De Oudheid in het Nederlands
(1992)–Patrick De Rynck, Andries Welkenhuysen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 254]
| |
Macarius Aegyptius(ca. 300-ca. 390 n.C.), ook ‘de Grote’ geheten. Leefde zestig jaar in de woestijn van Scetis. Op zijn naam zijn 50 Homiliae (Preken), een aantal Epistulae (Brieven) en kleinere ascetische geschriften overgeleverd, al wordt zijn auteurschap sterk betwijfeld. Vooral de Homiliae werden graag gelezen en vroeg in het Nederlands vertaald.
*l. Homilien oft Verclaringhen Van de oprechticheydt die den Christenen menschen betaemt... Beschreuen door den Heylighen Vader Macaris den Egyptenaer. Overgheset in de Neder-duydtsche spraecke door Cornelis Kiel, T'Antwerpen, By Christoffel Plantijn... m.d.lxxx. - Integrale vert. uit het Lat. (van Ioannes Picus). Herdr. van Kiels vert. van hom. 8 in: van de Bank (Johannes Hendrikus), Macarius en zijn invloed in de Nederlanden..., Amst., Rodopi, 1977, p. 140-144. *A. M[unsters], Het geestelijk leven, in: Ons Geestelijk Leven, 14 (1934-1935), p. 40-45. - Vert. van de ‘grote brief’ van Macarius. *Pelgrim, 1976, p. 53-58. - Fragm. uit Hom., vert. C. Wagenaar. *van de Bank (Johannes Hendrikus), Macarius en zijn invloed in de Nederlanden..., Amst., Rodopi, 1977, p. 141-145. - Eigen vert. van hom. 8. | |
Macedonius(ca. 550 n.C.). Grieks epigrammendichter. Zie onder Anthologia Graeca. | |
Maecenas(Gaius Cilnius Maecenas; ca. 70-8 v.C.). Vooraanstaande Romein van Etruskische afkomst die een aantal literaire talenten van zijn tijd zeer genegen was en ook metterdaad hielp; de bekendsten onder hen zijn Horatius en Vergilius. Maecenas was ook zelf literair actief. Een 20-tal korte fragmenten (proza en vooral poëzie) zijn bewaard en bevestigen zijn reputatie van ‘gezwollen, duistere auteur’.
*Brakman, Opstellen, 1932, p. 31-36. - Tekst en (proza)vert. van de belangrijkste fragm. *Evenepoel (W.), Maecenas, Leuven, Aktief-Brussel, Warande, 1991, p. 19-21. - Tekst en vert. van fragm. | |
Mani(ook Manes/Manichaeus; ca. 216-276 n.C.). Perzisch prediker van een gnostische religie, die in Oost en West een aanzienlijke verbreiding kende. Van zijn Griekse geschriften is, behalve fragmenten van Epistulae (Brieven), niets bewaard. | |
[pagina 255]
| |
*Arnold/Hooghe, Historie, 1701, p. 818-819. - Vert. van de ‘grondslagbrief’ van Mani, aangehaald door Augustinus. | |
Manilius(Marcus Manilius; begin 1ste eeuw n.C.). Latijns dichter, van wie geen biografische gegevens bekend zijn. Auteur van het groots opgezette, astrologisch-astronomische leerdicht Astronomica (Astronomie), in vijf boeken. Het werk is wellicht onvoltooid, ofwel gebrekkig overgeleverd.
*M. Manilii Astronomica, in het Nederlandsch vertaald door J. van Wageningen, Leiden, Brill, 1914. - Prozavert. | |
Aanvullende opmerking*Bilderdijk (W.), Mengelpoezij, [1ste deel], Amst., Dóll, 1799, p. 3-14 en 19-22. - Vert. van 1, 263-372 en 387-442 en 666-804 (vooral het laatste vrij en bekort). Opgenomen in: Bilderdijk, Dichtwerken, VI, 1857, p. 263-273. | |
Marcion(2de eeuw n.C.). Grieks-christelijk schrijver. Geboren te Sinope (Pontus), werd de leider van een gnostische sekte, die de God van Liefde uit het N.T. radicaal plaatste tegenover de Schepper en Wetgever van het O.T. Zijn Antitheses (Tegenstellingen) werden door Adolf von Harnack (1924) gereconstrueerd uit de getuigenissen van zijn bestrijders, vnl. uit de Adversus Marcionem van Tertullianus (zie aldaar).
