| |
P.
| |
| |
padri(e),
bewaard in Padri-oorlog (1821-1838) is het Port. woord padre = vader, evenals pater een aanduiding van een
geestelijke. Nog verder dan in E.-Indië, waar padre sedert
het begin der 18e eeuw de beteekenis aangenomen heeft
van dominee, heeft het woord zich ontwikkeld in ons Indië. In de
Menangkabausche landen op Sumatra hebben de Maleiers zelf den naam van Padri(e) gegeven aan de hadji's, die zich in 1813 aan het
hoofd stelden eener beweging, die ten doel had de met den Islam strijdige
adats af te schaffen en de bevolking, desnoods met geweld, te dwingen de
zuivere leer van den profeet te volgen.
| |
pagaai,
volgens V.O.W. rechtstreeks uit het Mal. pengajoeh: korte
schepriem, een etymologie die volgens de E.v.N.I. nog
geenszins vaststaat.
| |
pagger,
van Mal. pagar (Jav. pager), zooals passer van pasar. Het beteekent: heg,
haag, heining, schutting, omtuining. Vroeger had het ook de beteekenis van:
versterkte omheining, zooals blijkt uit De Graaff, Reisen,
p. 198: ‘De Keiser hierop stierde Pangerang Sakker Ningrat... met enige
honderd Javanen na de pagger of vastigheid van Soera
Patti, die de pagger ingenomen hebbende, aan brand heeft
gestoken’. Op dezelfde bladzijde wordt nog gesproken van de ‘Hollandse Pagger’. Een andere beteekenis heeft zich ontwikkeld in
Eng.-Indië, zooals blijkt uit het volgende citaat van 1702 uit Hobson-Jobson: ‘Some other out-pagars or
Factories, depending upon the Factory of Bencoolen’. Vermoedelijk waren
zulke buitenpaggers ook versterkt. Het woord is vroeg verhollandscht, want
dezelfde De Graaff heeft op pag. 192 reeds een werkwoord afpaggeren, de voorlooper van het door Prof. Veth vermelde ompaggering. Bekend is ook de samenstelling paggerkoffie, volgens van Dale: koffie tusschen een pagger
gegroeid!
| |
pait,
Mal. pahit: bitter. Zelfstandig wordt dit gebruikt voor den
bekenden sterken drank. Vaak hoort men een paitje voor:
een bittertje, en ook bestaat het werkwoord paiten en de
samenstelling paitflesch.
| |
pajah,
Mal. id. moeielijk (van werk).
| |
| |
pakean,
soms pakian, is de Bataviasche uitspraak van het Mal. pakajan, van pakaj = kleeden.
Schertsenderwijze wordt ons ‘in pontificaal’ weergegeven door: pakean-deftig.
| |
pala
is van het Skr. phala: vrucht, verwant met phalati: (hij) barst. Van vrucht in het algemeen is de beteekenis
gewijzigd tot den naam van een bijzondere vrucht, misschien de vrucht bij
uitnemendheid: de muskaatnoot, Skr. jati-phala.
| |
| |
| |
palang pintoe,
Mal. palang: sluitboom + pintoe:
deur.
| |
palankijn
wordt door Prof. Veth nog altijd beschouwd als ‘de Indische draagstoel,
toegerust met een verhemelte en gordijnen’ naar aanleiding van Haafner's Reize in een palanquin (1808), wiens berichten loopen over
de bezittingen der O.I. Compagnie in Hindostan en Ceylon. Maar het woord
leeft hier nog enkel voort als afkorting van kareta
pelangking, d.w.z. palankijn-rijtuig, dus wat in Eng.-Indië palkee-garry heet. Evenals de Engelschen in Indië hebben
wij het aan hun palankeen en palanquin
beantwoordende palankijn van de Portugeezen. Zooals Prof.
Veth opgeeft moeten deze vormen terug-gebracht worden tot het Skr. paryanka met den bijvorm palyanka = bed,
rustbed. De n aan 't eind is een Portugeesch toevoegsel,
evenals bij mandarijn. Een tijdlang is palankijn of liever plangki verbasterd tot plankie, dat soms nog gehoord wordt, als ware het een
afleiding van ons woord: plank.
| |
pamor,
Jav. eigenlijk: mengen, gemengdheid, vandaar mengmetaal, speciaal
meteoorijzer.
| |
| |
panghoeloe,
Mal. hoeloe: hoofd, met het voorvoegsel pang, dat gebruikt wordt vóór de namen van betrekkingen, bedieningen,
enz., dus: de man die het hoofd is (der messigit). Een andere vorm is penghoeloe.
| |
panglima
met betrekking tot Atjeh veel gebruikt, is afgeleid van Mal. lima: vijf, bij uitbreiding ‘de vijf’, de hand + het i.v. panghoeloe vermelde pang. Letterlijk
dus: de man van de hand, welke beteekenis overging in die van:
krijgsoverste, aanvoerder.
