Ideën VII
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij1233.Reeds jaren geleden heb ik er op gewezen hoe het horror vacui der oude natuurkundigen zich ook in het zedelyke alom openbaart. (144, 464.) Men behoorde van deze eigenschap der dingen gebruik te maken in de opvoeding. De ziel heeft 'n opzuigend vermogen. Men houde haar gezond voedsel voor, en ze zal versmaden wat vuil is omdat ze dan daarvoor geen ruimte heeft. Deze eenvoudige waarheid is zoowel van toepassing op meeningen als op smaak.
Meeningen. In myn jeugd was het geloof aan spoken nog algemeener dan nu, of liever het getal spoken waaraan de meesten geloofden, was grooter. Wie voor verstandig wilde doorgaan bepaalde zich by de officieel-erkenden, en stond dus op dit punt ongeveer op de hoogte van 't budjet van ‘Eeredienst.’ De zoodanigen geloofden met aan kaboutermannetjes of heksen, maar de Sybille van Endor in Samuel XXVIII was 'n respektabel persoon. Toovenaars bestonden er niet, maar dat Mozes z'n stok kon omgoochelen in 'n slang, was de zuivere waarheid. Met waarzeggery hield men zich niet op, maar de voorspellingen in de Schrift mochten en moesten voor | |
[pagina 116]
| |
heilige zaken gehouden worden. Wanneer de meid kwam vertellen dat de kat zure augurken gediefd had, vond ze geen geloof, want: ‘dit streed tegen de natuur der katten.’ Maar 't streed niet tegen de natuur van hongerige leeuwen, dat ze Daniel spaarden. Of liever tegen die natuur streed het wel eenigszins, maar... 't klopte met ‘Eeredienst.’ Over zoo-iets kan gepreekt worden, wat niet het geval was met die wonderkat van de meid. Ziedaar 't kriterium der grenzen tusschen dom bygeloof en ‘geloof’ dat... niet dom is, gelyk ieder uit het voorafgaande zonder verdere toelichting kan opmaken.
Niet officieel-erkende spoken, als daar zyn: geesten in wit gewaad en met rammelende ketens, draken, duiveltjes, enz. hadden alzoo geen toegang tot de huiskamer van dezulken die zich verhieven boven 't pover ‘standpunt van hun tyd.’ En om daarvan goed te doen blyken, werd het bestaan van die spoken gedurig uitdrukkelyk ontkend. Men verzekerde, betoogde en bewees aan de kinderen ‘dat er geen spoken waren.’ Het woord bewyzen drukt meer uit dan ik bedoel, want by elk vertelsel waarin zekere schrik-inboezemende verschyning ten-slotte werd opgehelderd uit natuurlyke oorzaken, legde zich 't kind de vraag voor, of zoo'n nuchtere uitlegging van 't schynbaar ongewone, altyd van toepassing wezen zou? Juist die eeuwige stryd tegen spoken deed aan spoken denken, en alzoo onderging de fantazie voortdurende opwekking, en ze had by de daardoor verzwakte zenuwen vry spel.
Ouders en opvoeders die dit inzagen, kozen een anderen weg. Zy behandelden 't aanlokkend vraagstuk niet, en trachtten alzoo die verderfelyke zaak te vernietigen door gebrek aan voedsel. Oppervlakkig beschouwd, had deze methode veel voor zich, en zou misschien tot goede gevolgen geleid hebben, indien zy in-allen-opzichte uitvoerbaar geweest ware. Niemand is onbeperkt meester over de indrukken die zich tot het kind 'n weg weten te banen, en zeer dikwyls bedierven dienstboden of kameraadjes het goede dat door volslagen onthouding zou kunnen te-weeg gebracht zyn. En ook waar dit niet het geval was, leverde het geloofs-onderricht ruime stof tot bederf. De zonderlinge vertellingen over 'n Opperwezen, de wonderbaarlyke daden der zoogenaamde godsmannen, de eeuwige stryd met den Duivel, de rol die er in 't Nieuwe Testament door legioenen demonen gespeeld wordt, dit alles leidde, noopte, noodzaakte tot het geloof aan spokery. Neen: dat alles wàs en is spokery!
Het uitroeien van deze pest kan niet geschieden door ont- | |
[pagina 117]
| |
houding. Het kind slaat geen boek op, zonder iets te vernemen van dien God met toebehooren. In kinderverhalen met ‘zedelyke strekking’ naar 't heet, speelt die God de rol van den oom uit Amerika. Christiaan die 'n glas gebroken had, mocht niet liegen ‘wyl God het ziet.’ De regen getuigt van ‘Gods goedheid. Zonneschyn... idem. Donder en bliksem van z'n ‘grootheid.’ Moordenaars en dieven worden gepakt ‘omdat God de misdaad niet ongestraft laten wil.’ In oorlogstyd vecht God dapper mee, en weleens tegen zichzelf: Dieu tegen Gott, God tegen Allah, enz. In troonredenen wordt-i belast met het ‘vruchtbaar-maken’ der werkzaamheden van praat-kollegies... 'n moeielyk stuk! Ga naar voetnoot* Kortom, het kind doet geen stap in de maatschappy zonder iets van dien God te vernemen. 't Is dus ouders en opvoeders onmogelyk deze spokery uitteroeien door onthouding.
Het is hierop dat ik den afkeer van leegte wilde toegepast zien, die in de gewone fysika door onze natuurdocenten als verklaringsfrase is afgeschaft. Men vulle het kind met kennis, men make hem gewoon aan begrypen (462) en weldra zal 't hem stuiten hem aantenemen dat, met z'n weten en begrip in-stryd, zoowel miskenning van z'n oordeel wezen zal, als 'n beleediging van z'n smaak. |
|