Ideën V
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 14]
| |
1047d.Met het aanroeren van taalkundige opmerkingen stel ik me slechts ten-doel daarop de aandacht te vestigen van dezulken die zich geroepen voelen en gelegenheid hebben die ryke myn van kennis te ontginnen. Ook houd ik me daarby slechts dan 'n oogenblik op, wanneer deze of gene opmerking me toeschynt in-verband te staan met zielkunde. Toch zou 't me leed doen, oorzaak te zyn van 'n vergissing, al betrof die dan ook maar 'n zaak van ondergeschikten aard. Het is daarom dat ik even terugkom op 't woord gamin. Ik bedoelde geenszins dat de uitdrukkingen gemeen of gemein - de Romeinen hebben daaraan in hun communis den gebruikelyken staart aangezet - duitsch wezen zou, hetzy dan hoog- of nederduitsch. Dat woord is ouder dan een der thans bestaande litteratuur-talen, en van denzelfden - keltischen? - wortel als al de uit com, cum, con, sun, syn, sym, voortgesproten woorden. Men vindt dien in komen, kamer, zimmer, Cambre, Sikamber, Cimber of Kimber, Kennemer, Kameraad, zamen, samt, ja tot in 't maleische sama en 't hebreeuwsche Sanhedrin toe. In dezen zin alzoo, behoort deze klank, die in 't algemeen ver-zam-eling aanduidt, tot geen byzondere thans bestaande taal. Doch deze res nullius is in de beteekenis die we thans hechten aan 't woord ‘gemeen’ het eigendom der duitsche talen geworden, en eerst sedert korten tyd door de Franschen als 'n parysche specialiteit geannexeerd. Ze gebruiken die zonder daarvan den zin te verstaan, zooals ze gewoon zyn. Stipt filologisch gesproken, behooren idiomen als, byv. het fransch, het engelsch en al de romanische talen, niet tot den kring van de wysgeerige taalstudie waarop ik in deze nummers meer bepaald het oog heb. Dat ook elders de zin der woorden grootendeels te-loor ging, is waar. Maar in talen als, byv. het fransch, bestaat die zin in 't geheel niet meer. De dubbele invloed der Kerk als leermeesteresse en heerscherin, heeft het begrypen der uitdrukkingen die men bezigde, tot 'n onmogelykheid gemaakt. Het volk moet zich vergenoegen met 'n verzameling van klanken, waaraan men overeen gekomen is luk-raak 'n soort van beteekenis te hechten, zonder de minste zekerheid dat hoorder en spreker 't over die beteekenis eens zyn. Een aardig voorbeeld daarvan levert Molière, die 'n blyspel heeft geschreven, waarin 'n misanthrope de hoofdrol heet te vervullen. Wie nu weten wil wat dan eigenlyk niet 'n menschenhater is, moet dat stuk lezen. Maar de Franschen nemen 't zoo nauw niet. Een knorrig man, 'n | |
[pagina 15]
| |
lastige bediller, 'n spelbreker, 'n onbeschofte bemoeial, en 'n misanthrope... dat alles komt voor hen zoowat overeen uit. Welken invloed zoo'n slordigheid in terminologie op kennis en wetenschap heeft, kan ieder begrypen. Het spreekt immers vanzelf, dat 'n natie die zich vergenoegt met zulke gebrekkige benamingen voor de onderwerpen die ze behandelt, evenmin geschikt is tot juiste beoordeeling, als begeerig om tot juistheid van oordeel te geraken. Dit geeft oppervlakkige denkers. Wie niet door de eischen eener taal gedwongen wordt tot het streven naar stiptheid in uitdrukking, of wie zich in 't zoeken naar hulpmiddelen daartoe, gedurig bedrogen vindt, omdat z'n taal hem die hulpmiddelen niet leveren kan, is wel genoodzaakt zich te schikken in vage onbestemdheid. Hy is onbekwaam tot ‘oordeel des onderscheids’ in gelyke mate als hem de middelen ontbreken ons dat onderscheid bondig te bepalen. Een Franschman is even onmachtig om de psychologische beteekenis van menschenhaat in 't algemeen te vatten, als z'n taal