| |
pangka,
van 't Hindostani pankha, oorspronkelijk: draagbare waaier
gewoonlijk van 't blad van den waaierpalm.
| |
| |
pantjoeran,
Mal. pantjoer: naar beneden spuiten + an.
| |
| |
papaja
komt waarschijnlijk met de vrucht uit Amerika. Zooals uit Hobson-Jobson blijkt, is er een Caraïbisch woord ababai = papaja-boom. Op het eiland Cuba hebben de Spanjaarden
daarvan gemaakt papaya. Eigenaardig noemt men op de
Philippijnen verinlandschte Europeanen ... papaja's.
| |
Papoea
wordt afgeleid van een Mal. werkwoord papoewa: verward
zijn, waarnaast volgens Hobson-Jobson en Littré een poewa-poewa: gefriseerd, bestaat.
| |
| |
pasangrahan,
Jav. pasanggrahan van het Skr. sangraha,
waarin we hebben den wortel grah: grijpen, vatten + sam: samen. Met het voorvoegsel pa en
het achtervoegsel an verbonden beteekent pasangraha-an, waarbij sangraha te nemen is in
den zin van ‘ontvangst’ of ‘beherberging’, dien het woord in het
Oudjavaansch heeft: gebouw bestemd tot tijdelijke ontvangst of opneming van
personen in 's lands dienst, wanneer zij op reis zijn.
| |
paseban,
Jav. id., vroeger verhollandscht tot ‘passeerbaan.’
| |
passer,
vernederlandschte vorm van het Mal.-Jav. pasar, dat de
Javanen | |
| |
echter volgens Prof. Kern (Ind. Gids
1889, p. 1221) waarschijnlijk van de Maleiers hebben. Prof. Veth verklaart
zich tegen de gelijkstelling van dit pasar met het
Perzische bazâr. Yule en Burnell en niet hen andere
geleerden zijn het hiermee niet eens. Vermoedelijk is het in het Maleisch
gekomen door een of anderen Tamil-vorm, nl. pasâr, met den
klemtoon op de eerste lettergreep.
| |
patih,
Jav. id. met de beteekenis van plaatsvervanger, vizier.
| |
patjakker,
verhollandsching van Mal. badjak (Jav. badjag): zeeroover.
| |
patjar tjina,
letterlijk: Chineesche patjar. De plant is uit China
ingevoerd.
| |
| |
patjol,
Mal. patjoel. Hiervan het werkwoord patjollen: met de patjol bewerken.
| |
| |
| |
pelita,
uit het Perzisch dóór het Hindostani. De oorspronkelijke beteekenis van palita is niet: lampje, maar: lont, lampepit, kaars.
Waarschijnlijk is het een omzetting van het Arab. fatîlah,
lont, van den wortel f-t-l: draaien.
| |
| |
| |
pendoppo,
van het Skr. niet genoeg verklaarde mandapa = hal, tempel,
koepel.
| |
peranakan,
Mal. id. van anak: kind, met het voorvoegsel per en het achtervoegsel an. De beteekenis is:
in Indië geboren kind van Arabische, Klingaleesche of Chineesche ouders.
Daar de Arabieren en Chineezen enkel met inlandsche vrouwen kunnen trouwen,
heeft zich op zeer natuurlijke wijze de beteekenis van ‘halfbloed’ (in een
enkel geval) hieruit ontwikkeld.
| |
perkara,
zie
abis perkara
.
| |
| |
perloe,
Mal. id. is ontstaan uit het Arab. fardl: verplicht, een
woord dat gebruikt wordt voor den vijfden of hoogsten graad van
godsdienstige verplichting. Vandaar de beteekenis: zeer urgent, zeer
noodzakelijk, dringend, enz.
| |
pertjoema
is van den stam tjoema uit het Bataviaasch Maleisch met het
voorvoegsel per. Dit tjoema is het Tamil
tjoemmâ: vergeefsch. In Holland is dit reeds
verbasterd tot voor tjomme = om niet(s), zooals blijkt uit
van Hulzen, De man uit de slop en uit A. Reyding's Wereldroes, p. 151: ‘En als je een beetje op de hoogte was
van den toestand van den werkman... Heusch, die menschen werkten zich dood
voor "tjomme"...’
| |
pesantren,
Jav. id. uit santri met pe er vóór en an er achter: plaats, waar de santries samenzijn.
| |
pesoeratan,
van 't Mal. soerat: brief met het voorvoegsel pe en het achtervoegsel an.
| |
petassan
is naar men vermoedt een inlandsche verbastering van het Engelsche petards.
| |
peté,
Mal. petaj, Jav. pete.
| |
| |
| |
petiman,
van het Chineesche tim met pe er voor en
an er achter: plaats (hier pot), waar het ‘timmen’
gebeurt.
| |
petinggi,
Jav. id. van tinggi hoog.