*Stemberger/Thewissen, Bijbel en Christendom, I, 1978, p. 119. - Vert. van Antitheses volgens Harnack. | |
Marcius(einde 3de eeuw v.C.). Naam gegeven aan de onbekende ‘schepper(s)’ van de Latijnse carmina Marciana, profetische liederen die in religieuze sfeer ontstonden.
*Enk, Handboek, I, 1928, p. 168-170. - Tekst en prozavert. van 2 carmina. | |
Marcus Argentarius(2de helft 1ste eeuw v.C.). Grieks epigrammendichter. Zie onder Anthologia Graeca. | |
Marcus Aurelius(Marcus Aurelius Antoninus of Marcus Annius Verus; 121-180 n.C.). Romeins keizer (sinds 161) die in het Grieks Ad se ipsum (Tot zichzelf; 12 boeken) schreef. In dit werk, dat doordrenkt is van stoïsch ideeëngoed, geeft hij rekenschap van zijn daden. Behalve in het eerste boek bestaat het pessimistisch-berustende geschrift uit aforismen. Enkele Latijnse brieven aan zijn leraar Fronto (zie aldaar) en fragmenten uit een (ook Latijnse) rede zijn eveneens overgeleverd. | |
[pagina 256]
| |
Ad Se IpsumIntegraal *Zedelyke Gedachten van Markus Aurelius Antoninus,... Nieuwelijks door J.H. Glazemaker Vertaalt, Amst., Rieuwertsz., 1658. *Keizer Marcus Aurelius Antoninus, Aan zich zelven. Uit het Grieksch vertaald en met aanteekeningen voorzien door A. van der Hegge Zijnen (Phil. St., Teksten en Verhandelingen, 5-6), Leuven, Phil. St., 1932. - In de volgende publ. deels herdrukt: Gesprekken met zichzelf door Keizer Marcus Aurelius. [Vertaling A. van der Hegge Zijnen], Brugge, de Garve, 1937, en Keizer Marcus Aurelius Antoninus aan zichzelf. Uit het Grieksch vertaald en ingeleid door Zr M. Costanza [= A. van der Hegge Zijnen] (De Seizoenen, 23), Antw., DNB, 1942. *Marcus Aurelius Antoninus, Zelfbespiegelingen (ta eis heauton). Uit het Grieks vertaald en ingeleid door Nico van Suchtelen... (Wereldbibl., 678), Amst., Wereldbibl., 1938. - Herziene herdr.: Amst.-Antw., Wereldbibl., 1949. *Marcus Aurelius Antoninus, Overpeinzingen. [Vertaling: Stichting School voor Filosofie/Amsterdam] (Symposion Reeks), Amst., Driehoek, 1979.
Gedeelten *Marcus Aurelius tot zich zelven; Boek V en IX, [vertaald door] J.H. Leopold, in: Stoïsche Wijsheid, uitgegeven door J.H. Leopold, Rott., Brusse, 1904, p. 35-70 (op p. 37: vert. van III, 4). - Herdr. tot: 19274 (vermeerderd met boek 11 sinds 19072). Opgenomen in: Leopold, Verzameld werk, II, 1952, p. 487-529. *Straaten, Stoa, 1969, p. 70-83, passim. - 8 korte fragm. | |
Marcus Eremita(1ste helft 5de eeuw n.C.). Grieks-christelijk schrijver. Zou abt geweest zijn van een klooster nabij Ancyra en later kluizenaar in Palestina. Van hem zijn een paar leerstellige traktaten en 7 Opuscula (Kleinere werken) over.
*Marcus de Kluizenaar, Drie monastieke werken. Vertaling door Christofoor Wagenaar (Monastieke Cahiers, 2), Bonheiden, Priorij Bethlehem, 1976. - Integrale vert. van opusc. 1, 2 en 5. Herziene herdr.: 1985. | |
Marius Victor[ius/inus](Claudius Marius Victor[ius/inus]; 1ste helft 5de eeuw n.C.). Latijns-christelijk dichter. Was retor in Marseille. Schreef een hexametrisch gedicht in 3 boeken, Alethia (Waarheid), dat het verhaal van Genesis tot cap. 19 (bestraffing van Sodoma) parafraseert.
