarden, Fries Museum, inv. 123:346; koop van een rund). *Feenstra-Smidt, Vermogensrecht, 1973, p. 129-130. - Tekst en vert. van tab. cer. uit Dacië: arbeidscontract, 164 n.C. *Spruit, Textus, 1973, p. 222-226. - Tekst en vert. van 2 tab. cer.: Pap. corp. 221 (testament, 142 n.C.) en koopakte van Tolsum; in herdr. van 19873 (p. 275-280) uitgebreid met een tab. cer. van Dacië: arbeidscontract, 164 n.C. *Wouters (A.), ‘Latijns Grieks’ en ‘Grieks Latijn’, in: Herm., 48 (1976), p. 179-191. - Met tekst en vert. van tab. cer. uit Ravenna (Pap. corp. 193; koop van een slavin) en fragm. van tab. devot. (Audollent, 270; tovertekst), beide uit de 2de eeuw n.C., beide met Lat. tekst in Gr. karakters. *Teksten, in: Herm., 52 (1980), p. 337-356. - Op p. 340-342 tekst en vert., door F.A.J. Hoogendijk, van Gr. grammatica-oefeningen op tabletten bewaard in Oxford en Londen, 3de eeuw n.C. *Versnel (H.S.), Mens en magie..., in: Herm., 55 (1983), p. 196-206; In het grensgebied van magie en religie..., in: Lampas, 19 (1986), p. 68-96. - Met vert. van vele (fragm. van) Gr. en Lat. tab. devot. *Een graanhandelaar leent geld, in: Herm., 55 (1983), p. 243. - Tekst en vert., door H.W. Pleket, van Lat. tab. cer. uit Murécine bij Pompeii (37 n.C.). *Vandermeersch (Veerle), Vindolanda..., in: Herm., 61 (1990), p. 24-32. - Met tekst en vert. van 2 met inkt beschreven plankjes, ca. 100 n.C. | |
[pagina 359]
| |
Tacitus(Publius (?) Cornelius Tacitus; ca. 55-117 n.C.). Latijns geschiedschrijver. Zijn oeuvre kan worden ingedeeld in twee periodes. 1) Het vroege werk. Drie kortere monografieën zijn overgeleverd: De vita Iulii Agricolae (Het leven van Julius Agricola; vaak verkort aangeduid als Agricola; 98 n.C.), een verheerlijkende biografie van de schoonvader van de auteur, met talrijke uitweidingen; De origine et situ Germanorum (De herkomst en geografische ligging van de Germanen; 98 n.C.; vaak verkort aangeduid als Germania); Dialogus de oratoribus (Dialoog over de redenaars; datering omstreden), een gesprek over het verval van de welsprekendheid en over de vraag of poëzie de voorkeur moet krijgen boven redekunst. 2) Het latere werk. Twee omvangrijke historische werken, die gehavend zijn overgeleverd: Historiae (Historiën), waarin Tacitus de geschiedenis behandelde van Galba tot en met Domitianus (69-96). De eerste vier boeken en het begin van het vijfde (jaren 69-70) zijn bewaard. Meer bezitten we van Ab excessu divi Augusti (Vanaf de dood van keizer Augustus, in 16 boeken) - vaker Annales (Jaarboeken) genoemd -, waarin de periode vanaf de dood van Augustus tot en met Nero (14-68) werd beschreven. Hiervan zijn bewaard: de boeken 1 t/m het begin van 5; 6 zonder het begin; 11 gedeeltelijk; 12 t/m 15 volledig; het eerste deel van 16. | |
(Nagenoeg) integraal*Vóór 1924: J. Vennecool (1616), J. van Groenewegen (1628-1630: zonder Dial.). *C. Cornelius Tacitus Jaarboeken en Historien, ook zyn Germanië, en 't Leeven van J. Agricola... vertaalt door... Pieter Corneliszoon Hooft, Amst., Boom, 1684. - Zonder de Dial. Herdr. tot: Amst., Visscher-Schoonenburg, 1714, en: Hooft, Alle de gedrukte werken, VII, 1972. Germ. en Agr. na 1714 nog afzonderlijk herdrukt; recentste uitgaven: C. Cornelius Tacitus, Boeksken, van 't Leeven van Julius Agricola, Leyden, Engels, 1852. - Verzorgd door J.J. de Gelder, en Boexken van Cornelius Tacitus van de Geleghenheid... van Germaniën... door Pieter Corneliszoon Hooft. Van inleiding en aantekeningen voorzien door H. Bruch (Kleine Dietse Keur, 9), Den Haag, Servire, 1943. *Publius Cornelius Tacitus, Historiën, in de vertaling van J.W. Meijer, Haarlem, Tjeenk Willink, 1958. - Herdr. tot: (Ambo-Klassiek), Baarn, Ambo, 19913, en *Publius Cornelius Tacitus, Kronieken. Ab excessu divi Augusti annales. In de vertaling van J.W. Meijer, Haarlem, Tjeenk Willink, 1959. - Herdr. tot: Jaarboeken... (Ambo-Klassiek), Baarn, Ambo, 199O4, en *Publius Cornelius Tacitus, Opera Minora. Dialoog over de Welsprekendheid. Het Leven van Iulius Agricola. Germania. In de vertaling van J.W. Meijer, Haarlem, Tjeenk Willink, 1961. Herdr.: (Ambo-Klassiek), Baarn, Ambo, 1992. | |
[pagina 360]
| |
Bloemlezingen*Waele, Antieke geschiedschrijving, 1946, p. 163-182. - Vert. fragm. uit Agr. en Ann. *Gelder, Latijnse geschiedschrijvers, 1952, p. 193-325. - Op p. 200-290 fragm. uit Ann. (vert. J. van Gelder); op p. 291-325 fragm. uit Hist. (vert. P.C. Hooft en A.F. Ruitenberg-de Wit). *Tacitus, Zijn visie op individu en massa. Een bloemlezing uit Agricola, Germania, Annales en Historiae. Ingeleid, toegelicht en vertaald door Eddy De Laet (Astra, 13), Antw.-Amst., Stand., 1979. | |
Agricola*Vóór 1924: J. Koenders (1826), P.S. Schull (1828). *Publius Cornelius Tacitus, Leven van Agricola, in het Nederlands vertaald door H. Verbruggen (Klass. Vert., 11), Antw.-Amst., Stand., 1953. - Herdr. tot: Antw., Stand., 19673. | |
