| |
R.
| |
raden,
Jav. id. Oudjav. rahadyan. Het vrouwelijk hierbij is raden ajoe = raden + Jav. ajoe:
mooi.
| |
radja,
Mal. id. van het Skr. raja: koning. Dit hangt samen met een
wortel raj = schitteren.
| |
| |
ramboetan,
Mal. ramboet: haar + an, dus: de harige
(vrucht).
| |
rame-rame,
Javaansche verbastering van het Skr. ramya: plezierig, van
den wortel ram. Zoo heeft men het subst. rama: lust.
| |
| |
rampassen,
Hollandsche afleiding van het Mal. rampas = rooven.
| |
rampokken,
evenals rampokker en rampokpartij, van
het Jav. rampog = met zijn velen te gelijk met lansen op
iets aanvallen. In Midden-Java worden nog steeds bij feestelijke
gelegenheden dergelijke rampokpartijen op den tijger
gehouden. Minder onschuldig zijn ze echter in den zin van: rooftocht van een
georganiseerde bende, waarbij ook flink van vuurwapenen gebruik gemaakt
wordt.
| |
| |
| |
| |
randoe alas,
Jav. randoe: kapok + Jav. alas:
bosch.
| |
rapat,
Mal. id., eigenlijk dicht bijeen, vast aaneensluitend enz., overdrachtelijk
toegepast op wat dicht bijeen of vast aaneengesloten is, hetzij staande,
zittende, liggende, enz., vandaar: raadsvergadering.
| |
rasamala,
Mal. id., volgens Maxwell's Manual of the Malay Language,
pagina 24 van het Skr. surasa uit su:
wel + rasa: geur en mala: krans? Het
eerste gedeelte is duidelijk, want het hout van dezen boom is zeer
welriekend.
| |
ratoe,
Jav. id. - zie
kraton
.
| |
| |
rebab,
van het Perz. rûbab (u = oe): cither,
Arab. rabab.
| |
remboe,
van het Mal. rimba: wildernis.
| |
rentjong,
Mal. rentjoeng: aan één kant schuin of spits toeloopend, in
het Atjehsch reuntjong.
| |
riboet,
Mal. id., eigenlijk: storm. In het Ned.-Indisch spraakgebruik: drukte,
lawaai.
| |
ricksha,
afkorting van het Japansche jinrikisha, samengesteld uit:
jin, man + riki: kracht + sha: rijtuig, letterlijk dus: het door menschenkracht
voortbewogen rijtuig(je).
| |
ringgit,
van het Jav. ringgit = pop. Dit was de benaming van de
Spaansche mat naar de ‘pop’, die er op stond.
| |
† risjes,
ook † ritsjes en nog in Z.A. rissies van
Jav. maritja uit het Skr. marica:
peperstruik - vgl. tjabe.
| |
| |
| |
| |
| |
ropij
met betrekking tot E.-Indië soms gebruikt, is het Hindostani rupiya (Mal. roepijah) van het Skr. rupya = (bewerkt) zilver - vgl. ons ‘gulden’, van goud.
| |
rottan,
mogelijk van het werkwoord (me)raoet = met een mesje
bewerken. Het daarmee bewerkte zou dus heeren raoetan, wat
dan geworden is rotan, volgens onze uitspraak rottan. Hiervan is verder door de Europeanen rottang gemaakt (vgl. oetang van oetan) en hieruit ontsproot het bekende rotting, dat
echter thans niet meer in Indië gangbaar is.
|
|