*Staat (Arie), De cultuurbeschouwing van Claudius Marius Victor..., Amst., Holland, 1952. - Op p. 10-23 tekst en prozavert. van Aleth. 2, 1-202, gevolgd door uitvoerige comm. | |
[pagina 257]
| |
Martialis(Marcus Valerius Martialis; ca. 40-102 n.C.). Latijns dichter, afkomstig uit het Spaanse Bilbilis, maar vooral actief te Rome; zijn werk bestaat uit 15 boeken, waarvan de 12 belangrijkste meer dan 1170 vooral korte Epigrammata (Epigrammen) omvatten. | |
In boekvorm*Martialis, Epigrammen, Boek 1 en 2. Vertaald en ingeleid door H. Schuurmans (Klass. Gal., 162), Antw., DNB, 1970. - Prozavert. *Martialis, Epigrammen. Vertaling Frans van Dooren (Fibula Klassieke Reeks), Bussum, Fibula-van Dishoeck, 1975. - 152 epigrammen in vv. vertaald, en *De pittigheid van wrange vijgen. Bloemlezing uit de epigrammen van Martialis. Vertaald door Frans van Dooren (N.V., 3), Grav., Nijhoff, 1981. - 95 epigrammen in versvert., waaronder 29 van de 33 vert. uit een eerder verschenen bibliofiele uitgave: Martialis, Erotogrammen, vertaald door Frans van Dooren (Erotisch Panopticum, 3), Amst., Eliance Press, 1976. *Sex en eros bij Martialis. 300 epigrammen, vertaald en van een nawoord voorzien door E.B. de Bruyn, Amst., Arbeiderspers, 1979. - Thematische keuze. Vert. in vv. Aan te vullen met de 14 vert. uit: Martialis. Nalezing, in: Maatstaf, 34 (1986), 1, p. 8-18, en: Vijf epigrammen, in: Latijns nummer, 1986, p. 155. *Marcus Valerius Martialis, Een kleine keur uit zijn werk, [vertaald door Jan Sissau], Poperinge, Sint-Stanislascollege, 1984. - Prozavert. Ongepubliceerd. Een exemplaar bevindt zich in ‘Gulden Librije’, en *Marcus Valerius Martialis, Bloemlezing uit zijn Epigrammen, [vertaald door Jan Sissau], Poperinge, Sint-Stanislascollege, 1984. - Zeer ruime selectie. Prozavert. Ongepubliceerd. Een exemplaar bevindt zich in ‘Gulden Librije’. *Zout & Open wonden. Klas v4 van het Citycollege te Rotterdam vertaalt Martialis, Rott., Slootweg-Tromp Meesters, 1989. - Tekst en vert. van 15 epigrammen, door verschillende leerlingen en hun leraar W. Tromp Meesters. | |
Meer dan 20 epigrammen*van Paffenrode (J.), Punt-dichten Overgeset uyt M. Valerius Martialis, achter in: Gedichten..., Gorinchem, Vink, 16703. - 37 epigrammen. Herdr. tot: Amst., Graal-Roman/van Heekeren-Visser, 171112. *Singels (N.J.), Martialis en zijne epigrammen. Een provinciaal in de wereldstad Rome, in: De Gids, 78 (1914), 4, p. 272-304. - Met vert. van 36 epigrammen. *Brakman, Opstellen, 1932, p. 132-136. - Prozavert. van 28 epigrammen. *IJzeren, Latijnse varia, 1954, p. 350-363. - Inl. en vert. van 38 epigrammen. *Herm., 45 (1973), 1. - Dit themanummer, gewijd aan Martialis, bevat vert. van o.m. G.J. ten Veldhuijs, Gerdien Boersma-Zuur, Frans van Dooren, Renée van Riessen en M. d'Hane-Scheltema. | |
[pagina 258]
| |
Aanvullende opmerkingHeel wat vertalers zetten één of meer epigrammen om in het Ned. of publiceerden ‘navolgingen’. Wij vermelden de literatoren: R. Visscher (1612), S. van Beaumont (1623), C. Huygens (1658 +), H. Bruno (1666), J. Vollenhove (1685), W. Bilderdijk (1809 +), M.C. van Hall (1809), P.G. Witsen Geysbeek (1809 +), L. Couperus (1917), J. Romein (1929), F. van der Meer (1949), B. Aafjes (1965), P. Claes (1989), J.P. Guépin (1991). | |