Annales*Vóór 1924: anoniem (1770-1771: Ann. 1-6 uit het Frans). *Cornelius Tacitus' Jaarboeken. I-VI. Uit het Latijn door C.M. Francken en J.M. Fraenkel (Klass. Schr., 60-64), Amst., van Looy, 1899. - Herdr.: Zutphen, Thieme, 1923. *Nero, volgens de Jaarboeken van Publius Cornelius Tacitus, vertaald door S. Koperberg (Wereldbibl.), Amst.-Antw., Wereldbibl., 1951. - Vert. van Ann. 13-16. *Schwartz, Barnsteen, 1953, p. 137-155 (= Schwartz, Verhalen, 19835, p. 261-281). - Korte inl. en fragm. uit boeken 2, 12-13 en 16. *Tacitus, Annalen. In het Nederlands vertaald door C. Tuin [= R.B.C. Huygens] (Klass. Vert., 15), Antw.-Amst., Stand., 1952. - Fragm. uit de boeken 1, 2, 4 en 15. Herdr. tot: 19776, sinds de tweede druk ‘opnieuw bewerkt door G. Timmermans’. *Uit Tacitus' Annales. Keizer Tiberius. [Vertaling: J.W. Barnard] (Meulenh. Min. Pock., 14), Amst., Meulenhoff, 1961. - Fragm. uit Ann. 1-6. | |
Dialogus*Tacitus, Dialoog over de Welsprekendheid. Vertaald, ingeleid en toegelicht door E. De Waele (Klass. Gal., 58), Antw., DNB, 1950. | |
Germania*Vóór 1924: H. van Wijn (1800), J.M. Schrant (1855). *Tacitus' Germania. Uit het Latijn door B.H. Steringa Kuyper (Klass. Schr., 76), Amst., van Looy, 1902. - Herdr.: Zutphen, Thieme, 1938. *Tacitus' Germania. Vertaling met inleiding en nota's door Marc Moonen (Klass. Gal., 23), Antw., DNB, 1945. - Herdr.: 1962 (herwerkt). | |
[pagina 361]
| |
Historiae*Batavorvm cvm Romanis Bellvm, à Corn. Tacito lib. IV. & V. Hist. olim descriptum..., Auctore Othone Vaenio [= O. van Veen]... De Batavische Oft Ovde Hollandtsche Oorloghe teghen de Romeynen, Antverpiae, Apud Auctorem 1612. - Vert. van Hist. 4, 12-37, 54-79, 85 (begin) en 5, 14-26. *Hospers-Jansen (Anna Margaretha Alida), Tacitus over de Joden. Hist. 5, 2-13... Proefschrift..., Gron.-Batavia, Wolters, 1949. - Met tekst en vert. *Publius Cornelius Tacitus, Historiën (I, 1-49). In het Nederlands vertaald door R. De Pauw en C. Tuin [= R.B.C. Huygens] (Klass. Vert., 23), Antw.-Amst., Stand., 1954. - Herdr. tot: Antw.-Utrecht, Stand., 19715. | |
Aanvullende opmerkingM. Smallegange (1680) vertaalde uit het Italiaans een aantal stukjes, vooral uit het begin van Ann. | |
Tatianus(2de helft 2de eeuw n.C.). Grieks-christelijk schrijver. Uit Mesopotamië afkomstig, kwam naar Rome, waar hij christen werd en leerling van Justinus. Ca. 172 keerde hij terug naar het Oosten en werd er geestelijk leider van een uiterst strenge sekte. Hij is de ontwerper van het Diatessaron (Uit vier [samengesteld]), de oudste harmonie van de vier evangeliën. Van zijn overige geschriften is alleen de Oratio ad Graecos (Rede tot de Grieken) bewaard, een verheerlijking van de tijdeloze zuiverheid van het christendom en een heftige kritiek op de heidense cultuur.
*Schrant, Bloemlezing, 1836, p. 201-219. - Fragm. uit Or. vertaald. *De Apologeten II. Tatianus..., bewerkt door H.U. Meyboom (Oud-Christelijke Geschriften..., 6), Leiden, Sijthoff, 1910. - Op p. 5-69 integrale vert. van Or. | |
Te Deum laudamus(U, God, loven wij; ca. 400 n.C.). Latijns-christelijke hymne in ritmisch proza, ter ere van de Vader en de Zoon. In de traditie vaak aan Ambrosius + Augustinus (bij diens doop, Milaan 387), soms ook aan Hilarius Pictaviensis of anderen toegeschreven, maar zonder klemmend bewijs. Van deze feestelijke lofzang, opgenomen in de Latijnse liturgie, bestaan talloze vertalingen. Buiten de bloemlezingen vermeld onder Hymni Christiani Latini noemen wij nog:
*Bilderdijk (Willem), Navonkeling, Eerste deel, Leyden, Herdingh, 1826, p. 79-82. - Vrije omdichting. Herdr.: Schiedam, Roelants, 1854 (p. 37-39) en o.m. in: Bilderdijk, Dichtwerken, V, 1857, p. 323-325. *Wap [J.J.F.], Bloemlezing uit de poëzy zijner laatste tien jaren, Grav., Couvée-IJkema, 1874, p. 9-10. - Berijmd. *Meest gebruikte kerkgezangen... met Nederlandsche vertaling door Fr. Drijvers, Werchter, Drijvers, 1903, p. 140-143. - Tekst en berijmde vert. Herdr.: 1907 (p. 140-142). | |
[pagina 362]
| |
*van der Leeuw (G.), Dogmatische brieven, Amst., Paris, 1933, p. 24-25. *Hamman/Beekman, Gebedsbron, 1957, p. 294-295. | |
Terentius(Publius Terentius Afer; ca. 190-159 v.C.). Latijns auteur van komedies, afkomstig uit Noord-Afrika. Schreef 6 blijspelen in Griekse sfeer, die alle bewaard zijn. In alfabetische volgorde: Adelphoe (De broers), Andria (Het meisje van Andros), Eunuchus (De vrouwenoppasser), Heautontimorumenos (De zelfkweller), Hecyra (De schoonmoeder) en Phormio. | |
De zes komedies*Vóór 1924: H. Oosterhaern (1646), H. Zwaerdecroon (1648). *Terêtius Comediê Nv eerst wt den Latine, in onser duytscher talen, door Cornelis van Ghistele Rethorikelijck ouer ghesedt... Gheprent [te Antwerpen] bi mi Symon Cock Anno .m.ccccc.lv. - Herdr.: Tot Antwerpen by Hieronymus Verdusen [sic]... 1596. *De ses Comedien van P. Terentius in Nederduytsche Rijmen gebraght door Jacob Westerbaen..., Grav., Tongerloo, 1663. - Herdr.: Westerbaen, Gedichten, 1672, p. 161-583. Eerste publ.: Adelphoe in 1662, Andria in 1660, Eunuchus in 1661, Heautontimorumenos in 1662. *Terentius, Blijspelen. In het Nederduitsch overgebragt door I.C. van Deventer..., Haarlem, Kruseman, 1862. - Prozavert. Herdr. van Heautontimorumenos: (Klass. Gal., 27), Antw., DNB, 1946 (bewerkt door J. Humblé). *P. Terentius Afer, Het meisje van Andros en alle overige bewaarde toneelstukken, vertaald door J. Hemelrijk Sr., met een inleiding van A.D. Leeman (Phoenix Klass. Pock.), Hilv., de Haan- Antw., Stand., 1967. | |
Afzonderlijke komediesAdelphoe *D' ongelyke Broeders, Gevolgt na d'Adelphi, Uit Terentius. Blyspel [door H. van Halmael], Amst., Solmans, 1709.
