Ideën VI
(1878)– Multatuli– Auteursrechtvrij1093.Er bestaan ambachten, bedryven, beroepen, bekwaamheden, jazelfs wetenschappen en kunsten, die geen andere reden van bestaan hebben, dan gebreken in de inrichting onzer Maatschappy, of in onze zeden. Sommigen zelfs leven indirekt van ondeugd, jazelfs van misdaad. Zou hierin misschien 't kriterium liggen van 't bekende ‘nuttig zyn?’ Aangenomen dat het rooken 'n verderfelyke gewoonte is - en ik geloof dit - zouden dan daarom sigarenmakers of tabaks-‘fabrikanten’ behooren onder de nietnuttige leden der Maatschappy? Ik heb reeds betoogd dat deze redeneering geen steek houdt. Rechtsgeleerden en Rechters immers leven van twist en misdaad, en kunnen dus niet gemist worden zoolang misdaden en 't verschil van gevoelen over 't myn en dyn, niet uitgeroeid zyn. Toch is 't van hooger standpunt beschouwd plicht, de gronden waarop zulke onmisbaarheid berust, tot 'n minimum te beperken. Hoe minder behoefte aan rechtspraak, hoe beter. In-stede daarvan ziet men gedurig dergelyke oorzaken van onmisbaarheid - zelfs de factice - uitbreiden, en dit keur ik af. Als voorbeeld wees ik reeds op de geldwisselaars die zoo'n parazietische rol spelen, en geheel overbodig wezen zouden als er 'n internationale munt was ingevoerd. De hieromtrent bestaande toestand wordt vry duidelyk gekenschetst door 'n duitsch spreekwoord: ‘liever ééns bestolen dan zevenmaal gewisseld!’ Zyn zulke wenken beneden de aandacht der Staatslieden die invloed uitoefenen op de belangen van Europa? Wachten ze op revolutien of 'n verhandeling van Stuart Mill Ga naar voetnoot* om intezien dat men de algemeene welvaart niet be- | |
[pagina 38]
| |
hoorde te wryven en te schuren langs 'n rasp? De verregaande slordigheid waarmee groote belangen worden verwaarloosd, steekt treurig af by de kleingeestige quasi-diepzinnige uitpluizery van byzaken. Men brengt wetenschap te-pas, waar ze niet noodig is - en dus schade veroorzaakt - en schynt haar te minachten waar ze licht geven kon. De geologie leert dat onze aarde duizende eeuwen oud is. Dit blyven de Regeeringen ignoreeren, want ze brengen fondsen op hun budjetten om personen te betalen voor 't onderwys in de Mozaïsche scheppingsgeschiedenis die ons bolletje slechts 'n ouderdom toekent van zes duizend jaar. Enz. Enz. Aan den anderen kant roepen zy de ‘Wetenschap’ te-hulp by zaken die niet behoorden te bestaan, en die - al ware dit anders - in-allen-geval moesten kunnen bestaan zonder hulp van geleerde finesses. De ambtenaren by de zoo verderfelyke Inkomende-rechten, hebben - grappig genoeg! - behoefte aan allerlei kennis, vooral aan... scheikunde! Ook de ridder in 318 en 319 was geen byzonder ‘nuttig lid der Maatschappy’ maar hy had dan toch de verdienste, de ‘Wetenschap’ buiten spel te laten by z'n barbaarsheid. 't Spreekt vanzelf dat dezelfde Regeeringen die 't verfoeielyk overblyfsel uit de eeuw der roofridders stempelden tot ‘Wetenschap’ alweer niets van ‘Wetenschap’ willen weten, zoodra die zou moeten worden toegepast op de voedingsmiddelen der burgery. Wie zelf z'n geld maakt, of valsch geld in omloop brengt, of 'n muntstuk besnoeit, wordt zwaar gestraft. Maar wel mag de verkooper van levensmiddelen zyn waar vervalschen. 't Staat hem zelfs vry, gif te leveren. Als algemeen staatkundig principe blyft het de vraag, of bemoeienis van Regeeringswege in dit opzicht gewenscht is? 't Ideaal is... onthouding! Maar voor we genaderd zyn tot | |
