Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij907.Herhaaldelyk gebruikte ikzelf het door my afgekeurd woord wetten. By de behandeling der eigenschappen van de stof - die tevens de oorzaken zyn van wat we geestelyke en zedelyke indrukken noemen - zyn we wel genoodzaakt dit woord te ontleenen aan onze maatschappelyke verhoudingen. Zoodra 't evenwel aankomt op stiptheid, moeten we acht-geven op 't verschil tusschen willekeurige bepalingen gelyk wy maken, en de onomstootelyke eigenschappen van het zyn. Wy, menschen, maken verordeningen opdat daaruit iets voortkome. In de Natuur daarentegen komt al wat bestaat uit het voorafgegane voort: omdat het daaruit noodzakelyk volgen moet. (517 slot, 575, 839.) Tot deze Natuur behooren zoowel wyzelf, als 't gebied waarop we ons bewegen. 't Is onze taak, en tevens ons voordeel, haar regelen nauwkeurig te leeren kennen, om zoo zelden mogelyk mistetasten in de keus van de middelen die tot ons doel kunnen leiden. Wy moeten de omdat's der Natuur gebruiken om onze opdat's te bereiken, en juist de hiertoe noodige studie is de religie welker beoefening ons door den aard der dingen geboden wordt. De goede uitslag onzer werkzaamheid, doch vooral de geneugten van die studie zelf, zyn de belooning van onze vroomheid. Wie meer eischt, overvraagt. Wie iets anders begeert, is dwaas. En wie andere belooningen toezegt, is... dan slechts geen bedrieger als er voldoende blykt dat-i dom genoeg is om oprecht te wezen in z'n valsheid. Ten-aanzien van de hier bedoelde ‘vroomheid’ beroep ik my alweder op den aantref van 't hoofdstuk: ‘Het tableau’ in de Millioenen-studien. |
|