Andria *Het Meisje van Andros. Blijspel in vijf bedrijven van Terentius. Berijmde vertaling door Th.Ph. van Raalte..., Zutphen, Thieme, 1932. - Leerlingenvert., onder toezicht en met inl. van J. de Decker.
Eunuchus *G.A. Brederoos Moortje, Waar in hy Terentii Eunuchum heeft Nae-ghevolght..., Amst., vander Plasse, 1617. - Talr. herdr. Recente uitgave, met uitvoerige inl.: G.A. Bredero's Moortje... Ingeleid en toegelicht door P. Minderaa en C.A. Zaalberg..., Leiden, Nijhoff, 1984. ‘Veramsterdamsing’ (G. Stuiveling) naar een Franse vert. *IJzeren, Latijnse varia, 1954, p. 111-161. - Met de titel De kamerling (grotendeels in proza). | |
[pagina 363]
| |
Heautontimorumenos *Pub. Terentii Heautontimorumenos. ofte Selfs-qeller [sic], In Nederduydtsche Rijmen naer ghevolght, Door Dirck Buysero, Grav., Tongerloo, 1662.
Phormio *Hartman, Nagelaten geschriften, 1928, p. 51-94. - Prozavert. | |
Aanvullende opmerkingen- Volgende literatoren vertaalden fragm.: C. Huygens (1672: Andria, 28-174), J.P. Veth (1862: fragm. uit verschillende stukken), Ch.M. van Deventer (1895: Andria, 51-148 (bekort) en 533-573). - Vermeldenswaard is nog dat het vanaf einde 15de tot diep in de 17de eeuw gebruikelijk was frappante en uit ethisch oogpunt leerrijke zinnen te plukken en te vertalen uit het werk van Terentius, voornamelijk voor schoolgebruik. Boekjes met vulgaria dicta, frondes of flores uit Terentius (tekst + vertaling) werden veel gedrukt en herdrukt. | |
Terpander(begin 7de eeuw v.C.). Grieks musicus van Lesbos, vooral actief in Sparta. Enkele minieme tekstfragmenten zijn bewaard.
*Stibbe, Geschiedenis, 1969, p. 191. - 2 vv.; opgenomen in: Spiegel, 1988, p. 32. | |
Tertullianus(Quintus Septimius Florens Tertullianus; ca. 160-ca. 225 n.C.). De eerste naam in de christelijke Latijnse letterkunde, tevens een van de grootste. Geboren te Carthago, retorisch en juridisch geschoold, werd advocaat in Rome, bekeerde zich en kwam terug naar Carthago, waar hij zijn schrijftalent in dienst van zijn nieuwe religie ontplooide. Overdreven gestrengheid dreef hem ca. 207 naar de sekte van de Montanisten. Zijn oeuvre omvat apologetische, leerstellig-polemische en praktisch-ascetische geschriften, in totaal 31 titels, waarvan wij alleen de belangrijkste vermelden. Apologeticum (Verweerschrift) is een vurige, juridisch onderbouwde weerlegging van de ‘politieke’ beschuldigingen tegen de christenen. De praescriptione haereticorum (Afwijzing van de ketters) ontzegt de ketters het recht zich op de Schrift te beroepen. Adversus Marcionem (Tegen Marcion), in 5 boeken, is een systematisch opgebouwd betoog tegen de Antitheses van Marcion (zie aldaar), die de ‘verlosser’ van het N.T. zag als de tegenpool van de ‘demiurg’ uit het O.T. In De anima (De ziel) polemiseert de schrijver uitvoerig tegen de zielsleer van de Gnosis, in De pudicitia (Het schaamtegevoel) betoogt hij dat de Kerk het recht niet heeft de zonden te vergeven. Inhoud, stijl en taal van zijn geschriften getuigen van een briljante, eigenzinnige persoonlijkheid. Heel zijn oeuvre werd in het Nederlands vertaald. | |
[pagina 364]
| |
Verschillende werken*Tertullianus... Bewerkt door H.U. Meyboom, 6 dln. (Oud-Christelijke Geschriften..., 40-43, 45-46), Leiden, Sijthoff, 1926-1931. - Alle geschriften van Tertullianus, op zijn hoofdwerk Apologeticum na, vertaald. *Tertullianus, Apologeticum en andere geschriften uit Tertullianus' voor-Montanistischen tijd. Ingeleid, vertaald en toegelicht door Christine Mohrmann (Monumenta Christiana, 1, 3), Utrecht-Brussel, Spectrum, 1951. - De ‘andere geschriften’ zijn: De praescriptione haereticorum, Ad martyras (Aan de martelaren) De spectaculis (De schouwspelen), De baptismo (De doop), De paenitentia (De boete), De patientia (Het geduld), Ad uxorem (Aan zijn vrouw). Telkens integrale vert. | |
Bloemlezing*Brakman, Tertullianea, 1937, p. 2-73. - Vert. en tekst van fragm. uit Apologeticum, De spectaculis, De baptismo, De corona (De krans) en Ad uxorem. | |
De Anima*Straaten, Stoa, 1969, p. 94 en 97-98. - Fragm. uit cap. 14 en 25. | |
Apologeticum*Tertullianus, Verdediging der Christenen. Vertaald en toegelicht door P.C. IJsseling (Classieke Geschriften der Christelijke Kerk, 2), Nijkerk, Callenbach, 1909. - Integrale vert. Herdr., ‘belangrijk gewijzigd’: (Klass. Kerk, 1, 1), Amst., Holland, 1947. | |
De Corona*Ootegem, Wapengeweld, 1986, p. 25-28. - Fragm. uit cap. 11. | |
De Cultu Feminarum (De opschik van de vrouwen)*Tertullianus, De cultu feminarum. Met inleiding, vertaling en commentaar... door Willem Kok, Dokkum, Kamminga, 1934. - Op p. 34-101 integrale tekst en vert. *Q.S.Fl. Tertullianus, De opschik der vrouwen. De vrouwelijke tooi. Ingeleid en vertaald door Aloïs Gerlo (Klass. Gal., 114), Antw., DNB/Amst.-Antw., Wereldbibl., 1955. - Integrale vert. | |
De Fuga In Persecutione (Het vluchten tijdens de vervolging)*Tertullianus, De fuga in persecutione. Met inleiding, vertaling, toelichting en index... door Johannes Jacobus Thierry, Hilv., Schipper, 1941. - Op p. 46-107 integrale tekst en vert. | |
De Oratione (Het gebed)*Q. Septimius Florens Tertullianus, De oratione. Critische uitgave met prolegomena, vertaling en philologisch-exegetisch-liturgisch commentaar... door | |
[pagina 365]
| |
Gerardus Frederik Diercks, Bussum, Brand, 1947. - Op p. 4-49 integrale tekst en vert. *Tertullianus en Cyprianus, Het gebed des Heren... Vertaald en ingeleid door Pieter Steur (Levensbr.), Brugge-Utrecht, DDB, 1964. - Op p. 17-43 integrale vert. *Meijer (J.A.), Tertullianus over het gebed, in: De biddende kerk... onder redactie van C. Trimp, Gron., Vuurbaak, 1979, p. 139-180. - Met vert. van cap. 1-10 en 24-29. | |
De Pallio (De mantel [van de christenen])*Q.S.Fl. Tertullianus, De Pallio. Kritische uitgave met vertaling en commentaar door Aloïs Gerlo, 2 dln., Wetteren, De Meester, 1940. - In deel 1, p. 58-103, integrale tekst en vert. *Vis (Jeroen Maria), Tertullianus' De pallio tegen de achtergrond van zijn overige werken..., Nijm., Centrale Drukkerij, 1949. - Op p. 18-23 tekst en vert. van cap. 1. | |
De Testimonio Animae (Het getuigenis van de ziel)*Scholte (Willem Anton Johan Casper), Q.S.Fl. Tertulliani De Testimonio Animae cum praefatione, translatione, adnotationibus..., Amst., Vermeulen, 1934. - Op p. 4-33 integrale tekst en vert. | |
Aanvullende opmerkingVondel (Grotius Testament, 1645) vertaalde een 20-tal korte citaten uit diverse werken. | |
Testamenta XII patriarcharum(De testamenten van de 12 patriarchen; 2de eeuw n.C.). Joods-christelijke pseudepigraaf, in een Griekse redactie. Beweert de toespraken weer te geven die de 12 zonen van Jakob op hun sterfbed gehouden hebben tot hun kinderen (ook broeders of kleinkinderen worden soms aangesproken). Zij sporen aan tot een vroom leven. Elke aartsvader staat model voor een te vermijden ondeugd of een te beoefenen deugd (Ruben-onkuisheid, Issachar-argeloosheid enz.). De Griekse Test. XII patr. werden in vele talen vertaald. In West-Europa werden ze populair door de Latijnse vertaling (ca. 1240) van Robert Grosseteste. Alle Nederlandse Test. XII patr., meer dan 30 keer gedrukt in de jaren ca. 1540-1679, gaan terug op die Latijnse versie. Na 1679 werden nog slechts fragmentjes in het Nederlands vertaald, maar dan uit het Grieks.
