dat de veroveraar Zeus op zyn beurt 'n gelyk lot had
ondergaan, zou voor 'n godslasteraar gehouden zyn. Ook in andere meer moderne
mythologiën...
Maar we willen nu liever dat gebrek aan kritiek, in Woutertje
beschouwen. De deugdzame Genoveva werd op 't laatste plaatje volkomen gelukkig,
en de verrader behoorlyk gestraft. Hoe was er voor de zoo lang verstoten vrouw
geluk denkbaar, aan de zyde van 'n woesteling als de echtgenoot die haar op zoo
ongegronde verdenking in de wildernis jaagde? Wie stond haar borg dat-i niet
straks op-nieuw een dergelyke dollemanskuur aan haar begaan zou? En... vanwaar
bekwamen de kinderen zulke mooie kleertjes? Ze schitterden van kleur en galon.
Wouter zag dit wel, en hy was er wel jaloers op...
Dat was wat ànders dan de afgelegde buisjes en broeken van
Laurens, waarmee hy gedreigd werd door de overleggende moeder!
Nu ja, hy had wel de onburgerlyke weelderigheid van zoo'n
woestynleven opgemerkt, en zich voorgenomen by gelegenheid 'n plekjen
optezoeken, waar 't ongeluk zoo fraai gekleed kon gaan, maar 't kwam hem niet
in den zin, naar de herkomst van zoo'n garderobe te vragen.
Eilieve, 't kind was hierin minder achteruit dan hem volgens z'n
jaren vrystond. By vergelyking met zeer veel volwassenen, had men 't recht
niet, kritische zifting van hem te verwachten. De opmerking is oud, dat de
heldinnen in ridderromans nooit gebrek hebben aan schoon linnen, waschwater of
nagelborstel. Dit hinderde de lezers van die dingen niet, en... ook heden nog
nemen volwassenen volkomen genoegen met de almacht van schryvers, die zich niet
schynen te storen aan de onverbiddelyke eischen van de werkelykheid. De soort
van onmogelykheden die gretig worden aangenomen, verandert by elke periodische
abschnitt van litteratuur-smaak, maar die onmogelykheden zelf blyven
gangbaar, en schynen zelfs niet gemist te kunnen worden. Onze grootvaders namen
volkomen genoegen met 'n ‘eenzaam dal’ waar zich de held of de
heldin verborg met de noodige smart. Belastinggaarders drongen in zoo'n dal
niet door, en ook by 't opmaken van bevolkingstaten sloeg men zulke
schuilplaatsen heel goedig over. Hoe 'n eenzame romanheld het maakte, als de
held uit 'n ander boek 't in z'n hoofd kreeg, zyn dal te kiezen tot
herberg van z'n wereldhaat, of als er eens door 'n samenloop van velerlei
gelyksoortige smart, al te veel eenzaamheden op één punt
by-elkaar kwamen, weet ik niet. We