Martyrum passiones(Lijdensverhalen van martelaren). Onder deze verzamelnaam groeperen wij alle anonieme verslagen en verhalen over de ondervraging, de foltering en de terechtstelling van vroeg-christelijke martelaren. Soms wordt een onderscheid gemaakt tussen de acta (= ‘verslagen’ van verhoor en executie) enerzijds en de passiones of martyria (= min of meer uitgewerkte ‘verhalen’) anderzijds. Maar in de praktijk is deze opdeling moeilijk door te voeren. Wij geven een genummerde alfabetische lijst van alle in het Nederlands vertaalde martyrum passiones, zodat in het vertalingenlijstje alleen nog naar de nummers hoeft te worden verwezen; G en/of L tussen ronde haken beduiden: Griekse en/of Latijnse versie. 1) Acacius/Achatius (G-L); 2) Agape en gezellinnen (G); 3) Agapius (G, uit Eusebius); 4) Apollonius (G); 5) Apphianus en Aedesius (G, uit Eusebius); 6) Carpus en gezellen (G-L); 7) Claudius en gezellen (L); 8) Conon (G); 9) Crispina (L); 10) Cyprianus (L); 11) Euplus (G); 12) Felix (L); 13) Fructuosus en gezellen (L); 14) Ignatius (G-L); 15) Irenaeus (G-L); 16) Julius (L); 17) Justinus en gezellen (G); 18) Lucianus en Marcianus (L); 19) Lyonese martelaren (G, uit Eusebius); 20) Marcellus (L-G); 21) Marianus en Jacobus (L); 22) Marinus (G, uit Eusebius); 23) Maximilianus (L); 24) Maximus (L); 25) Montanus en gezellen (L); 26) Nicephorus en gezellen (G-L); 27) Pamphilus en gezellen (G, uit Eusebius); 28) Perpetua en Felicitas (L-G); 29) Phileas en Philoromus (L); 30) Pionius en gezellen (G); 31) Polycarpus (G-L); 32) Potamiaena en Basilides (G, uit Eusebius); 33) Ptolemaeus en Lucius (G, uit Justinus Martyr); 34) Scil[l]itaanse martelaren (L-G); 35) Theodosia (G, uit Eusebius); 36) Veertig martelaren van Sebaste (G). De nrs. 1, 14, 18 en 26 worden thans als onechte stukken beschouwd. | |
Gebundelde martelaarsverhalen*Keur van echte martelaarsacten uit de eerste eeuwen des christendoms. Bijeenverzameld en in het Nederlandsch vertolkt door L. Hagen, Utrecht, Centrum, 1910. - Vertaalt de nrs. 1, 4, 6, 8, 10, 12-13, 17-19, 23-26, 28, 30-31 en 34. *Schurmans (M.F.), Bloedgetuigen van Christus. Martelaarsdocumenten uit de eerste eeuwen der Kerk, Roermond-Maaseik, Romen, 1940. - Vertaalt de nrs. 2-13, 15-17, 19-25, 27-36. Herdr. tot: 19473. *Authentieke martelaarsakten uit de Latijnse traditie. Vertaald en ingeleid door F. Vromen (Levensbr.), Brugge, DDB, 1966. - Vertaalt de nrs. 10, 13, 16, 21, 24-25, 28 en 34. | |
[pagina 259]
| |
*Martelaren van de oude kerk; bewaarde documenten van de christenvervolging tot ca. 300 na Christus. Vertaald, ingeleid en toegelicht door J.N. Bremmer en J. den Boeft (Na de Schriften, 4), Kampen, Kok, 1988. - Vert. van de nrs. 2, 9, 10, 13, 17, 19-20, 23, 28, 30-31 en 34. | |
Martyrium Ignatii (nr. 14)Er bestaan verschillende versies van het Martyrium Ignatii, in het Grieks en in Latijnse vertaling. Ze zijn echter van late datum (4de eeuw) en komen in de opgesomde bloemlezingen (terecht) niet voor. Wij kennen een paar oudere Nederlandse vertalingen: *Ignatius en Chrysostomus, 1835 (zie onder Johannes Chrysostomus), p. 24-28. - Vert. van cap. 1-2, Gr. versie. *Schrant, Bloemlezing, 1836, p. 108-115. - Integrale vert. van Gr. versie. | |
Maximianus(1ste helft 6de eeuw n.C.?). Latijns dichter van wie 6 elegieën bewaard zijn. Ze beschrijven de kwalen van de oude dag en halen erotische herinneringen op.
