Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 330]
| |
901.Ik beweerde dat er zooveel bedorven werd door verkeerde opvatting van symbolen. Toch zeg ik niet: ge zult u geen beelden maken. Maar wel dring ik op voortdurende waarschuwing aan: dat het zichtbare slechts onvolkomen voorstelling is van wat de dichter of kunstenaar met zynbeelden bedoelde. Niet alleen vergaten telkens de priesters - voor-zoo-ver ze eerlyk waren - dat het Volk dom is, maar byna zonder uitzondering maakten zy zichzelf tot Volk. En de oneerlyken kweekten uit eigenbelang die domheid aan. Zoodanig misverstand vinden we overal en altyd! De eigenaardigheid van den dichter, om by-wyze-van-spreken persoonlykheid toetekennen aan zaken of indrukken, verleidde de hoorders tot het ernstig personificeeren van de behandelde on- | |
[pagina 331]
| |
derwerpen. Waar 'n volksvoorganger aandrong op 't vereeren van ceres, daarmee bedoelende dat men den landbouw niet verwaarloozen zou, ontwaarde hy weldra dat men z'n raad in den wind sloeg door 't oprichten van tempels waarin poppen geplaatst werden die zekere godin moesten voorstellen. Er werd meer getimmerd, gemetseld, gebeeldhouwd - en vooral gebeden! - dan gewied. In-plaats van mest en zaadkoorn, schafte men zich wierook aan, en de os die goeden dienst had kunnen doen voor den ploeg, werd geslacht in den tempel waar altyd priesters gereed stonden daarvan 't beste te nemen. En dit is alzoo gebleven tot op dezen dag!
Het knielen voor den jehovah, wiens dienst ik zeer hartelyk aanbeveel, bestaat in 't navorschen van zyn wil, d.i. in 't onderzoeken van den aard der dingen. De ware dienaar van dezen God stelt belang in al wat is. Hierin betoont-i z'n vroomheid! Hy haat onmogelykheid, ongerymdheid, leugen. Dit is zyn stryd des geloofs! Hy tracht te doorgronden welken weg 't bestaande langs ging om te worden. Dit is zyn Genesis! Hy voorspelt uit het waargenomene, wat worden zal. Hierin ligt zyn zienerschap! Naar myn innige overtuiging is 't geloof in 'n persoonlyken God, niets anders dan een uit misverstaan voortgesproten misverstand. (552, slot. 772, 779.) |
|