den kant van den
weg, en klaagde over de verbastering der zeden. Toch waren ze nog zoo
héél slecht niet, die zeden, want zie, daar naderde een oud man
die 'n pakje droeg.
- Wat draag je daar?
- Pruimen, krenten en smeerkaarsen, edele heer!
De ridder sloeg den ouden man dood, behandelde de krenten gelyk met
de pruimen, en woog de smeerkaarsen, omdat-i van 'n lid der Tweede-Kamer
gehoord had dat dit overeenkwam met de ‘eerste’ beginselen der
staathuishoudkunde.
Daarop beet-i weer op z'n zwaard, en keek weer uit, en klaagde weer
over de zeden. Maar ten-onrechte. Want daar naderden pruimen, krenten en
smeerkaarsen. Ook waren er menschen by, die de ridder ditmaal niet allemaal
doodsloeg. Hy berekende namelyk dat het beter was ze te dwingen tot dienst. Dit
had-i geleerd uit de eerste Geschiedenis van gezag, in de
Minnebrieven ‘die niet mooi zyn’ naar ik tot
m'n genoegen verneem.
Hy sloeg die menschen niet meer dan juist noodig was om ze te
doordringen van 't gevoel hunner verplichting tot dankbaarheid dat hy ze niet
heelemaal doodsloeg, en dwong hen hem te helpen aan 't bouwen van 'n huis met
dikke muren en hooge torens.
Toen 't klaar was, ging-i op den stoep zitten, en beet, en keek uit,
en klaagde als te-voren.
Maar ditmaal klaagde hy met wat grond. De lieden die pruimen,
krenten en smeerkaarsen verkochten, zagen z'n huis van verre, en kozen 'n
anderen weg. Wel waren ze volkomen overtuigd van 't goed recht des ridders hen
te dwingen tot dienst, en hun de goederen aftenemen die ze voornemens waren
ter-markt te brengen hier of daar, doch ze wilden liever niets te-doen hebben
met dat recht.
Ze hadden 'n omweg gevonden, waar hun slechts de helft van hun waar
werd afgenomen door 'n anderen ridder, die hen overigens ongedeerd liet
doorgaan, ten-eerste omdat-i volk genoeg had, en ten-andere wyl-i begreep dat
iemand die eens was doodgeslagen, niet terug zou komen om op-nieuw pruimen,
krenten en smeerkaarsen te brengen. En - ziehier een der ‘eerste’
staathuishoudkundige beginselen van dien anderen ridder - ‘men moest den
handel niet belemmeren.’
't Scheen dat nu de eerste ridder, die altyd door had zitten byten,
uitzien, en klagen over verbastering van zeden, eensklaps op zyn beurt 'n
‘eerste’ beginsel zoog uit z'n zwaard.