D.w.z. iets onmogelyks. Een onsterfelyk wezen
kan geen begin hebben. Al wat begonnen is, moet eenmaal eindigen.
De tegen deze waarheid soms aangevoerde stelling dat misschien ons eeuwig
vóórtbestaan 'n onbewuste existentie was, behoeft niet beantwoord
te worden. Wie zóó redeneert, zal zich ter-zyner-tyd met 'n even
onbewuste onsterfelykheid moeten tevredenstellen, 'n onbewust genoegen
dat ik niemand ontnemen wil, mits men 't slechts my niet opdringe als iets
wezenlyks. Het verdient opmerking dat de goede Jezus meer te lyden had van
de Farizeërs dan van de Sadduceën die niet aan de opstanding
geloofden. De onsterfelykheidsleer schynt alzoo niet onvoorwaardelyk
moralizeerend te werken. Dit blykt trouwens uit den toestand onzer geheele
maatschappy die geloovig en... infaam slecht is.