*Die Testamenten der twelff Patriarchen... Oevergeset wt den Greecschen in Latynscher talen... unde Anno 1538 in gemeyner duytscher spraken ghetranslatiert, [Deventer, Albertus Pafraet, ca. 1540]. - Herdr. (4 of 5) tot: [Gheprent te Campen, by Steuen Joessen, ca. 1550]. *Die Testamentê der XII. Patriarchen..., [Geprent te Campê by Peter Warners- | |
[pagina 366]
| |
sen... int Jaer .xliiij (= 1544)]. - Een licht verschillende vert. Ca. 25 keer herdr., tot: Amst., de Groot, 1679. *De Testamenten der XII. Patriarchen..., T'Hantvverpen, By Jan Trognesius... Anno 1580. - Hierin naast elkaar een Franse en een Ned. vert. Deze laatste, blijkbaar uit het Frans, verschilt aanzienlijk van de vorige twee. *Van God gesproken. Een keuze uit het Oude Testament..., Amst.-Haarlem, Nederlands Bijbelgenootschap, 1973. - Op p. 491-492 vert. uit cap. 18 van Test. Levi, door H. van Coeverden en medewerkers. Herdr.: 1974. *Oegema (Gerbern S.), De messiaanse verwachtingen ten tijde van Jezus..., Baarn, Ten Have, 1991. - Op p. 75-76 en 139-141 enkele verspreide fragm. | |
Testamentum Salomonis(Testament van Salomo; begin 3de eeuw n.C.). Joods-christelijke pseudepigraaf, in een Griekse redactie (versies A-D), waarschijnlijk in Syrië of Palestina geschreven. Een curieus verhaal van Salomo's macht over de demonen en zijn uiteindelijke val: uit liefde voor een Sunamitische offert hij aan de afgoden.
*I. Het Testament van Job... II. Het Testament van Salomo... Vertaald en ingeleid door J.G. Schenderling (I) en L. Cozijnsen (II) (Na de Schriften, 6), Kampen, Kok, 1990. - Op p. 55-132: inl. en vert. met aantekeningen van Test. Sal., volgens de versies A-B. | |
Thales(ca. 600 v.C.). Grieks natuurfilosoof uit Milete, één van de Zeven Wijzen. De eerste in een reeks van filosofen die de veelheid van waarneembare fenomenen tot één oerstof poogden te reduceren. Andere geschriften dan de enkele spreuken die werden overgeleverd, zijn niet bekend. Zie ook onder Septem sapientes.
*Raedemaeker, Vóórsokratici, 1953, p. 26-30. - Indirecte citaten en testimonia. | |
Themistius(ca. 317-388 n.C.). Grieks filosoof en redenaar, actief in Constantinopel, waar hij een retorenschool leidde. Van hem zijn commentaren bewaard op geschriften van Aristoteles en 33 redevoeringen bestemd voor officiële gelegenheden (feestelijkheden, gezantschappen).