| |
petjoe(k),
Jav. id., eigenlijk een zwarte watervogel. Overdrachtelijk toegepast op de
donkerste soort van serani's.
| |
pidjitten,
van het Mal. en Jav. pidjet, knijpend masseeren. Hiervan
weer het znmw. pidjitster. De spelling in de Nederlandse Woordelijst nl. piedjitten geeft de
uitspraak veel beter weer dan Prof. Veth's pidjetten.
| |
piekeren,
zooals de Nederlandse Woordelijst terecht geeft en niet ook
pikkeren (V.O.W.) is van het Mal. pikir, dat het Arab. fikr: gedachte
vertegenwoordigt. Reeds spreekt men van bepiekeren en gepieker.
| |
| |
pikol,
Mal. pikoel: dragen, als znmw.: wat één man dragen kan.
Hiervan is afgeleid pikoelan: draagjuk en het werkwoord
pikoelen of pikelen: op de schouders
dragend vervoeren.
| |
| |
| |
piso raoet,
Mal. piso: mes, oorspronkelijk Chineesch pisau + Mal. raoet: snijden, stam van meraoet = met een mesje bewerken.
| |
plan-plan,
verdubbeling van het uit Mal. pelahan verbasterde plan.
| |
plok,
dat zeer Hollandsch lijkt, vooral als verkleinwoord - plokje - is een verbastering van het Mal. peloek:
omhelzen.
| |
plonko,
Jav. plongko, eigenlijk: bont met groote witte vlekken.
| |
| |
poekoel ampat,
letterlijk: vier uur, van Mal. poekoel: slag en id. ampat: vier.
| |
| |
poerie,
van 't Jav. id. uit het Skr. puri: binnengedeelte van een
paleis of burcht.
| |
| |
poetrie,
Skr. pûtrî, vrouwelijk van putrá: zoon.
In het Jav. heeft deze beteekenis van ‘dochter’ zich gespecialiseerd tot die
van: vorstendochter, prinses.
| |
poewasa
is zeer merkwaardig als zijnde een Sanskrit woord, dat in den Islam gebleven
is. Het komt van vas (letterlijk ons was
van het werkwoord wezen), dat beteekent: op een plaats
verblijven. Met het voorvoegsel upa verbonden wordt het:
blijven bij, wachten, ophouden met (eten), vasten.
| |
pohon merah,
van 't Mal. pohon: boom + Mal. merah:
rood.
| |
pohon tjat,
van 't Mal. pohon: boom + Mal. tjat = het
Chineesche tjet: verf.
| |
polowidjo,
Jav. id. uit Skr. phala: vrucht + Skr. wîja zaad.
| |
pompelmoes
kan niet met zekerheid nagespeurd worden. Het is vermoedelijk, volgens een
hypothese van Prof. Kern, een ineenschuiving van twee woorden nl. pompoen en limoes, dat in het Oudjav.,
in 't Maleisch en in het Lampongsch voorkomt. Wat | |
| |
de vorming
betreft, kan men het dus vergelijken met het Engelsche chemiloon uit chemise + pantaloon. De door Littré gegeven afleiding uit het Tamil is te
verwerpen, daar een woord als bambolimas in die taal
volstrekt onmogelijk is.
| |
pondok,
Mal. id., misschien het Arab. fondok: hotel = het Grieksche
pandokeion?
| |
pongo,
uit een der talen van Borneo.
| |
| |
poppie kosong,
van 't Mal. poppie uit het Nederlandsche pop + Mal. kosong leeg, dus letterlijk leege pop,
daar de mannequins hier gewoonlijk van rottan vervaardigd zijn.
| |
potongen,
van Mal. potong: afsnijden. Overdrachtelijk: korten,
inhouden, verminderen (van traktement, enz.).
| |
pradjoerit,
van het Jav. djoerit: oorlog, met de persoonsaanduiding pra als voorvoegsel, dus: man des oorlogs, soldaat.
| |
prang sabil,
Mal. perang: oorlog + Arab. sabîl: weg
(tot Allah), dus = oorlog langs godgevalligen weg, heilige oorlog.
| |
prauw,
Mal. prahoe, blijkbaar hetzelfde woord als het Tamil padawu, bijvorm van padagu, hoewel de
etymologie onzeker is, zoodat het Maleisch, of liever het Javaansch wel het
oorspronkelijke zou kunnen zijn. Prof. Kern houdt het Jav. parahu voor een afleiding van rahu =
Dracontomelon, van welk hout prauwen gemaakt worden.
De eigenlijke Maleische vorm van rahu moet dahu geweest zijn; 't Jav. prahu moest dus in
het Mal. p(a)dahu geweest zijn en hieruit verklaart zich
het Tamil padawu.
| |
Preanger,
eigenlijk het Soend. prijangan = het verblijf van de jang (per + jang + an)
of goden.
| |
prentah,
Mal. parentah, bevel. Soms verbasterd tot printa, maar enkel in de spreektaal.
|
|