[pagina 39]
| |
de toepassing van idealen, zou er nog zeer véél te doen vallen. 't Ideaal eener Maatschappy brengt ook de afschaffing van rechtbanken en gevangenissen mee. Toch zal ieder inzien dat we voors'hands die inrichtingen niet kunnen missen. In-allen-geval dring ik aan op konsekwentie. Waarom wordt er ‘Wetenschap’ aangewend om de hoedanigheid van ingevoerde waren te bepalen, en niet om bakker, wynkooper of bierkroeghouder te beletten hun klanten naar de eeuwigheid te zenden? Ik keur het Amerikaansch systeem - dat ook Leentje bleek aantekleven - geenszins af. ‘Ieder moet uit z'n eigen oogen zien!’ Maar om dit mogelyk te maken, is vereenvoudiging enoprechtheid noodig. De burger behoort gewaarschuwd te worden dat z'n industriele landgenooten 't recht hebben hem te vergiftigen. Hy weet dit niet, en moet het wel betwyfelen wanneer-i 't oog slaat op de zeer geleerde zorg die de Staat draagt voor z'n eigen - d.i. inkomende - ‘Rechten.’ Hoe kan hy op 't denkbeeld komen dat er rottekruid in champagne wezen zou, in 'n land waar de grenzen bewaakt worden door Berzeliussen, Liebigs en Virchows? Vereenvoudiging. Ik las dit woord nooit in de honderde programmen van optredende Ministerien, die my onder de oogen kwamen. Is men bevreesd in zee te steken zonder 't noodig aantal bruggemannen (340, 341) ‘die de nieuwe orde van zaken met hart en ziel zyn toegedaan?’ Ligt er haute politique in 't handhaven van overbodighedens? Wat is dan lage politiek? De kinderachtige neiging om belangwekkend te schynen door jacht op ingewikkeldheid, valt o.a. dagelyks optemerken by de eindelooze verhandelingen over muntstelsels. Eenvoudiger zaak bestaat er niet. Toch vindt men middel - met behulp van de niet zeer ongebruikelyke citaten, natuurlyk! - ook daarby 'n maat van kennis, kunde, wetenschap, geleerdheid, ervaring en... humbug te-pas te brengen, waarmee men, wèl besteed, de maan zou kunnen veroveren. Nu, dit hoeft niet. Maar dat het jammer is, al die hoedanigheden telkens te zien verslonsen aan niemendal, blyft waar. In dit byzonder opzicht - ik spreek van 'n muntstelsel en niet van humbug - heeft ons landje, dank zy Van Hall, niet te klagen, vooral wanneer men de overal bestaande wenschelykheid van 'n algemeen-europeschen muntslag nu eens buiten spel laat. Toch heb ik, ook voor Holland, 'n opmerking die naar ik meen nieuw is en dus wel zal worden afgekeurd.
| |
[pagina 40]
| |
De courante waarde van 'n muntslag kan ten algemeenen nutte, en zonder onevenredig-meerder uitgaaf voor den aanmaak, worden verhoogd door het toevoegen van kunstwaarde en historische beteekenis aan de elk jaar in omloop te brengen stukken.
De ontwikkeling van dit denkbeeld - eenmaal zal 't verwezenlykt worden, en men zal verbaasd staan dat hieraan niet vroeger gedacht is! - zou me afleiden van 't program dat ik me voor dezen bundel heb opgelegd. Wie de moeite neemt over dezen wenk natedenken, wordt uitgenoodigd m'n voorstel te toetsen aan de gissing die ik waagde by 't slot van 1051b, en daarby niet uit het oog te verliezen wat de heer Wintgens over Kunst gezegd heeft. (1050a, vlgg.) |
|