*Kesters (H.), Platoons Phaidros als strijdschrift (Phil. St., Teksten en Verhandelingen, 3), Leuven, Phil. St., 1931, p. 13-21. - Bevat vert. van fragm. uit or. 26. | |
Theocritus(1ste helft 3de eeuw v.C.). Grieks dichter, wellicht afkomstig van Sicilië, later ook actief op Kos en in Alexandrië. Een 30-tal ‘Idyllen’, gedichten met gevarieerde inhoud, zijn bewaard; ook een 2O-tal epigrammen staan, deels onterecht, op zijn naam. Vooral de bucolische gedichten onder de idyllen bezorgden hem grote faam en werden druk nagevolgd; daarnaast | |
[pagina 367]
| |
maken ook mimen, lofdichten en mythologisch-verhalende verzen deel uit van zijn werk. Enkele stukken zijn van twijfelachtig auteurschap. Dit geldt zeker voor het figuurgedicht ‘Syrinx’ (= Anth. Gr. 15, 21). | |
(Fragmenten uit) meerdere gedichten*Dan. Heinsii Nederduytsche Poemata;... uytgegeven Door P. S[criverius], Amst., Ianssen, 1616, p. 38-42. - Id. 12 (Aetes), 19 (‘Cupido Honich-Dief’) en ‘Adonis doot’ (Ps. Theocr.). Herdr. tot: Dan. Heinsii Lof-sanck van Iesvs Christvs... Ende zyne andere Nederduytse Poemata..., Amst., Hartgers, 1650, p. 149-153. Eerste publ.: ‘De doot van Adonis’ in 1613, ‘Cupido Honich-dief’ in 1615 (?). *Bilderdijk (Willem): tussen 1779 en 1819 vertaalde B. in diverse publ. de volgende 11 idyllen volledig (in chronologische volgorde volgens de vert.): 2 (‘Offerzang’; 1779), 3 (‘Amarillis’; 1785), 27 (‘Minnekozing’; 1785), 20 (‘De Boer’; 1792), 6 (‘De Cycloop’; 1799), 12 (‘Lycoris’; 1799), 11 (‘Polyfeem’; 1804), 9 (‘De Veehoeders’; 1804), 1 (‘Dafnis’; 1804), 10 (‘De Maaiers’; 1804), 16 (‘De Zangsters’; 1819). Ook fragm. van 2 idyllen: 24 (‘Herkules in de wieg’, 1804; vv. 1-87), 21 (‘De Visschers’, 1806; vv. 1-18). Alles opgenomen in: Bilderdijk, Dichtwerken, IV, 1857, p. 239-286. *Vosmaer (C.), Vogels van diverse pluimage. Gedichten, Leiden, Sijthoff, 1879, p. 102-105 en 108-116. - Metr. vert. van resp. Id. 18 en 15. Eerste publ. resp. in 1871 en 1876. Herdr. in: Vosmaer, Gedichten, 1887, p. 41-52. *Haller (J.L.), Keus uit Theokritus' Idyllen, Brussel, Polleunis-Ceuterick, 1894. - Id. 1, 2, 7, 11, 15, 21. Gr. en Ned. *Irneh [= Henri Schadee] vertaalde in: Vox Gymnasii, 5 (1893-1894), passim, en in: Ἑλλας, 6 (1896-1897), p. 156-159 en 295-297, de Id. 2-3, 10-12, 14 en 19-20. *Koster, Verzamelde gedichten, 1903, p. 372-385. - Vert. van ‘De verliefde Cycloop’ (= Id. 11) en ‘De dood van Daphnis’ (= Id. 1). Eerste publ. Id. 11 in 1888. Beide gedichten ook in: Koster, Gedichten, 1907, p. 207-220, en *Het Adonisfeest... door Edward B. Koster, in: Groot Nederland, 5 (1907), 2, p. 558-564. - Id. 15. Herdr. in: Koster (Edward B.), Adrastos en andere gedichten, Grav., Bredée, 1909, p. 55-63. Een fragm. opgenomen in: Muziek, 1944, p. 108-109, en *Koster (Edward B.), Op den dooden Adonis, in: Buiten, 6 (1912), p. 137. - = Ps. Theocr., Adonis. Herdr. in: Koster (Edward B.), Ver van 't Gewoel, Grav., Luctor et Emergo, 1922, p. 93-94. Cf. infra: Kuiper, Griekse varia, 1956. *Couperus (Louis), De tooveressen. Tweede idylle van Theokritos, Amst., Aarts, 1973. - Id. 2. Eerste publ. in: Groot Nederland, 16 (1918), I, p. 191-196. Herdr.: (Amsterdamse Cahiers, 020), 1978, en *Couperus (Louis), De Cykloop..., in: Groot Nederland, 16 (1918), I, p. 500-502. - Id. 11. Prozavert. Herdr.: Couperus (Louis), Proza, Derde bundel, Amst., van Holkema-Warendorf, 1925, p. 216-218. Beide in: Couperus (Louis), De antieke verhalen, Amst., Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1980, p. 160-169. | |
[pagina 368]
| |
*Kuiper, Griekse varia, 1956, p. 199-217. - Id. 1 (‘De dood van Daphnis’; vert. Koster), 7 (‘Het oogstfeest’; vert. Kuiper), 11 (‘De verliefde Polyphemus’; vert. Kuiper), 15 (‘Het Adonisfeest’; vert. Koster). Id. 1 en 7 eerder al in: Kuiper, Grieksche lyriek, 1923, p. 107-118; Id. 11 in: Apollo, 2 (1947), p. 220-226. Cf. ook supra: Koster. *van Groningen (B.A.), Humoristische bucoliek, in: De Gids, 125 (1962), 2, p. 211-218. - Id. 10, 24-37 en 42-55 en Id. 11. Herdr. in: van Groningen (B.A.), Over Hellas en Hellenen, verspreide opstellen, Amst., Meulenhoff-Noord-Hollandsche Uitgeversmaatschappij, 1964, p. 259-265. Id. 11 ook in: Herm., 56 (1984), p. 94-96. *Eykman, De fakkel, I, 1968, p. 138-141. - Vert. van 4 korte fragm. *Spiegel, 1988, p. 163-178. - Vert. van Id. 1 door Koster (cf. supra), Id. 2 door Leemans (cf. infra) en Id. 11 door Van Groningen (cf. supra). | |
Afzonderlijke idyllen (alfabetisch)Adoniazusae (‘De Adonis-feestviersters’; Id. 15) *Wagner [= Wägner], Hellas, 1860, p. 540-542. - Bekorte metr. vert. door S.J. van den Bergh. Ook fragm. uit 1 en 2. *Theokritos, De Syrakusaanse vrouwen... [Vertaling uit het Grieks door Marietje Scheltema], Amst., Hakkert, 1959. *Eyben, Vrouwen, 1992, p. 120-125. - Prozavert. van vv. 1-99 en 145-149.
Heracliscus (‘De kleine Heracles’; Id. 24) *van IJzeren (J.), Herakles als wiegekind bij Pindarus en bij Theocritus, in: Herm., 31 (1960), p. 230-236. - Met integrale vert.
Pharmaceutria (‘De tovenaressen’; Id. 2) *Jong, Magie, 1921, p. 32-34. - Gedeeltelijke prozavert. ‘Theocritus, De bereiding van de liefdesdrank, in: Ἀνάμνησις. Gedenkboek E.A. Leemans... (Rijksuniversiteit te Gent. Werken uitgegeven door de Faculteit van de Letteren en Wijsbegeerte, 149), Brugge, Tempel, 1970, p. 49-59. - Metr. vert. door E.A. Leemans. | |
Andere gedichten: Syrinx*Verdenius (A.G.), Technopaignia, in: Herm., 42 (1970-1971), p. 323-330. - Comm., tekst en vert. | |
Aanvullende opmerkingDe gedichten van Theocritus waren vanaf de 17de eeuw een populair vertaalobject. We vermelden van de literatoren nog: J. van Someren (1660: Id. 27 en 19), A. Moonen (1700: Id. 19), P. Nieuwland (1788: Id. 20), J.P. Kleyn (1789: Id. 30), M. van Ackere-Doolaeghe (1845: Id. 21). | |
[pagina 369]
| |
Theodoretus Cyrrhensis(ca. 393-ca. 466 n.C.). Grieks-christelijk schrijver. Geboren te Antiochia, werd monnik en in 423 bisschop van Cyrrhus in Syrië. Was verwikkeld in de christologische disputen van zijn tijd. Hij schreef enkele leerstellig-polemische werken en een reeks verklaringen van het O.T., o.m. 65 Quaestiones in 1 Reg. (Vragen omtrent 1 Kon.). Hij was ook historicus. Daarvan getuigen de 5 boeken Historia ecclesiastica (Kerkgeschiedenis), voor de jaren 325-428, nauw verwant aan de gelijknamige werken van Socrates Scholasticus en Sozomenus, en de Historia religiosa (Monnikengeschiedenis), die 30 levens van Syrische asceten beschrijft. Door Rosweydus werd de Hist. rel. opgenomen in zijn Vitae patrum (zie aldaar). Van Theodoretus' cultuurhistorisch belangrijke Epistulae (Brieven) kennen wij geen Nederlandse vertaling. Voor de Latijnse bewerking van zijn Hist. eccl.: zie onder Cassiodorus.
