Ideën I
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij158.Ik wil iets zeggen over humor, en wat daarby behoort. Alle definitien zyn moeielyk. (10, 13) Verbeeld u dat de maanbewoners die geen onderlyf hebben, geen beenen en geen voeten - omdat er geen maanbewoners zyn - verbeeld u dat zoo'n maanbewoner, die als gevolg van 't gemis dier dingen - wellicht ook uit gebrek aan existentie - nooit 'n | |
[pagina 80]
| |
stoel gezien had, u vroeg: wat is by u, aardlingen, 'n stoel? Ik zou 't hem niet kunnen uitleggen. Of, als hy tevreden was met myn uitlegging, zou 't alleen bewyzen dat-i even weinig verstand had van ‘bepalingen’ als van stoelen. Toch kan ik u - nagenoeg altyd - zeggen wat humor is. Humor is 't weergeven van de Natuur, anders niet. Dit is zeer eenvoudig. Maar als 't ingewikkeld was, zou 't primo: niet waar wezen, en secundo: dan had ik 't u niet hoeven te zeggen, want ingewikkelde waarheden zyn van algemeene bekendheid. Zie den man die met z'n kind voor me uit ging te Brussel, en veel andere mannen en kinderen. Humor is 't weergeven van de Natuur. De Natuur-zelf namelyk is zeer humoristisch. Ja, zy alleen is humoristisch, en meer nog, ze is altyd humoristisch. Dat zal ik straks aantoonen. Wat wy humor noemen, is slechts kopy daarvan. Dat weergeven van de Natuur kan geschieden op velerlei wyze. Men doet het in klanken, in kleuren, in vormen, in blik, wenk, gebaar, kortom, we kunnen die Natuur konterfeiten op zooveel manieren als we middelen hebben om 'n indruk meetedeelen. Waarin bestaat nu de humor van de Natuur? In haar domheid in-verband met haar algemeenheid.
Haar domheid. De Natuur is zoo dom als elk ander werktuig dat naar vaste afmetingen, naar bepaalde - neen, naar gegeven - krachten: hakt, snydt, stampt, drukt, heft, draait, maalt, samenstelt, verbryzelt. Zoo'n werktuig is schoon, zegt ge? Ja, als werktuig. Dat is: 't blyft een werktuig, meer niet. 't Is 'n tuig dat werkt, of juister: dat door zekere kracht wordt gedwongen zich zóó te bewegen als noodzakelyk is voor 'n doel dat geheel en al ligt buiten 't bewustzyn van dat tuig zelf. Er zou juistheid liggen in de uitdrukking: 't horloge wordt geloopen. In 'n koperplettery ziet men, onder andere toepassingen van de stoomkracht, 'n groote schaar die voortdurend gaapt en hapt. Als men niets daartusschen steekt, knipt zy de lucht. Doch haar eigenlyke bestemming is koperen platen doorteknippen, dat ze dan ook trouw doet zonder 't minste blyk te geven dat ze 't verschil begrypt tusschen die platen en de lucht. Reik die schaar 'n papiertje toe, ze knipt het. Een boek, ze knipt het. Men kan het haar niet aanzien dat ze onderscheid maakt tusschen 'n taaie preek of 'n onsamenhangende redevoering. Ga verder nog. Ge bezoekt met dames die plettery. De schaar | |
[pagina 81]
| |
knipt... knipt... Dat meisje naast u is achttien jaar. Ze is lief, bevallig, haar middel zoudt ge omspannen... Vat haar hals tusschen duim en vinger van de linkerhand, gryp haar met uw rechterhand by de enkels, houdt haar horizontaal, strek ze vooruit, breng de taille die ge zoo lief vondt... De schaar knipte... knipte lucht, gedurende den tyd dien ge noodig hadt om 't lieve kind optenemen. Breng haar - maar voorzichtig, want als gy de schaar aanraakt zoudt ge u bezeeren - breng haar op 't oogenblik als de beide lemmetten den grootstmogelyken hoek vormen, als de schaar gaapt... Wacht even... deze keer is het te laat... ze sluit zich alweer, en knipt nogeens lucht, die volstrekt geen hinder heeft van 't knippen... Nu is het tyd... nu... juist... daar hebt ge 't! Het meisjen is doorgeknipt. Ge houdt in elke hand 'n helft, en de schaar heeft alweer vyfmaal lucht geknipt met dezelfde onverschilligheid, voor ge tyd hadt die twee helften weer byeen te brengen, en u met het doorgeknipte kind te verwonderen over de werktuigelyke domheid van die schaar, die niet weet wat ze knipt. Zoo dom als die schaar is de Natuur.
De Natuur is algemeen. Haar domheid hebben we gezien in de koperplettery. Om u opmerkzaam te maken op de algemeenheid der Natuur, noodig ik u uit tot 'n bezoek van 't verkoophuis, of beter, van 'n bataviasche toko. Voor niet-indiers moet ik hier even zeggen dat 'n toko staat tot 'n winkel als alles tot niets. Het woord winkel, dat eigenlyk beteekent: inspringende hoek, stamt uit den tyd toen de ruimte tusschen twee uitspringende vleugels van 't een of ander gebouw gebruikt werd tot het verkoopen van goederen. Liefst koos men daartoe kerken, wyl die door den kruisvorm en de uitstekende kapellen de meeste ‘winkels’ vormden. Dit in 't voorbygaan. In 'n winkel verkoopt men iets, een soort van goederen. In 'n toko verkoopt men allerlei soorten, alle goederen, alles. Vraag naar schoensmeer, ham, tandpoeder, muzenalmanakken, domineesportretten, bonhommes, duikelaartjes, schaatsen, rouwlint, aandeelen in 'n schip, of kuitgespen... dat alles levert u 'n rechtgeaarde toko. Zoo'n toko is de Natuur. Zy heeft in haar oneindig magazyn: alles! Lucht, zee, leven, liefde, zwaarte, ziekte, vreugd, schoonheid, karakter, pyn, klank, spoed, traagheid, kracht, | |
[pagina 82]
| |
groei, ontbinding, dood. 't Doet er nu niet toe of ze dat alles teweegbrengt door één middel: beweging, even als 't ons onverschillig is of 't verkoophuis z'n waren ontvangt uit één fabriek. Genoeg, de waren zyn er. Maar in 't groote verkoophuis van de Natuur ligt alles door elkander. De polichinel zit schrylings op den nek van 't bronzen vrouwtje dat haar kind beweent. Napoleon in gips staat tusschen twee spellen kaarten, en 'n flesch konjak is gewikkeld in 'n traktaatje van de afschaffers. Want de Natuur is dom. Ze heeft geen verstand van étalage. Daardoor is ze humoristisch, en wie dat goed nateekent is 't ook. |
|