om de benaming te leveren voor dien treurigen toestand van de ziel. Hieruit vloeit voort dat dezulken - natiën zoowel als individuen - zich weldra aan niet-begrypen gewoon maken (462) en dan wordt het allermoeielykst tot 'n betrekkelyke helderheid van denkbeelden te geraken, en wel in de eerste plaats omdat men daartoe geen begeerte voelt. Reeds in de noot op 268 wees ik op den invloed dien de wyze van uiting op 't begrip heeft. Die invloed is wederkeerig. Spraak en intelligentie wisselen in dit opzicht gedurig van rol. En dit zal dan ook wel de reden zyn, waarom we in ons gemeenzaam Hollandsch, het woord ‘stom’ ‘mutus’ vry algemeen hooren gebruiken als gelykbeteekenend met dom, of zelfs met de overtreffende trap van die zeldzame eigenschap. We zien hierin alweder, hoe de levende taal de geschrevene te-boven gaat in psychologisch belang, daar men in geen litterarisch woordenboek, 't woord stom door stupidus zou verklaard zien, waarmee het toch - ook zelfs etymologisch - zoo nauw verwant is. Wie alzoo uit en door Taal, meer en iets anders leeren wil, dan juist noodig is om als kellner of reizigersgids geplaatst te worden, behoort zulke woordenboeken met omzichtigheid te gebruiken, en zich toeteleggen op de studie der Natuur. Zy en zy alleen is de ware artis et scientiarum magistra. Een der hoofdeigenschappen die haar zoo geschikt maken tot leermeesteres, bestaat in haar algemeenheid. Ze verdeelt | |
[pagina 16]
| |
niet, en rangschikt niet. (158) Ze levert alle onderwerpen tot studie, in één voorwerp niet alleen, maar drukt door zoo'n enkel voorwerp in-ééns alle gevolgen uit, die door tallooze oorzaken van schynbaar verschillenden aard werden voortgebracht. Er bestaat, byv. geen tak van menschelyke kennis - ‘tak van kennis’ is 'n leerlingswoord! - die niet zou te-pas komen by 't verklaren van de drie latynsche nomina, waarmee de vorige alinea eindigt. Latyn? Nu ja, zooals gamin fransch is. In zeer hoogen zin mogen wy aannemen dat èlke oorzaak even gewichtig is als elke andere. Het afsnyden van 'n bloemknop belet het ontluiken. Maar dit zou even goed zyn tegengegaan door welke andere stoornis ook, in den loop der gebeurtenissen die op 't voortbrengen van dien knop uitliepen. Van lager standpunt echter bestaat er wel verschil in rang tusschen de oorzaken. En vooral is dit het geval, wanneer we dien rang laten afhangen van ons waarnemingsvermogen. De uitdrukking: deze of gene oorzaak is de belangrykste, beduidt dan dat ze ons 't meest in 't oog valt. En nòg iets bepaalt de voorkeur waarmee wy de een of andere voorafgaande gebeurtenis met onze aandacht vereeren, en tot faktor uitroepen. Het is de meer of mindere vermakelykheid der gevonden aansluiting tusschen oorzaak en gevolg. We willen dat de symmetrie genoeg in 't oog valle om - liefst na ònze aanwyzing - ook door anderen te worden opgemerkt. Niet echter zóó duidelyk, dat wy de verdienste van 't vinden er by inschieten. En ook waar lang vóór ons door anderen de geleidelyke loop eener zaak werd in 't licht gezet, stellen we aan elk probleem eischen die aan de schoolregels van 'n drama doen denken, en waaruit dan ook die regels zyn voortgevloeid. Vraag eens elken schooljongen, of hem niet de oorzaken van den val der Tarquynen beter bekend zyn, dan van elke andere omwenteling in den Romeinschen Staat? Ze zyn dramatischer, of werden althans door de faiseurs der Geschiedenis dramatischer voorgesteld. De tyrannie, van de regeerende familie - wáár of niet, dit doet er niet toe - de slimme Brutus, de brave Collatinus, de ondeugende Sextus, de kuische Lucretia, de heldhaftige Mucius, de edelmoedige Porsenna - we nemen nu gemakshalve al die gerangschikte fabeltjes voor geldig aan - zie, dit alles loopt als van 'n leien dak, en ook de minst ontwikkelde is er groots op dat-i zoo heel precies weet waarom de Romeinen liever twee konsuls hadden dan één koning. Minder ge- | |