*van Santen (P.J.), Ambrosius en Theodosius (Geloof en Wetenschap, XI, 6), Nijm., Malmberg, 1916, p. 49-52. - Vert. uit Hist. eecl. 5, 17. *Parmentier, Goddelijke wezens, 1989, p. 110-114. - Voorstelling en vert. van Quaest. 62-64 in 1 Reg. | |
Theodorus Mopsvestenus(ca. 350-428 n.C.). Grieks-christelijk schrijver. Geboren in Antiochia, studiegenoot van Johannes Chrysostomus (zie aldaar), werd monnik, priester en in 392 bisschop van Mopsvestia in Cilicië. Van hem zijn een paar dogmatische werken, vele bijbelverklaringen en 16 homilieën bewaard, deels in het Grieks, deels in het Syrisch. Een nog onuitgegeven commentaar De engastrimytho (Over de geestenoproepster) werd onlangs in het Nederlands vertaald:
*Parmentier, Goddelijke wezens, 1989, p. 98-102. - Voorstelling en vert., naar een transcriptie van L.R.A. Van Rompay, van Engastr. | |
Theodorus Priscianus(ca. 400 n.C.). Lijfarts van keizer Gratianus, waarschijnlijk van Noordafrikaanse origine. Schreef in het Grieks, maar vertaalde zelf in het Latijn, een traktaat over ‘gemakkelijk bereikbare geneesmiddelen’, Euporista, in 3 boeken. De Latijnse vertaling is (goeddeels) bewaard.
*Elaut, Antieke geneeskunde, 1960, p. 437-439. - Vert. van de inl. | |
Theodosius II(401-450 n.C.). Keizer van het Oostromeinse rijk (Augustus sedert 408). Hij vaardigde in 438 de Codex Theodosianus uit: zie aldaar. Van zijn in het Grieks gestelde Epistulae (Brieven), alle i.v.m. godsdienstige kwesties, kennen wij geen Nederlandse vertaling. | |
Theodosius Mathematicus(1ste helft 1ste eeuw v.C.?). Grieks wiskundige uit Tripolis in Bithynia, van wie 3 geschriften zijn bewaard, o.m. Sphaerica (Bolmeetkunde) in 3 boeken. | |
[pagina 370]
| |
*van Blanken (H.), Theodosius van Tripolis, over den Bol, Zwolle, Tijl, 1836. - Sphaerica 1. | |
Theodotus Ancyranus(1ste helft 5de eeuw n.C.). Grieks-christelijk schrijver, bisschop van Ancyra. Van hem zijn een Expositio symboli Nicaeni (Verklaring van de geloofsbelijdenis van Nicea) en enkele Homiliae (Preken) op kerkelijke feesten bewaard.
*Uit een Kerstpreek van Theodotus, bisschop van Anyra [sic]. Vertaling H. D[iepen], in: Speculator, 4 (1955), p. 94-95. - Vert. van Hom. 2, 7-9. | |
Theodotus Gnosticus(2de helft 2de eeuw n.C.). Grieks-christelijk schrijver, woordvoerder van de ‘Valentiniaanse Gnosis’. Zijn geschriften zijn ons alleen bekend uit de Excerpta ex Theodoto (Uittreksels uit Theodotus) van Clemens Alexandrinus.
*Arnold/Hooghe, Historie, 1701, p. 793-810. - Vert. van de Excerpta. | |
Theognis(midden 6de eeuw v.C.). Grieks elegisch dichter uit Megara. Verdedigt in zijn sociaal-didactische poëzie de aristocratische idealen tegen de opkomende burgerij. Van de fragmenten die op naam van Theognis zijn overgeleverd, bijna 700 disticha, is een groot deel niet van zijn hand. Dat geldt mogelijk ook voor de Gnomologia ad Cyrnum (Spreukenverzameling voor Cyrnus), die een belangrijk deel van het ‘corpus Theognideum’ vormt.
*Janssens, Griekse lierdichters, 1952, p. 21-27. - Een reeks korte fragm. uit Gnom. *Sissau, Bloemlezing, 1962, p. 55-70, en Bloemlezing, 1971, p. 129-131. - In 1962 uitgebreide verzameling van vert. fragm. Zie ook onder Anthologia Graeca. *Laet, Griekse lyriek, 1978, p. 39-47. - Korte fragm. uit Gnom. *Beliën, Geschiedenis, 1981, p. 66. - Prozavert. van vv. 27-58, door W.A. van Lakwijk. *Spiegel, 1988, p. 87-89. - Eerder gepubliceerde fragm. van Sissau (gewijzigd) en De Laet (cf. supra). | |
Theophilus Antiochenus(2de helft 2de eeuw n.C.). Grieks-christelijk schrijver. Uit Mesopotamië afkomstig, werd bisschop van Antiochia in Syrië. Schreef ca. 180 een apologetisch werk Ad Autolycum (Aan Autolycus), in 3 boeken, waarin hij aan zijn vriend, en andere lezers, de superioriteit wil bewijzen van de christelijke gods- en scheppingsleer tegenover de ‘onsamenhangende en zedeloze mythologie’ van de heidenen.
