Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij900.'t Is zeer eigenaardig dat in den bybel zelf op zooveel plaatsen, ja byna overal, de ware beteekenis van 't symbool jehovah is bewaard gebleven, of althans overal doorschemert, waarschynlyk zonder dat de priesters zelf, die zich tot steun van hun gezag op dezen klank beriepen, daarvan besef hadden. Men zou 'n lange lyst kunnen maken van al de eigenschappen die aan 'n persoonlyken God worden toegeschreven, en die volkomen van toepassing zyn op de vervoeging van 't werkwooord zyn. Eeuwigheid, Onkreukbaarheid, Alomtegenwoordigheid, Waarheid, Almacht, Alwetendheid... we vinden dat alles in den aard der dingen, in het ???, het alles waarmee de Grieken de Natuur trachtten aanteduiden. Maar by Joden en Christenen zoowel als by die Grie- | |
[pagina 329]
| |
ken zelf, hebben Priesters en Volk dien pan verknoeid tot 'n godje met bokspooten en allerlei zonderlinge attributen. Had misschien 't voorschrift: ‘gy zult u geen gesneden beelden maken!’ de strekking om zoodanige wanbegrippen te voorkomen? Ik wilde dit gaarne gelooven, maar 't valt moeielyk. Een weinigje opheldering van dit verbod zou de zaak aannemelyk gemaakt hebben, en deze opheldering werd niet gegeven. In den mond van den priester die belang had by 't bestaan van 'n persoonlyken god, zou ze dan ook hebben gelyk gestaan met zelfmoord. Mozes, die hoogstwaarschynlyk was ingewyd in de Egyptische mysterien, zag geen kans z'n roeping als Volksleider te volbrengen, zonder dat volk te bedriegen met 'n ‘Heer’ die zich alleen aan hèm openbaarde, en allerlei voorschriften gaf welke hem - mozes zèlf namelyk! - doelmatig voorkwamen.
De Volkeren zyn nòg zoo. Ze willen bedrogen zyn. Ze willen dienen, goddienen...
Waarom dan niet den ryken, grooten, machtigen jehovah aangebeden, hem gediend in geest en in waarheid?
Hy regeert. Hy geeft regen, zonneschyn, wasdom, aan wie ‘onder opzien tot Hem’ ploegen, zaaien en wieden. Hy is 't die in den donder spreekt, en niet minder in 't geruis van de vlietende beek. Niet minder vooral ook in de stilte, vaak duidelyker te verstaan ‘voor wie ooren heeft om te hooren’ dan 't gesproken woord. Hy is de Schepper, de Onderhouder, de Meester van 't Heelal, ‘waarin geen muschje ter-aarde valt tegen zyn wil.’ Hem is de aarde een ‘voetbank zyner voeten.’ Zyn heerlykheid ‘wordt door de Hemelen verkondigd.’ Hy is 't die machtigen verlaagt, en nederigen hoogstelt.’ Hy troont, wy knielen...
Wie de eigenschappen van 't zyn zou willen beschryven, kan daartoe een byna onbepaald gebruik maken van de terminologie des bybels. Byna overal zal men overdrachtelyke waarheid vinden. Zoodra echter schilders of beeldhouwers hun kunst daarop toepasten, waren ze uit armoed van middelen ter uitdrukking, genoodzaakt die beeldspraak door hun poppetjes te bederven. Ga naar margenoot# |
|