*Maximianus, Elegieën. Tekst en vertaling [Tekst bezorgd door Just Schadd. Vertaald en van een nawoord voorzien door Allard Schröder], Amst., Straat, 1987. | |
Meges(2de helft 1ste eeuw v.C.). Grieks arts uit Sidon, actief te Rome. Slechts 1 fragment van zijn werk is bewaard (bij Oribasius), over de behandeling van fistels.
*Elaut, Antieke geneeskunde, 1960, p. 233-235. - Vert. van het fragm. | |
Meleager(begin 1ste eeuw v.C.). Grieks dichter, o.m. van epigrammen; ook bloemlezer van een ‘epigrammenkrans’, die mede aan de basis lag van de Anthologia. Zie onder Anthologia Graeca. | |
Melinno(2de of 1ste eeuw v.C.). Griekse dichteres van wie een hymne op Rome in 5 sapfische strofen is bewaard.
*Muller (H.C.), Lierzang aan Rome, in: Verspreide Gedichten, Utrecht, den Boer, 1908, p. 55. | |
Melissus(midden 5de eeuw v.C.). Grieks filosoof, afkomstig van Samos, leerling van Parmenides. Uit zijn traktaat De natura (De natuur) zijn dankzij Simplicius fragmenten bewaard, die hun belang hebben als getuigen van het ‘eleatische’ denken.
*Raedemaeker, Vóórsokratici, 1953, p. 194-199. - Een tiental fragm.; ook testimonia. | |
[pagina 260]
| |
Melito Sardensis(2de eeuw n.C.). Grieks-christelijk schrijver, bisschop van Sardes in Lydië. Van zijn vele geschriften waren tot in onze eeuw slechts schaarse fragmenten bekend. In 1940 kwam een integrale Homilia in passionem Christi (Preek op het lijden van Christus) aan het licht. Hiervan bestaan ondertussen al enkele vertalingen. Voor de ten onrechte aan Melito Sardensis toegeschreven Transitus Mariae (Heengaan van Maria): zie onder Dormitio Mariae.
*Thierry, Opstandingsgeloof, 1978, p. 41-64. - Grote fragm. vertaald. *van der Waal (C.), Het pascha van onze verlossing. De schriftverklaring in de paaspreek van Melito van Sardes..., Johannesburg, De Jong-Franeker, Wever, 1979. - Op p. 165-196 integrale vert. *Melitoon van Sardes, Over het pascha..., vertaald en ingeleid door Michel Coune, Brugge, Zevenkerken, 1990. - Integrale vert. | |
Menander(342-291 v.C.). Grieks auteur van komedies, afkomstig uit Cephisia bij Athene. Belangrijkste vertegenwoordiger van de zogenaamde Nieuwe Komedie. Van zijn meer dan 100 stukken waren tot in het begin van de 20ste eeuw slechts losse fragmentjes bekend. Dankzij papyrusvondsten bezitten we nu Dyscolus (De brombeer) nagenoeg volledig, en min of meer lange gedeelten uit: Aspis (Het schild), Epitrepontes (Het scheidsgerecht), Georgos (De landman), Heros (De heros), Misumenus (De gehate), Perikeiromene (Het kaalgeschoren meisje), Samia (Het meisje van Samos), Sicyonius (De inwoner van Sicyon). We zijn met Menander ook op een indirecte manier vertrouwd: de intriges van zijn stukken vormden vaak de basis voor de Romeinse komedies van Plautus en Terentius. | |