*Schrant, Bloemlezing, 1836, p. 260-298. - Vert. van grote fragm. | |
[pagina 371]
| |
*De Apologeten III. Theophilus aan Autolycus. Bewerkt door H.U. Meyboom (Oud-Christelijke Geschriften..., 7), Leiden, Sijthoff, 1910. - Integrale vert. *Stemberger/Thewissen, Bijbel en Christendom, I, 1978, p. 99-103 en 126. - Vert. van 4 fragm. | |
Theophrastus(ca. 370-287 v.C.). Grieks filosoof en natuurkundige, afkomstig van Lesbos. Leerling van Aristoteles en diens opvolger in de Atheense peripatetische school. Enkele van zijn talrijke en zeer verscheiden geschriften zijn bewaard, maar van de meeste kennen we slechts brokstukken. In zijn oeuvre neemt de natuurkunde een prominente plaats in. Voor wat hieronder volgt, en voor zijn Nachleben in het algemeen, is vooral het geschrift Characteres (Karakters) belangrijk. Het bevat 30 definities en schetsen van mensentypes. | |
Fragmenten*Schierbeek (A.), Theophrastus van Eresos..., in: Biologisch Jaarboek..., 7 (1940), p. 41-72. - Met vert. van vele korte fragm. uit zijn plantkundige geschriften. *Indemans (J.H.H.A.), Studiën over Theophrastus..., Nijm., Janssen, 1953. - Met passim korte fragm. uit verschillende werken. *Elaut, Antieke geneeskunde, 1960, p. 187-190. - 1 fragm. uit Char. (cap. 19), 3 uit andere geschriften. *Helicon, 19624, p. 370-373. - 4 fragm. uit Historia plantarum (Plantkunde), door G. Lurquin. | |
Characteres*Vóór 1924: G. Westerwyk (1735: Char. 1-28, uit het Frans van La Bruyère), G. Hendriksz. Kuyper (1833). *Theophrastus, Karakters, vertaald en ingeleid door P. Groeneboom (Wereld-bibl., 338), Amst., Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, [1917]. *Θεοφράστου Χαρακτῆρες. Theophrastus - Zedeprenten. Tekst en vertaling door W.E.J. Kuiper... (Herméneus-Serie, 3), Amst., Paris, 1936. - Herdr., zonder de Gr. tekst: (De Tiende Muze), Arnhem, Van Loghum Slaterus, 1948. Zie ook: Kuiper, Griekse varia, 1956, p. 146-156. - 10 fragm. *Barendregt (J.T.), Karakters van en naar Theophrastus, Deventer, Van Loghum Slaterus, 1977. - Vert. op de even bladzijden, op de oneven bladzijden een transpositie van het werk tot een persiflage op de hedendaagse psychologen-wereld. *Theophrastos, Karakterschetsen. Ingeleid, vertaald en van aantekeningen voorzien door Hein L. van Dolen (Baskerville Serie), Amst., Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1991. | |
Theopompus(ca. 378-300? v.C.). Grieks historicus uit Chios, die ook als redenaar actief was. Zijn hoofdwerken waren Philippica (De geschiedenis van Philippus [II van Macedonië]; 58 boeken), waarin de periode 359 tot 336 | |
[pagina 372]
| |
wordt behandeld, en Hellenica (Griekse geschiedenis; 12 boeken), dat begon waar Thucydides eindigt (411/410) en de periode tot 394 bestreek. Van zijn werken zijn slechts fragmenten bewaard.
*Vercruysse (Marc), Theopompus, FGrHist 115 F 75. Een Griekse utopie, in: Kleio, N.R., 10 (1980), p. 178-193. - Inl., tekst, vert. en bespr. van een bij Aelianus bewaard fragm. | |
Thessalus(midden 1ste eeuw n.C.). Grieks arts uit Tralles, methodicus, vooral bekend om zijn opvattingen over de opleiding van artsen. Een astrologisch-medische brief van een gelijknamige auteur, zogezegd ‘verlicht door Asclepius’, is wellicht niet van zijn hand.
*Elaut, Antieke geneeskunde, 1960, p. 206-208. - 2 fragm. vertaald. | |
Thrasymachus(2de helft 5de eeuw v.C.). Belangrijk Grieks retor en sofist uit Chalcedon. Hield zich vooral bezig met onderzoek naar het effect van redevoeringen, maar was ook politiek actief. Slechts luttele fragmenten zijn bewaard. Thrasymachus speelt een belangrijke rol in het eerste boek van Plato's Res publica.
*Raedemaeker, Vóórsokratici, 1953, p. 352-355. - Teksten en testimonia, o.m. van Dionysius Halicarnassensis. *Bakker, De mens, 1986, p. 77-82. - O.m. vert. van het fragm. bij Dionysius Halicarnassensis. | |
Thucydides(ca. 460-400 v.C.). Grieks geschiedschrijver uit Athene die in zijn (onvoltooide) werk Historiae (Geschiedenis; 8 boeken) het verhaal van de Peloponnesische oorlog (431-404) tussen Athene en Sparta tot 411/410 (re)-construeert. Thucydides is vóór alles een ‘schrijver’, maar wordt dankzij zijn streven naar objectiviteit en het zoeken naar hogere causale verbanden als de schepper van de geschiedschrijving met wetenschappelijke allures beschouwd. | |
Integraal*Vóór 1924: H. Frieseman (1786). *Thoukudides' Navorschingen. De Peloponnesische oorlog... vertaald uit het Grieksch door H.M. Boissevain en/met medewerking van H.J. Boeken..., 8 dln., Haarlem, Boissevain, 1914-1924. - Gr. en Ned. Eerste publ. van boek I: 1908. *Thucydides, De Peloponnesische oorlog, vertaald door M.A. Schwartz, Haarlem, Tjeenk Willink, 1964. - Herdr.: Baarn, Ambo-Amst., Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1986. Zie ook: Syracuse weerstaat Athene. Thucydides Historië boek VI en VII, vertaald door M.A. Schwartz..., Haarlem, Tjeenk Willink, 1962, en | |
[pagina 373]
| |
*Schwartz, Barnsteen, 1953, p. 97-124 (met één fragm. uitgebreid in: Schwartz, Verhalen, 19835, p. 209-247). - Hierin worden enkele fragm. vertaald, o.m. 7, 69-87. | |
De boeken 6 en 7*Thucydides, Het Siciliaanse Avontuur. Uit de Historie van de Peloponnesische Oorlog. Ingeleid en vertaald door J.W. Barnard (Meulenh. Min. Pock., 17), Amst., Meulenhoff, 1963. | |
Bloemlezingen uit het oeuvre*Thucydides, De Ondergang der Meliërs en De Rede van Pericles. Twee aspecten der Atheensche Democratie. Uit de ‘Peloponnesische Oorlog’ vertaald en ingeleid door D. Loenen, Tweede druk, Amst., Wereldbibl., 1946. - De twee fragm. (5, 85-113 en 2, 35-46) eerder afzonderlijk bij dezelfde uitgever (resp. 1939 en 1937). ‘Rede van Pericles' met verschillende wijzigingen in vergelijking met de eerste druk. De ‘Rede’ met de Gr. tekst herdrukt in: Herm., 46 (1974-1975), p. 258-275. *Cuypers, Griekse geschiedschrijvers, 1951, p. 161-257. - Fragm. uit alle boeken. | |
Aanvullende opmerkingOok M. Siegenbeek vertaalde een fragm. (1822: 2, 60-64). | |
