Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland
(1910)–F.P.H. Prick van Wely– Auteursrecht onbekendO. | |
opiumis evenals amfioen een afstammeling van het Grieksche opion, het verkleinwoord van opos: sap (vgl. heulsap), dat verlatijnscht opium werd. Reeds in 70 na Chr. maakt Plinius er melding van, hoe de vader van Licinius Cecinna door middel van opium een eind aan zijn leven maakte (Hobson-Jobson, p. 641). De Perzen maakten er afjoen van, wat in het Mal. en Jav. overging als apioen of apjoen (naar de Arab. uitspraak affion). Linschoten (1598) onderscheidt nauwkeurig de twee vormen. Zooals blijkt uit V.O.W., p. 73 vindt men op p. 98 van zijn Itinerario: ‘het amfion, also ghenaemt van de Portugesen; van de Arabyrs, Mooren en Indianen affion’. Hieruit besluit Prof. Veth, dat de in ons woord ingevoegde m van Portugeeschen oorsprong is, in welke taal men naast opio ook anfiâo (ongeveer = amfion) aantreft. Dit opium is thans bij de Europeanen in den Indischen archipel het gewone | |
[pagina 331]
| |
woord, ook in de administratieve taal, en niet amfioen, zooals het Leidsche Woordenboek opgeeft. Niemand zegt hier amfioen schuiven of amfioenkit, -pacht, -schuiver, enz. | |
opiumkit,samenstelling van opium, q.v. + kit. Dit laatste vindt men in Dozy's Oosterlingen afgeleid van het Joodsche woord kissé, dat in het Oude Testament de deftige beteekenissen heeft van: zetel, troon, zelfs troon Gods. Bij de Rabbijnen is echter bait ha-kissé (= huis van den zetel) reeds: heimelijk gemak en sedert is de beteekenis al meer en meer verloopen. In zijn Das deutsche Gaunerthum geeft Avé-Lallemant voor kitt o.a. op: Haus, Krughaus, Herberge, Bordell. In de laatste beteekenis komt het in Holland voor. | |
opiumschuiver,afleiding van opium schuiven, niet, zooals de vroegere beteekenis was: opium kauwen of eten, maar: opium rooken. Uit de omstandigheid, dat de opium vroeger gegeten werd, is toch misschien dit ‘schuiven’ te verklaren. Dr. F. de Haan ziet er een verhollandsching in van het Italiaansch bargoensch scuffiare = het Fransche bâfrer: met gulzigheid eten. Ofschoon de opium langzamerhand op andere wijze genoten werd, kon het wóórd blijven voortbestaan. Dit is in elk geval aannemelijker dan met Prof. Veth ‘schuiven’ af te leiden van het ‘schuifelend’ geluid bij het krachtig inzuigen van den rook der opiumpijp. | |
orang,Mal. id. Dit woord is ook reeds in de Hollandsche spreektaal doorgedrongen, waar men reeds hoort: een vervelende orang, een onmogelijke orang. Zelfs komt het voor in den Franschen boulevard-roman En bombe! van Willy, p. 147: ‘je consentirai à ce que Toby chien lise les oeuvres complètes de l'orang Tailhade’. Hier is het echter de verkorting van orang oetan(g). | |
orang oetan(g),Mal. orang mensch + oetan = bosch, dus: bosch-mensch. De oorsprong van dezen naam voor den mawas schuilt volgens Prof. Veth in het duister, daar de Maleiers hem wel aan wilde, in de bosschen levende menschen, maar nooit aan een soort van apen geven. Hierbij teekent Prof. Kern in zijn bespreking van Uit Oost en West aan, dat, al mogen de Maleiers thans dien naam niet meer aan zekere apen geven, zij dit vroeger wél deden, want dat alléén van Maleiers de Javanen hun wrangGa naar voetnoot1) -oetan kunnen overgenomen hebben. Dat de Javanen geen eigen woord voor het dier hadden, verklaart zich vanzelf: het is op Java niet inheemsch. | |
[pagina 332]
| |
|