(Fragmenten uit) meerdere stukken*Vier Blijspelen van Menander (Het Scheidsgerecht, Glycera, Het Meisje uit Samos, De Beschermgeest), door J. van Leeuwen Jr. (Wereldbibl., 431), Amst., Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1922. - ‘Glycera’ = Perikeir., ‘De Beschermgeest’ = Her. Prozavert. De lacunes aangevuld met eigen samenvattingen. *Kuiper, Griekse varia, 1956, p. 162-192. - ‘De Landman’ (Georg.), ‘De Beschermgeest’ (Her.) en - vooral - ‘Het Scheidsgerecht’. Het fragm. uit Her. opgenomen in: Spiegel, 1988, p. 153-155. *Menander, De Misanthroop, ingeleid en vertaald door E. De Waele (Klass. Gal., 141), Antw., DNB, 1959. - Dysc., en *Menander, Het Scheidsgerecht, ingeleid, vertaald en bewerkt door E. De Waele (Klass. Gal., 143), Antw., DNB, 1960. - Het niet bewaarde gedeelte (ca. 450 vv.) aangevuld. *Van Looy (Herman), Nieuwe fragmenten van Menander. I. Het Schild; II. Het meisje van Samos, in: Kleio, N.R., 1 (1971), 4, p. 5-21; 2 (1972), 1, p. 2-15. | |
[pagina 261]
| |
Fragmenten uit afzonderlijke stukkenAspis *Zie onder ‘(Fragmenten uit) meerdere stukken’: Van Looy. *Wouters (Alfons), De ‘tragische’ openingsscène van Menanders ‘Aspis’, in: Kleio, N.R., 15 (1985-1986), p. 125-155. - Met bespr., tekst en vert. van 1-96.
Dyscolus *Zie onder ‘(Fragmenten uit) meerdere stukken’: De Waele. *De Brombeer. Blijspel van Menander... vertaald door J. van IJzeren, Leiden, Brill, 1960. - Metr. Met inl. en aanvulling van ontbrekende stukken. *Menander, Dyscolus, vertaald door J.J. Fraenkel, Zutphen, Thieme, 1961. - Metr. vert. voor jeugdtoneel, met inl.
Epitrepontes *Zie onder ‘(Fragmenten uit) meerdere stukken’: van Leeuwen, Kuiper, De Waele. *Nijhoff (Martinus), Proloog, bij een blijspel naar gegevens van Menander; Het Scheidsgerecht, vertaalde fragmenten van een blijspel naar gegevens van Menander, in: Maatstaf, 1, (1953-1954), p. 8-10; p. 272-282. - Tweemaal ingeleid door Jan Engelman. Aflevering 1 (proloog) is eigen fictie van Nijhoff, aflevering 2 vertaalt vv. 1-201. Opgenomen in: Nijhoff, Vertalingen, 1954, p. 411-437. *Menander, Epitrepontes, vertaald, aangevuld en toegelicht (onder de leiding van S. Wiersma), Utrecht, Instituut voor Klassieke Talen, 1978.
Heros *Zie onder ‘(Fragmenten uit) meerdere stukken’: van Leeuwen, Kuiper.
Perikeiromene *Zie onder ‘(Fragmenten uit) meerdere stukken’: van Leeuwen. *Het gekortwiekte meisje... Voor het tooneel bewerkt door Balth. Verhagen, Amst., Tooneel, 1929. - Hieruit 2 fragm in: Herm., 1 (1928-1929), p. 94-98.
Plocium (‘Het halssnoer’) *Brakman, Opstellen, 1934, p. 64-68. - Tekst en vert. van 3 fragm.
Samia *Zie onder ‘(Fragmenten uit) meerdere stukken’: van Leeuwen, Van Looy. | |
Menemachus(2de eeuw n.C.). Grieks arts uit Aphrodisias. Citaten uit zijn werk zijn bewaard bij Oribasius.