Tibullus(Albius Tibullus; ca. 50-19 v.C.). Latijns dichter van een onzeker aantal Elegiae (Elegieën) uit het Corpus Tibullianum, dat 3 boeken omvat (vaak als 4 boeken voorgesteld: cf. infra). De tien gedichten uit boek 1, waarin de geliefde ‘Delia’ de centrale figuur is, maar waarin ook andere thema's aan bod komen, zijn van de hand van Tibullus, net als de zes elegieën uit boek 2, waarin ‘Nemesis’ de geliefde is. Boek 3 bestaat uit twintig gedichten: de eerste zes, een ‘cyclus’, zijn geschreven door een auteur die zich ‘Lygdamus’ (pseudoniem?) noemt en die zijn liefde voor ‘Neaera’ bezingt; 3, 7 is een lange Panegyricus in Messallam (Lof van Messalla), van een onbekend versifex; 3, 8-18 vormen een elegieënreeks in twee delen, waarin 3, 8-12 (van Tibullus) een korte cyclus uitmaken rond de liefde van Sulpicia en Cerinthus, en 3, 13-18 het meisje Sulpicia zelf haar liefde laten uitzeggen in korte elegieën; met 3, 19-20 sluit Tibullus het corpus af. Vaak worden de laatste 14 elegieën als boek 4 van het Corpus Tibullianum gerekend. 3, 7 wordt dan 4, 1; 3, 8 wordt 4, 2 enz. | |
In boekvorm*Oude Liefde in nieuw gewaad. Tibullus, nagevolgd door A. Hirschig, Hoorn, Vermande, 1840. - 1, 1-8 en 10; 2 integraal; 3, 1-6 en 8-10. *Tibullus, Liefdedichten. Elegieën. Vertaald, ingeleid en toegelicht door Aloïs Gerlo (Klass. Gal., 47) Antw., DNB, 1949. - Boeken 1 en 2. | |
[pagina 374]
| |
Meerdere gedichten*Gelder, Latijnse lyriek, 1949, p. 189-201. - Prozavert. van 1, 1, 3, 6 en 2, 1. *Guépin (J.P.), De krans van Sulpicia, in: In een moeilijke houding geschreven opstellen, Den Haag, Bakker-Daamen, 1969, p. 104-115. - Berijmde vert. met inl. van 3, 8-18. Eerder in: Herm., 36 (1964-1965), p. 209-217. *Claes-Lesaffer, De dansende Faun, 1989, p. 43-45. - Berijmde vert. met Lat. tekst van 3, 13-18. Eerder (zonder de tekst) in: Latijns nummer, 1986, p. 199-200. *Veremans (J.), De jonge dichteres Sulpicia, haar billet doux en het probleem van het vrouwenlatijn, in: Didactica Classica Gandensia, 29-30 (1989-1990), p. 376-392. - Met prozavert. van 3, 13-18 op p. 377-378. *Eyben, Vrouwen, 1992, p. 150-151. - Vert. van 3, 13-18, door Annemie Vercruysse. | |
Een volledig gedicht1, 1 *van der Paardt (Rudi), Het leven op het land..., in: Herm., 63 (1991), p. 308-310. - Berijmde vert. 1, 3 *Tibullus I 3. Vertaling: J.P. Guépin, in: Herm., 63 (1991), p. 128-131. - Tekst en vert. Ook opgenomen in: Cynthia (zie onder Propertius, Guépin). 1, 5 *van Duinkerken (Anton), Undique carmina sonant..., Bussum, Kroonder, 1945, p. 6-12. 3, 8 *Wijdeveld (Gerard), Tibullus III, 8, in: Herm., 10 (1937-1938), p. 152-153. Opgenomen met Lat. tekst in: Muziek, 1944, p. 196. 3, 10 *Mehler (J.), Tibullus IV, 4, in: Herm., 8 (1935-1936), p. 115-116. - Metr. vert. | |
Aanvullende opmerkingAfzonderlijke gedichten van Tibullus werden vaak vertaald. De volgende literatoren vertaalden (minstens) een volledig gedicht: J. de Haes (1720: 3, 10), J. Macquet (1786: 1, 1; 1, 3; 3, 4), J.F. Willems (1817 +: 1, 1; 3, 2; 3, 19, 1-16), M.C. van Hall (1820: 1, 10; 1, 7; 1, 3; 2, 5; 1, 1, 20-52), P. van Duyse (1884: 1, 1). Een fragm. werd vertaald door P. Nieuwland (1788: 1, 3, 57-80). | |
Timocreon(1ste helft 5de eeuw v.C.). Grieks lyrisch dichter uit Rhodos. Deze sympathisant van de Perzische zaak valt in het eerste van zijn bewaarde fragmenten Themistocles aan. De meeste andere fragmenten zijn verwant met het ‘scolion’-genre (zie onder Scolia).
*Laet, Griekse lyriek, 1978, p. 71-72. - 3 fragm. | |
Timotheus(ca. 450-360 v.C.). Grieks dichter en musicus uit Milete. Van zijn gedichten is slechts één langer fragment (ca. 250 vv.) dankzij een papyrusvondst bekend. Het gaat om het laatste deel van Persae (De Perzen), een lyrische beschrijving van de zeeslag bij Salamis. | |
[pagina 375]
| |
*van Herwerden (H.), Een Grieksch dekadent, in: De Tijdspiegel, 1903, 2, p. 385-398. - Op p. 391-395 prozavert. uit vv. 36-253. Fragm. hieruit opgenomen in: Spiegel, 1988, p. 141. *Janssens, Krijgszangen, 1953, p. 295-297. - Vert. van vv. 151-173 (Een lafaard). | |
Titinius(2de helft 3de eeuw-begin 2de eeuw v.C.). Latijns komediedichter die, in tegenstelling met zijn tijdgenoot Plautus, vooral komedies met Romeins getinte inhoud schreef (zogenaamde togatae). Slechts luttele verzen uit 15 stukken zijn bewaard.
*Brakman, Opstellen, 1934, p. 74-78. - Tekst en prozavert. van ca. 40 vv. | |
Traianus(Marcus Ulpius Traianus; 53-117 n.C.). Romeins keizer (vanaf 98). Onder hem bereikte het Romeinse rijk zijn grootste uitbreiding, dankzij de inlijving van Dacië. Wij vermelden Trajanus omdat er correspondentie is bewaard (en vertaald) van de keizer met Plinius Minor (boek 10 van diens ‘Brieven’ ). Ze dateert uit de jaren 111-113. Zie onder Plinius Minor. | |
Tyrtaeus(1ste helft 7de eeuw v.C.). Grieks elegisch dichter uit Sparta (Milete?). De enkele strijdliederen die van hem bewaard zijn, sporen de burgers van Sparta ertoe aan op het slagveld hun leven veil te hebben voor het vaderland. Elders maant hij aan tot een ‘mannelijke houding’. Ook het Spartaanse strijdlied Carm. pop. E 28/D 18 wordt veelal op zijn naam geplaatst. Edities: Edmonds, Diehl.
*[Bilderdijk (Willem)], Tyrtéus Krijgszangen. 't Oorsprongklijk Grieksch gevolgd, Amst., Uylenbroek, 1787. - Dichterlijke vert. van E 10-12/D 6-9. Opgenomen in: Bilderdijk, Dichtwerken, IV, 1857, p. 359-366. *Janssens, Griekse lierdichters, 1952, p. 12-15. - E 10-12/D 6-9 en Carm. pop. E 28/D 18. Hetzelfde plus E 1/D 1A in: Krijgszangen, 1953, p. 282-286. *Sissau, Bloemlezing, 1962, p. 40-46. - E 10-12/D 6-9 en Carm. pop. E 28/D 18. *Stibbe, Geschiedenis, 1969, p. 361-367. - Metr. vert. van de gedichten en fragm. Enkele fragm. in: Spiegel, 1988, p. 55-58. *Laet, Griekse lyriek, 1978, p. 26-30. - E 10-12/D 6-9 en Carm. pop. E 28/D 18. *Beliën, Geschiedenis, 1981, p. 73-74. - Vert. van E 12/D 9, door W.A. van Lakwijk. | |
Aanvullende opmerkingJ.C. de Lannoy (1774) vertaalde een fragm. (E 12/D 9). |
|