Ideën V
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij1047e.‘De Taal is gansch het Volk’ zeg ik dus de Gentsche Maatschappy na. En ik durf meer zeggen: de taal is gansch de mensheid! Het is dan ook daarom dat ik háár noodig had by 't afwerken van de figuur die ik behandel, van 't stukje mensheid namelyk dat ik ‘Wouter’ doopte. Op gelyke wyze als 't woord Rust ontstaan is door de vermenging van twee ongelyksoortige bestanddeelen, schynt ook de menschelyke ziel zekere hoedanigheid te bezitten, die voortgebracht wordt door twee verschillende soorten van traagheid. Het is de vraag of de aandrift tot arbeiden 'n veroveringstocht is naar den stilstand die daarop volgen zal, dan wel of we neiging voelen tot niets doen, om kracht te samelen tot arbeid. Opmerkelyk blyft het evenwel, dat ook deze dubbele aandrift der ziel zoo duidelyk wordt gekenmerkt in de taal, door 'n tweeledigen klank waarin zich de bestanddeelen van 't woord rust in omgekeerde volgorde vertoonen. Even als we de stoppende, en als 't ware halt-roepende st zagen volgen op den bewegenden r, bezitten we andere woorden, waarin de behoefte wordt aangeduid, na | |
[pagina 19]
| |
stilstand overtegaan tot beweging:
We st... r... ekken, st... r... even, st... r... yden.
Op de algemeene beteekenis van deze behoefte aan stryd, en op haar verband met andere gewaarwordingen, die levensvoorwaarden van 't menschelyk geslacht zyn, heb ik reeds in 517gewezen. We willen nu tot Wouter terugkeeren, om optemerken hoe zich in hem die neigingen openbaarden. |
|