*Elaut, Antieke geneeskunde, 1960, p. 421-422. - 3 korte fragm. | |
Mesomedes(1ste helft 2de eeuw n.C.). Grieks dichter uit Kreta van wie een | |
[pagina 262]
| |
13-tal hymnen zijn overgeleverd. Van drie daarvan is ook een muzieknotatie uit latere tijd bewaard.
*V[erdin] (H[erman]), [Hymne aan Calliope] - Hymne aan Nemesis, in: Kleio, N.R., 10 (1980), p. 112-113. | |
Methodius Olympius(† 311 n.C.). Grieks-christelijk schrijver. Over zijn leven is weinig met zekerheid bekend. Hij was een wijsgerig geschoold asceet, mogelijk bisschop van Olympus in Lycia. Hij zou de marteldood gestorven zijn. Van zijn talrijke geschriften is alleen integraal bewaard: Symposium seu Convivium virginum (Gastmaal of Banket der maagden), een op Plato geïnspireerd gesprek over de kuisheid, afgesloten met een hymne in 24 strofen op Christus en zijn bruid de Kerk.
*Hamman/Beekman, Gebedsbron, 1957, p. 97-101. - Vert. van de slothymne. *Vandermeersch (Patrick), Passie en beschouwing. De christelijke invloed op het westerse mensbeeld, Leuven, Peeters, 1988. - Op p. 115-119 fragm. uit Symp. | |
Mimnermus(2de helft 7de eeuw v.C.?). Grieks elegisch dichter, geboren te Colophon. In de weinige bewaarde fragmenten spreekt vooral een oudere dichter die met weemoed de jeugd en de liefde evoceert, en die de oude dag verwenst. Edities: Edmonds, Diehl.
*Kuiper, Griekse varia, 1956, p. 87-88. - Inl. en vert. van E 1 en E 2, eerder al in: Kuiper, Grieksche lyriek, 1923, p. 104-105. *J[anssens], (E.J.), Mimnermos en zijn poëzie, in: Vrijheid en Recht, 7 (1955-1956), 3, p. 28-31. - Korte inl. en vert. van 10 fragm. 3 daarvan (E 2, E 5, E 8/D 10) reeds eerder, lichtjes anders, in: Janssens, Griekse lierdichters, 1952, p. 15-16. *Mimnermus, Levensmoeheid, in: Herm., 30 (1958-1959), p. 3-4. - Berijmde ‘groepsvert.’ van E 2. *Sissau, Bloemlezing, 1962, p. 46-48, en Bloemlezing, 1971, p. 112-114. - E 2, E 5 (1962); E 1, E 2, E 5, E 8/D 10, E 11/D 6 (1971). *Laet, Griekse lyriek, 1978, p. 31-32. - E 2, E 5, E 1 en E 8/D 10. *Spiegel, 1988, p. 64-66. - Eerder gepubliceerde vert. van Kuiper, de ‘groepsvert.’ uit Herm., Sissau (gewijzigd). | |
Aanvullende opmerkingW. Hecker (1836) vertaalde 3 stukjes, L. Flam (1951) vertaalde E 2. | |
Minucius Felix(Marcus Minucius Felix; begin 3de eeuw n.C.). Latijns-christelijk schrijver, uit Noord-Afrika. Was retor en advocaat in Rome. Schreef een op Cicero en Tacitus geïnspireerde dialoog Octavius, waarin de | |
[pagina 263]
| |
auteur als scheidsrechter optreedt in een twistgesprek tussen zijn vriend Octavius en de heiden Caecilius. Het christendom wordt als monotheïsme, geloof in de onsterfelijkheid en streven naar zedelijke volmaaktheid voorgesteld. Dit boeiend, goed geschreven gesprek vond vele vertalers. Wij noemen er vier:
*Octavius van Minutius Felix... vertaald, En met noodige aanmerkingen opgehelderd, door M. Gargon, Vlissingen, Willegaerts, 1712. - Herdr.: Amst., Wolffers, 1724. *Octavius van Minucius Felix, bewerkt door H.U. Meyboom (Oud-Christelijke Geschriften..., 44), Leiden, Sijthoff, 1929. *Marcus Minucius Felix, met een Nederlandsche vertaling van P.H. Damsté (Herméneus-Serie, 1), Amst., Paris, 1936. - Tekst en vert. *Brakman, Tertullianea, 1937, p. 72-87. - Vert. en tekst van cap. 20-24. | |
Mnesitheus(4de eeuw v.C.). Grieks arts uit Athene. Lijkt uit de bewaarde fragmenten vooral op het vlak van de diëtetiek actief te zijn geweest.