[pagina 17]
| |
noegen zal de gewone onderzoeker vinden in 't nasporen der oorzaken van den val des Westerschen Ryks, omdat die niet zoo ad usum delphini in 'n paar akten zyn saamgeperst. Dit laatste nu doet de Natuur zelden. Of, juister: ze doet het nooit. By al haar dramaas behoort 'n voorspel, en dat voorspel zelf werd voorafgegaan en verklaard door andere dramaas die op hun beurt epilogen waren van iets vroegers. Ze levert 'n cyclus zonder begin of eind. Tot het kunstmatig samenvatten van 't belangrykste uit dat alles - d.i. van wat òns 't meest belang inboezemt - is behalve technische bekwaamheid, ruimte van blik noodig, en nog eenige hoedanigheden meer. Maar, boven alles misschien, is de betrekkelyke vermakelykheid derdifficulté vaincue 'n onmisbaar vereischte. 't Raadsel moet pikant zyn. Gesteld dat we iets lezen van de vermoedelyke ontdekking van Amerika door Yslanders, dan zal ons dit gewis belang inboezemen, doch geenszins zóó verrassen als 't bericht dat er in Canada monumenten gevonden zyn met runische opschriften. Wanneer nu bovendien zulke runen licht verspreiden over 'n geschiedkundig of ethnologisch vraagstuk omtrent zeer oude bewoners van Europa, zou die belangstelling aanmerkelyk toenemen. En ze zou ten top worden gevoerd, indien wyzelf de ontdekkers waren van zoo'n nieuwe bron onzer kennis. Dit is wat ik de vermakelyke zyde van zulke studien noemde. Ik beweer, met terugzicht op deze en dergelyke beschouwingen, dat er geen dankbaarder vak van onderzoek is dan algemeene-taalkunde. Het bestudeeren van wording en ontwikkeling der spraak, samengaande met het toenemen der behoeften en de volmaking der gaven van een pas tot zelfbewustzyn geraakten mensch... het terugbrengen tot oorspronkelyke eenheid - of althans tot eenige weinige nagenoeg synchronistische en zeker geheel syllogistische of soortgelyke eenheden - de toepassing van 't darwinismus Ga naar voetnoot* op 't ontleden van oorzaak en gevolg... het klassificeeren van woorden en uitdrukkingen naar den ouderdom en de soort der lagen waarin ze ge- | |
[pagina 18]
| |
vonden werden... het determineeren van die lagen naar de taalkundige gegevens die men daaruit opdelft... dit alles zou, wèl behandeld, bruikbaarder bouwstoffen opleveren tot de Geschiedenis der Mensheid, dan ooit kan verwacht worden van elke andere wetenschap. Wysgeerige taalkunde is de geologie van 't levende woord. Het oudste monument van Kunst of Nyverheid is jong, en in z'n stomheid onbeteekenend, by vergelyking met de eerste klanken die de mensch opving van de Natuur, en gebrekkig nastamelde met ongeoefende keel. Er was al veel gebeurd, voor men zich waagde aan den eersten medeklinker. En de stam die 't eerst de r duidelyk wist te onderscheiden van de l, heeft in zyn tyd aan 't hoofd der beschaving gestaan! En 't samenstellen! Het vereenigen van twee begrippen tot één woord. Misschien heeft die verbazende nieuwigheid eenmaal rang gehad van hemeltergend doordringen in goddelyke geheimenissen. Wie weet of niet de wysgeer die uitvinder was van 't woord Rust... Neen, brandstapels waren er nog niet, althans niet tot zulk gebruik. We willen hopen dat de man minder moge mishandeld zyn voor de dienst die hy z'n tydgenooten bewees, dan in later jaarduizenden, by zulke gelegenheden gebruikelyk werd. |
|