Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij772.En toch is 't de vraag, of de betrekkelyke armoede van de taal, de onbekwaamheid van sprekers en schryvers, en 't belang dat velen - onjuist redeneerende, en dus onzedelykerwyze - meenen te hebben by onwaarheid, zooveel dwaling te-weeg brengt, opkweekt en in 't leven houdt, als de vervloekte hebbelykheid van verkeerd verstaan. (523) De dichter van 'n vaudeville of kluchtspel zou al spoedig worden beschuldigd van overdryving, wanneer-i by 't schetsen der niaiserie van 'n lummel in knechtsrol, z'n kleuren ontleende aan de werkelykheid. Het komt trouwens ook in andere opzichten dikwyls voor, dat 'n vermeende charge minder overdreven is dan ze schynt (551, 552) en dat de wereld zelf zich - in háár taal, d.i. door 't feit - belast met het schryven van rollen welker bouffonnerie ons op de planken zou voorkomen als overladen. Waar schryvers in dit opzicht zondigen, is 't gewoonlyk door overdryving als zoodanig. De fout ligt gewoonlyk niet hierin dat er te veel zotterny wordt geleverd, maar de geleverde zotterny is verkeerd geteekend. De Jokrisses en Pierrots op de planken trachten te begrypen. Publiek echter, 't Volk, de Mensheid, is afkeerig van begrip. Men wil bedrogen zyn: vult decipi! De hebbelykheid van verkeerd-verstaan is 'n lievelingszonde, die meer dan elke andere - eigenbelang zelfs niet uitgezonderd - 't streven van den enkele die waarheid verkondigen wil, in den weg staat. | |
[pagina 188]
| |
Hebben zy, die zich sedert eeuwen den vereerenden titel van wysgeer lieten aanleunen - in stoa, tempel-voorhof of akademische gehoorzaal, om 't even - over het algemeen hun plicht gedaan in 't pogen om hoorders en volgelingen van deze noodlottige hebbelykheid te genezen? Neen. |
|