*Elaut, Antieke geneeskunde, 1960, p. 184-186. - Vert. van 2 fragm. | |
Moschus(2de eeuw v.C.). Grieks dichter uit Syracuse. Op zijn naam zijn 8 gedichten overgeleverd, o.m. uit Bucolica (Herderszangen). Grote twijfels zijn er over de echtheid van enkele stukken, o.m. van Epitaphium Bionis (Lijkklacht om Bion; fragm. 3), dat om chronologische redenen bezwaarlijk het werk van Moschus kan zijn. | |
De vluchtende Cupido (fragm. 1)*Vóór 1924 (hierbij ook de literatoren): J. Cats (1618), G. Kempher (1724), W. Bilderdijk (1779), J.C.v.A. (1782), A. Fokke Simonsz. (1802), G. Dorn Seiffen (1821). *van IJzeren (J.), Moschus' Voortvluchtige Eros, in: Herm., 31 (1959-1960), p. 16. - Opgenomen in: Spiegel, 1988, p. 185. | |
Epitaphium Bionis (fragm. 3)*Vóór 1924 (hierbij ook de literatoren): D. Smits (1740), P. Nieuwland (1783), J.P. Kleyn (1786), G. Dorn Seiffen (1809). *Koster, Verzamelde gedichten, 1903, p. 385-391, en: Koster, Gedichten, 1907, p. 220-225. - Ook fragm. 5 (‘Zee en land’). Beide ook al eerder gepubliceerd. Opgenomen in: Spiegel, 1988, p. 184-185 en 188-192. Fragm. 5 opgenomen in: Muziek, 1944, p. 109-110. | |
Andere fragmenten*Dorn Seiffen, Schoonheden, 1821, p. 20-21. - Vert. van 2 en 6. *Zie onder ‘Epitaphium Bionis’: Koster (fragm. 5). | |
[pagina 264]
| |
Musaeus(5de of 6de eeuw n.C.). Grieks dichter, auteur van het bewaarde epyllion ‘Hero en Leander’, een romantisch verhaal waarvan de stof reeds in de hellenistische tijd bekend was.
*Vóór 1924: anoniem (1591), A. van Nispen (1651), J. Pluimer (1692), A. Fokke Simonsz. (1801), Irneh [= Henri Schadee] (1893). | |
Musonius Rufus(Gaius Musonius Rufus; ca. 30-100 n.C.). Romeins filosoof uit Volsinii van wie dankzij Stobaeus een 40-tal Griekse fragmenten uit referaten bewaard zijn. Daaruit blijken zijn traditioneel-stoïsche opvattingen.
*Jong, Antieke wijsheid, 1952, p. 48-51. - Vert. van enkele fragm. *Eyben (E.)-Wouters (A.), Musonius Rufus: Over de vraag of men zonen en dochters dezelfde opvoeding moet verstrekken (fragment IV). Inleiding, tekst, vertaling en commentaar, in: Lampas, 8 (1975), p. 186-213. Vert. opgenomen in: Eyben, Jong zijn, 1979, p. 21-23, en in: Eyben, Vrouwen, 1992, p. 64 en 69-70. *Eyben (E.), Musonius Rufus: Ook vrouwen moeten filosofie studeren (Fragment III). Inleiding, tekst, vertaling en commentaar, in: Herm., 48 (1976), p. 90-107. - Opgenomen in: Eyben, Vrouwen, 1992, p. 71 en 73. *Eyben (E.), De latere Stoa over het huwelijk, II. Musonius Rufus en Epictetus, in: Herm., 50 (1978), p. 71-94. - Bevat fragm. 12-14 in vert. *Eyben (Emiel), Kinderrijkdom in de Grieks-Romeinse oudheid, in: Kleio, N.R., 8 (1978), p. 114-144. - Met vert. van fragm. 15. |
|